
Jurisprudentie
AU5919
Datum uitspraak2005-11-10
Datum gepubliceerd2005-11-10
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Leeuwarden
Zaaknummers17/947140-03 TBS
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2005-11-10
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Leeuwarden
Zaaknummers17/947140-03 TBS
Statusgepubliceerd
Indicatie
Terbeschikkingstelling met voorwaarden, terbeschikkingstelling met verpleging, imperatieve termijnen, passant, ontbreken behandelingsplan, beperkte diagnose
Uitspraak
Rechtbank Leeuwarden
Sector strafrecht
VERLENGING TERBESCHIKKINGSTELLING
Uitspraak: 10 november 2005
Parketnummer: 17/047140-03
BESLISSING van de rechtbank te Leeuwarden, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, op de vordering van de officier van justitie in het arrondissement Leeuwarden tegen:
[veroordeelde],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
thans verblijvende P.I. De Grittenborgh te Hoogeveen.
PROCESGANG
De officier van justitie heeft schriftelijk gevorderd dat de rechtbank de termijn van terbeschikkingstelling van de veroordeelde zal verlengen met twee jaren.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 31 oktober 2005, waarbij aanwezig waren de veroordeelde, diens raadsman mr. W. Anker, de officier van justitie en drs. [naam] als getuige-deskundige.
OVERWEGINGEN
Veroordeelde is bij vonnis van deze rechtbank van 28 oktober 2003 veroordeeld tot terbeschikkingstelling onder voorwaarden. Op 23 juli 2004 is veroordeelde aangehouden en heeft de officier van justitie een vordering gedaan ex artikel 38c van het Wetboek van Strafrecht (een vordering tot het verlenen van een voorlopig bevel tot verpleging).
Bij beslissing van 25 augustus 2004 is de terbeschikkingstelling met voorwaarden gewijzigd in een terbeschikkingstelling met dwangverpleging.
In die beslissing heeft de rechtbank, gelet op de inspanningen die reeds in het kader van de eerdere terbeschikkingstelling met voorwaarden en het daaraan voorgegane behandelingstraject zijn verricht, geadviseerd "dat de plaatsing van veroordeelde in een inrichting voor terbeschikkinggestelden zo spoedig mogelijk zal worden tenuitvoergelegd".
De rechtbank stelt vast dat aan dit advies geen gevolg is gegeven en stelt tevens vast dat - hoewel de artikelen 553 en 562 van het Wetboek van Strafvordering geen imperatieve termijnen voorschrijven - de aard van de opgelegde maatregel met zich meebrengt dat op korte termijn - zeker als dit door de rechtbank in haar beslissing nogmaals wordt benadrukt - een aanvang dient te worden gemaakt met de verpleging.
De rechtbank heeft ter zitting vernomen dat de verpleging mogelijk een aanvang zal nemen in december 2005.
Dat betekent dat veroordeelde van 25 augustus 2004 tot - naar verwachting - december 2005 als passant in een huis van bewaring ingesloten is geweest. De rechtbank spreekt haar verontrusting uit over deze wijze van tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen.
De tijd die veroordeelde als "passant" heeft doorgebracht kan als straf in de vorm van detentie worden beschouwd en dat verdraagt zich niet met het karakter van de maatregel zoals die door de rechtbank is opgelegd.
Heden wordt de rechtbank geconfronteerd met een formele vordering tot verlenging van de ter beschikkingstelling met dwangverpleging voor een periode van twee jaar. Feitelijk wordt gevraagd de status van veroordeelde als "passant" te bevestigen. Nu de behandeling vooralsnog niet is aangevangen kan immers niets worden gezegd over de wenselijkheid van het verlengen van de ter beschikkingstelling op basis van bevindingen in het kader van die behandeling.
DE GRONDEN
De rechtbank heeft kennisgenomen van het verlengingsadvies d.d. 27 september 2005 van het Forensisch Psychiatrisch Centrum Veldzicht. Op basis van met veroordeelde gevoerde gesprekken door twee deskundigen, van wie drs. [naam] ook ter zitting is gehoord, komt de inrichting tot het advies de terbeschikkingstelling te verlengen voor de duur van twee jaar.
De rechtbank is op grond van het uitgebrachte advies en het verhandelde ter zitting van oordeel dat de delictgevaarlijkheid ook thans nog van dien aard is dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen een voortzetting van de terbeschikkingstelling vereisen nu de psychische problematiek die ten grondslag lag aan de door veroordeelde gepleegde delicten nog (onveranderd) aanwezig is.
De rechtbank is weliswaar van oordeel dat gelet op de noodgedwongen beperkte diagnose en daaruit voortvloeiend het nog ontbreken van een behandelingsplan een verlenging voor de duur van twee jaar wellicht noodzakelijk is. De rechtbank acht het echter in het kader van de hiervoor geschetste gang van zaken wenselijk dat na één jaar wordt getoetst wat de vorderingen zijn inzake de verpleging van veroordeelde.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht.
DE BESLISSING
De rechtbank verlengt de termijn gedurende welke [veroordeelde] voornoemd ter beschikking is gesteld met één jaar.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.J. Beswerda, voorzitter, mr. P.G. Wijtsma en mr. L.A.D. Lindenbergh, rechters, bijgestaan door H. Pool, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 november 2005.
Mr. Beswerda is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.