Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU5905

Datum uitspraak2005-11-09
Datum gepubliceerd2005-11-10
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersKG 05/1079
Statusgepubliceerd


Indicatie

[...] 2. De vordering, de gronden daarvoor en het verweer Bij dagvaarding van 5 september 2005 is [eiseres] als derde in verzet gekomen tegen het hiervoor onder 1.9 genoemde vonnis. [eiseres] vordert – zakelijk weergegeven – het derdenverzet tegen het vonnis van 20 april 2005 gegrond te verklaren en dat vonnis te vernietigen. Daartoe voert [eiseres] het volgende aan. [eiseres] is op geen enkele wijze betrokken geweest bij het kort geding dat heeft geleid tot het vonnis van 20 april 2005. Zij is hierdoor in haar rechten benadeeld. Het vonnis dient derhalve te worden vernietigd. Tussen partijen is nimmer definitieve overeenstemming bereikt over de verkoop van de aandelen van [eiseres]. [eiseres] heeft drie met name genoemde makelaars voorgedragen om ten behoeve van de waardering van de aandelen het pand van Sweelinckplein te taxeren. In strijd met de gemaakte afspraken heeft Sweelinckplein een andere makelaar de taxatie laten uitvoeren. Nu Sweelinckplein heeft gehandeld in strijd met de gemaakte afspraken kan [eiseres] niet worden gehouden aan de uitkomst van het taxatierapport en de op basis daarvan vastgestelde waarde van de aandelen. Bovendien is de taxatie thans niet verricht door een erkende NVM bedrijfsonroerend goed makelaar en kleven er ook anderszins de nodige gebreken aan het taxatierapport. Een en ander betekent dat geen sprake is van verzuim van haar zijde als bedoeld in artikel 17 van de statuten, zodat Sweelinckplein niet bevoegd was om op de voet van die bepaling – en door middel van een uitsluitend tegen de notaris gerichte vordering in kort geding – de levering van de aandelen af te dwingen. [...]


Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE sector civiel recht - voorzieningenrechter Vonnis in kort geding van 9 november 2005, gewezen in de zaak met rolnummer KG 05/1079 van: de besloten vennootschap [eiseres], gevestigd te ‘s-Gravenhage, eiseres, procureur mr. H.J.A. Knijff, advocaat mr. D.J.P. van Barneveld te Zwolle, tegen: 1. de besloten vennootschap Sweelinckplein Houdster B.V., gevestigd te ’s-Gravenhage, 2. notaris [gedaagde sub 2], wonende, althans kantoorhoudende te ‘s-Gravenhage, gedaagden, gedaagde sub 1 procureur mr. M.C.J. Jehee, gedaagde sub 2 procureur mr. W.I. Wisman. Eiseres zal hierna worden aangeduid als [eiseres]; gedaagden als respectievelijk Sweelinckplein en [gedaagde sub 2]. 1. De feiten Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 2 november 2005 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan. 1.1. [eiseres] is – één van de zeven – oprichter(s) van Sweelinckplein. In die hoedanigheid was [eiseres] eveneens aandeelhouder van Sweelinckplein. 1.2. In artikel 14 van de statuten van Sweelinckplein is bepaald dat indien een aandeelhouder een of meer aandelen wil overgedragen, zij deze dient aan te bieden aan de andere aandeelhouders die alsdan een recht van voorkeur tot koop hebben. In artikel 15.2 is verder het volgende bepaald: “(…) plegen de directie en de aanbieder overleg omtrent de aanwijzing van een onafhankelijke deskundige, die, op alle betrokkenen bindende wijze, de prijs, die gelijk zal zijn aan de waarde van de desbetreffende aandelen, zal vaststellen; tegen de aldus vastgestelde prijs zullen de aandeelhouders hun recht van voorkeur kunnen uitoefenen.” Artikel 17 bepaalt daarnaast dat indien de aanbieder met de levering van de aandelen aan een gegadigde in verzuim is, Sweelinckplein onherroepelijk tot levering is gemachtigd. 