
Jurisprudentie
AU5947
Datum uitspraak2005-11-08
Datum gepubliceerd2005-11-10
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
ZaaknummersAwb 05 / 1096
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2005-11-10
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
ZaaknummersAwb 05 / 1096
Statusgepubliceerd
Indicatie
Weigering van de verklaring van rijgeschiktheid om reden van het niet curatief behandelen van een intracraniele tumor.
Het rapport van de Gezondheidsraad dat ten grondslag heeft gelegen aan de wijziging van de Regeling eisen geschiktheid te dezer zake spreekt zich niet uit over de situatie waarin om medische reden een intracraniele tumor niet wordt behandeld cq behandeling niet wenselijk wordt geacht.
Enkele verwijzing naar Regeling cq rapport vd Gezondheidsraad niet voldoende geacht.
Beroep gegrond.
Uitspraak
RECHTBANK 's-HERTOGENBOSCH
Sector bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 05/1096
Uitspraak van de rechtbank van 8 november 2005
inzake
[eiser],
te Cuyk,
eiser,
[gemachtigde],
tegen
de Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR),
te Rijswijk,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 4 januari 2005 heeft verweerder besloten aan eiser een Verklaring van geschiktheid voor het besturen van motorrijtuigen van de categorie B af te geven met als beperking code 100 (alleen tijdens privé-gebruik). Tevens is besloten aan eiser geen Verklaring van geschiktheid voor het besturen van motorrijtuigen van de categorieën C/D/E af te geven.
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 6 januari 2005 bezwaar gemaakt bij verweerder. Het bezwaarschrift is bij brief van 19 januari 2005 aangevuld.
Op 31 januari 2005 heeft naar aanleiding van het bezwaarschrift een hoorzitting plaatsgevonden. Hiervan is een verslag opgemaakt.
Bij besluit van 7 maart 2005 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard en het besluit van 4 januari 2005 in stand gelaten.
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 12 april 2005 beroep ingesteld bij de rechtbank.
Verweerder heeft naar aanleiding van het beroep op 18 april 2005 de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld ter zitting van 20 oktober 2005, waar eiser is verschenen in persoon, bijgestaan door zijn gemachtigde.
Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door [gemachtigde], werkzaam bij verweerder.
Overwegingen
1. In deze zaak is aan de orde de vraag of verweerders bestreden besluit van 7 maart 2005, strekkende tot ongegrondverklaring van het bezwaar tegen het besluit van 4 januari 2004, in rechte kan worden gehandhaafd.
Feiten
2. Eiser is van beroep touringcarchauffeur en heeft op 27 oktober 2004 een aanvraag ingediend ter verkrijging van een Verklaring van geschiktheid voor de categorieën B/C/D/E. Op de Eigen Verklaring is aangetekend dat sprake is van een brughoektumor. Verweerder heeft eiser voor onderzoek verwezen naar [arts], neuroloog. Op 1 december 2004 heeft [neuroloog] gerapporteerd. Bij brief van 17 december 2004 heeft [neuroloog] het rapport op verzoek van verweerder toegelicht en gesteld dat sprake is van een intracraniële, buiten de hersenen gelegen, tumor. Deze tumor is niet curatief behandeld. Naast gehoorproblemen zijn er geen andere neurologische functiestoornissen. De keurend arts heeft verweerder voorgesteld de tumor als curatief behandeld te beschouwen, vanwege de nauwgezette controle van eiser. De keurend arts heeft eiser geschikt geacht met een termijnbeperking, te weten vijf jaar voor groep 1 en drie jaar voor groep 2.
3. Eiser heeft in de bezwaarfase een brief van 28 februari 2005 van de behandelend KNO-arts van het Universitair Medisch centrum St. Radboud te Nijmegen, [arts], overgelegd. Hierin wordt aangegeven dat in klinische zin sprake is van een stabiele situatie met een stabiele uitval van gehoor en evenwichtsfunctie aan de rechterzijde in zoverre dit maar gemeten kan worden. Naar de mening van deze arts moet er ruimte zijn om in een situatie als deze eiser geen curatieve behandeling te geven omdat de opvatting is dat dat bij deze bevindingen in het huidige tijdsgewricht een overbehandeling is.