1.3. De waarde van de aandelen in Sweelinckplein hangt in hoge mate af van de waardering van de registergoederen Sweelinckplein 45 en Sweelinckplein 46 waarvan de dochtervennootschap van Sweelinckplein (Sweelinckplein Vastgoed B.V.) de juridische eigenaar is. 1.4. Tussen [eiseres] en Sweelinckplein is gecorrespondeerd over de voorwaarden waaronder [eiseres] zijn aandelen zou overdragen aan Sweelinckplein. Bij brief van 27 november 2003 heeft de toenmalige advocaat van [eiseres], mr. I. Janssen, de (toenmalige) notaris van Sweelinckplein, mr. H.P.A. Klapwijk, een voorstel gedaan voor een minnelijke regeling op hoofdlijnen. Van dit voorstel maakt deel uit dat Sweelinckplein uit drie door [eiseres] voorgedragen makelaars, waaronder [werknemer 1] van De Haan Makelaars, één makelaar aanwijst die – ten behoeve van de waardering van de aandelen – de waarde van het onroerend goed van Sweelinckplein zal taxeren. 1.5. Bij brief van 4 december 2003 heeft mr. Klapwijk zich namens Sweelinckplein akkoord verklaard met de namens [eiseres] voorgestelde hoofdlijnen voor een minnelijke regeling. 1.6. In een rapport van 9 februari 2004 heeft [werknemer 2], destijds werkzaam bij De Haan Makelaars, de onderhandse verkoopwaarde van de panden Sweelinckplein 45 en 46 getaxeerd op € 957.000,--. 1.7. De huidige advocaat van [eiseres], mr. Van Barneveld, heeft bij brief van 23 juni 2004 kanttekeningen geplaatst bij het onder 1.5 bedoelde taxatierapport. Mr. Van Barneveld heeft er in voornoemde brief onder andere op gewezen dat niet het standaard model taxatierapport van de NVM is gebruikt, niet vermeld is welke referentiepanden voor het bepalen van de huurprijs per m2 zijn gebruikt en er geen rekening is gehouden met de waarde van het pand als woonruimte (onder aftrek van eventuele verbouwingskosten). Verder heeft [eiseres] er bezwaar tegen gemaakt dat niet [werknemer 2] maar [werknemer] als taxateur is opgetreden. 1.8. Bij brief van 5 augustus 2004 heeft mr. Van Barneveld [gedaagde sub 2], die de behandeling van de zaak inmiddels had overgenomen van mr. Klapwijk, bericht dat [eiseres] zich zal verzetten tegen (gedwongen) overdracht van haar aandelen op de voet van artikel 17 van de statuten. 1.9. Op vordering van Sweelinckplein is [gedaagde sub 2], bij vonnis van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 20 april 2005 (rolnummer KG 05/309), veroordeeld om binnen 5 dagen na de betekening van dat vonnis de notariële akte betreffende de overdracht van de aandelen van [eiseres] aan de overige aandeelhouders van Sweelinckplein te passeren. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. [eiseres] was geen partij in de procedure die tot voornoemd vonnis heeft geleid. 1.10. Bij notariële akte van 6 juni 2005, verleden door [gedaagde sub 2], zijn de aandelen van [eiseres] overgedragen aan de overige aandeelhouders van Sweelinckplein voor een bedrag van in totaal € 10.229,50. Op dezelfde datum is [eiseres] hiervan op de hoogte gesteld. 2. De vordering, de gronden daarvoor en het verweer Bij dagvaarding van 5 september 2005 is [eiseres] als derde in verzet gekomen tegen het hiervoor onder 1.9 genoemde vonnis. [eiseres] vordert – zakelijk weergegeven – het derdenverzet tegen het vonnis van 20 april 2005 gegrond te verklaren en dat vonnis te vernietigen. Daartoe voert [eiseres] het volgende aan. [eiseres] is op geen enkele wijze betrokken geweest bij het kort geding dat heeft geleid tot het vonnis van 20 april 2005. Zij is hierdoor in haar rechten benadeeld. Het vonnis dient derhalve te worden vernietigd. Tussen partijen is nimmer definitieve overeenstemming bereikt over de verkoop van de aandelen van [eiseres]. [eiseres] heeft drie met name genoemde makelaars voorgedragen om ten behoeve van de waardering van de aandelen het pand van Sweelinckplein te taxeren. In strijd met de gemaakte afspraken heeft Sweelinckplein een andere makelaar de taxatie laten uitvoeren. Nu Sweelinckplein heeft gehandeld in strijd met de gemaakte afspraken kan [eiseres] niet worden gehouden aan de uitkomst van het taxatierapport en de op basis daarvan vastgestelde waarde van de aandelen. Bovendien is de taxatie thans niet verricht door een erkende NVM bedrijfsonroerend goed makelaar en kleven er ook anderszins de nodige gebreken aan het taxatierapport. Een en ander betekent dat geen sprake is van verzuim van haar zijde als bedoeld in artikel 17 van de statuten, zodat Sweelinckplein niet bevoegd was om op de voet van die bepaling – en door middel van een uitsluitend tegen de notaris gerichte vordering in kort geding – de levering van de aandelen af te dwingen. Sweelinckplein voert gemotiveerd verweer dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken. [gedaagde sub 2] heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de voorzieningenrechter. 3. De beoordeling van het geschil 3.1. Aan haar vordering legt [eiseres] ten grondslag dat zij ten onrechte niet in het eerdere kort geding tussen Sweelinckplein en notaris [gedaagde sub 2] is betrokken, dat zij door het daaruit volgende vonnis van 20 april 2005 in haar rechten is benadeeld en dat het vonnis in verband daarmee ingevolge het bepaalde in artikel 376 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Rv) moet worden vernietigd. 3.2. Sweelinckplein heeft primair betoogd dat [eiseres] door het vonnis van 20 april 2005 niet in haar rechten is benadeeld omdat zij nimmer heeft voldaan aan de statutaire kwaliteitseis voor het aandeelhouderschap. Dit betoog faalt. Of [eiseres] niet voldeed aan deze statutaire kwaliteitseis, [eiseres] heeft dit betwist, kan in het kader van deze procedure in het midden blijven. Immers vast staat dat [eiseres] aandeelhouder van Sweelinckplein is geweest en dat het vonnis van 20 april 2005 er toe heeft geleid, dat haar aandelen buiten haar om ‘gedwongen’ zijn geleverd aan de overige aandeelhouders. In zoverre heeft dit vonnis dus rechtstreeks gevolgen gehad voor de positie van [eiseres] als aandeelhouder. Indien in dit kort geding geoordeeld zou moeten worden dat in het vonnis van 20 april 2005 ten onrechte de conclusie is getrokken dat Sweelinckplein – ingevolge artikel 17 van de statuten – (onherroepelijk) tot levering van de aandelen gemachtigd was, dient dit vonnis vernietigd te worden. 3.3. [eiseres] heeft gesteld dat Sweelinckplein niet gemachtigd was om de aandelen van [eiseres] zonder haar medewerking te leveren aan de overige aandeelhouders, nu [eiseres] niet met de levering daarvan in verzuim was. Voor de beoordeling van deze stelling is van belang of [eiseres] gebonden was aan de waardering van de aandelen op basis van de door [werknemer] uitgevoerde taxatie van de registergoederen Sweelinckplein 45 en 46. 3.4. Tussen partijen is niet in geschil dat het – overeenkomstig artikel 15.2 van de statuten – hun bedoeling was dat zij in onderling overleg een makelaar zouden aanwijzen die het onroerend goed van Sweelinckplein zou taxeren, waarbij Sweelinckplein een keuze diende te maken uit de drie door [eiseres] voorgedragen makelaars. De voorzieningenrechter begrijpt de stellingen van partijen aldus, dat deze makelaar een voor partijen bindende taxatie zou verrichten. Het stond gedaagde daarmee niet (meer) vrij om een andere makelaar, [werknemer], aan te wijzen. Dat [werknemer] destijds werkzaam was op het kantoor van de wel door [eiseres] voorgedragen [werknemer 2] leidt niet tot een andere conclusie. Aangezien [eiseres] uitdrukkelijk [werknemer 2] – en niet diens kantoor – als makelaar had voorgedragen had Sweelinckplein ook moeten begrijpen dat [eiseres] niet (zonder meer) akkoord zou gaan met een andere makelaar, ongeacht of dat een makelaar van hetzelfde kantoor zou zijn. Dat [eiseres] pas na het beschikbaar komen van het taxatierapport voor het eerst heeft geklaagd over de ‘benoeming’ van [werknemer] is niet van belang, nu voldoende aannemelijk is dat [eiseres] eerst toen is gebleken dat het pand is getaxeerd door een niet door haar voorgedragen makelaar. Voor zover benoeming van [werknemer 2] niet mogelijk was – Sweelinckplein heeft gesteld dat hij toen al niet meer bij het makelaarskantoor De Haan Makelaars werkzaam was – had het op de weg van Sweelinckplein gelegen om, dan wel in overleg met [eiseres] te treden, dan wel één van de andere voorgedragen makelaars aan te wijzen. Het voorgaande geldt te meer gelet op het beoogde bindende karakter van het taxatierapport. Onder deze omstandigheden is [eiseres] niet (zonder meer) gebonden aan het door [werknemer] opgestelde taxatierapport. 3.5. Voorts heeft (de advocaat van) [eiseres] kritische kanttekeningen geplaatst bij de inhoud van voornoemd taxatierapport. Of deze kanttekeningen terecht zijn kan thans niet vastgesteld worden. In ieder geval lijkt het taxatierapport – op deze punten – voorshands betrekkelijk summier gemotiveerd en heeft naar aanleiding van de opmerkingen van [eiseres] overleg plaatsgevonden over een hernieuwde taxatie. Partijen zijn het kennelijk echter niet eens geworden over de kosten daarvan. Verder heeft [eiseres] – onweersproken – gesteld dat Sweelinckplein heeft geweigerd om de register-taxateur van [eiseres], Hauser, toe te laten tot het pand. [eiseres] heeft het taxatierapport van [werknemer] dan ook niet aan een second opinion kunnen onderwerpen. Op basis van de vrijelijk beschikbare gegevens met betrekking tot het pand en de omgeving is Hauser niettemin tot de voorlopige conclusie gekomen dat de door [werknemer] getaxeerde waarde aan de lage kant lijkt. Een nieuwe taxatie lijkt dan ook aangewezen. Te meer nu het – gelet op het wederzijdse wantrouwen tussen partijen – van het grootste belang is dat beide partijen vertrouwen hebben in de deskundigheid van de taxateur. Alle omstandigheden in aanmerking nemende is begrijpelijk dat [eiseres] de juistheid van de taxatie van [werknemer] niet bij voorbaat wenst te aanvaarden. De stelling van [eiseres] dat [werknemer] geen (erkende) NVM bedrijfsonroerend goed makelaar is, kan in het licht van het voorgaande verder onbesproken blijven. 3.6. Uit al hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat naar voorlopig oordeel de taxatie van [werknemer] tussen [eiseres] en Sweelinckplein (thans) niet als bindend heeft te gelden. Dat de voorzieningenrechter in het vonnis van 20 april 2005 (voorshands) tot een ander oordeel is gekomen doet hier niet aan af. Nog daargelaten dat dit vonnis tussen andere partijen is gewezen, is als gevolg van de eigen keuze van Sweelinckplein het standpunt van [eiseres] ter zake van de taxatie in die procedure slechts in zeer beperkte mate aan de orde gekomen. Voornoemd vonnis staat dan ook geenszins aan toewijzing van de onderhavige vordering in de weg. 3.7. Nu het ervoor gehouden moet worden dat [eiseres] niet was gebonden aan de taxatie van [werknemer], was hij evenmin gebonden aan de op basis daarvan uitgevoerde waardering van de aandelen door de accountant van Sweelinckplein. Dit betekent dat nog geen sprake was van verzuim als bedoeld in artikel 17 van de statuten. Sweelinckplein was derhalve niet onherroepelijk gemachtigd tot levering van de onderhavige aandelen aan de overige aandeelhouders. Aangezien het vonnis van 20 april 2005 de veroordeling van de notaris betreft om mee te werken aan de overdracht van die aandelen kan dit vonnis – gelet op het voorgaande – niet in stand blijven. De gevorderde vernietiging daarvan zal dus worden toegewezen. 3.8. Sweelinckplein en [gedaagde sub 2] zullen, als de in het ongelijk gestelde partijen, worden veroordeeld in de kosten van dit geding. Dat [gedaagde sub 2] zich ter zake van de vordering van [eiseres] heeft gerefereerd aan het oordeel van de voorzieningenrechter leidt niet tot een andere beslissing. Immers ingevolge artikel 377 Rv kon [eiseres] niet volstaan met het dagvaarden van Sweelinckplein maar diende zij ook [gedaagde sub 2] te dagvaarden. In zoverre kunnen de door [eiseres] gemaakte kosten (jegens [gedaagde sub 2]) dan ook niet als nodeloos gemaakt aangemerkt worden. 4. De beslissing De voorzieningenrechter: vernietigt het onder 1.9 genoemde vonnis van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 20 april 2005 met rolnummer KG 05/309; veroordeelt Sweelinckplein en [gedaagde sub 2] in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van [eiseres] begroot op € 1.145,60, waarvan € 816,-- aan salaris procureur, € 244,-- aan griffierecht en € 85,60 aan dagvaardingskosten; verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad; wijst af het meer of anders gevorderde. Dit vonnis is gewezen door mr. E.A.G.M. van Rens en uitgesproken ter openbare zitting van 9 november 2005 in tegenwoordigheid van de griffier. mg