Standpunten partijen
4. Verweerder heeft aan het bestreden besluit -zakelijk weergegeven- ten grondslag gelegd dat gelet op het advies van de keurend arts eiser geschikt kan worden geacht voor rijbewijzen van groep 1 met een termijnbeperking van vijf jaar. Ten aanzien van rijbewijzen van groep 2 geldt dat personen met een intracraniële tumor zonder meer ongeschikt zijn. Hierop is slechts een uitzondering mogelijk in het geval de tumor met succes curatief is behandeld. Nu de tumor bij eiser niet met succes curatief is behandeld voldoet eiser niet aan de gestelde geschiktheidseisen voor rijbewijzen van groep 2. Derhalve kon volgens verweerder aan eiser geen Verklaring van geschiktheid worden verstrekt voor rijbewijzen van groep 2 en is terecht een beperking tot privé-gebruik opgelegd ten aanzien van het rijbewijs voor de categorie B. Verweerder merkt hierbij op dat de regelgever geen ruimte heeft gelaten om van de gestelde geschiktheidseisen af te wijken.
5. Eiser heeft zich in beroep -kort gezegd- op het standpunt gesteld dat de bevindingen van conclusie van keurend arts geen ander oordeel toelaten, dan dat eiser voor maximaal 5 jaar geschikt moet worden geacht voor rijbewijzen van groep 1 zonder beperkingen en voor 3 jaar voor groep 2. Voorts is eiser van mening dat bij afwezigheid van functiestoornissen geschiktheid voor rijbewijzen bestaat voor maximaal 3 jaar, aan te geven door de keurend arts. Tot slot heeft eiser aangevoerd dat verweerder de van toepassing zijnde regel en het begrip curatieve behandeling te strikt uitlegt.
Wettelijk kader
6. In artikel 2 van de Regeling eisen geschiktheid 2000, laatstelijk gewijzigd Stcrt 2004/106 (hierna: de Regeling), is bepaald dat de geschiktheideisen worden vastgesteld overeenkomstig de bijlage bij deze regeling. Paragraaf 7.5 "Intracraniële tumoren" van de bijlage luidt -voor zover relevant- als volgt:
"Naast het onderscheid tussen hersentumoren in strikte zin en buiten de hersenen gelegen intracraniële tumoren, is het al dan niet optreden van epilepsie van belang voor de bepaling van de geschiktheid. Voor personen met intracraniële tumoren is steeds een specialistisch rapport vereist en in geval van stoornissen van het gezichtsorgaan gelden tevens de eisen uit hoofd-stuk 3.
7. In paragraaf 7.5.1 "Rijbewijzen van groep 1" is bepaald dat strenge eisen moeten worden gesteld aan aanvragers van een rijbewijs van groep 1, die dit rijbewijs beroepsmatig gebruiken (bijvoorbeeld taxichauffeurs, chauffeurs van busjes voor personenvervoer, maar ook voor het onder toezicht doen besturen van een motorrijtuig door een derde). Zij zitten vele uren achter het stuur en dragen grote verantwoordelijkheden. Aan hen moeten daarom dezelfde eisen worden gesteld als aan personen met een groep 2-rijbewijs. Aanvragers van een groep
1-rijbewijs die niet tevens voldoen aan de eisen voor groep 2, kunnen daarom in beginsel alleen geschikt worden verklaard als het gebruik wordt beperkt tot privé-gebruik. (...). De hieronder geformuleerde eisen voor groep 1 gelden zowel voor behandelde als ongehandelde intracraniële tumoren.
A. Hersentumoren in strikte zin. (...)
B. Buiten de hersenen gelegen intracraniële tumoren.
Bij afwezigheid van functiestoornissen is er geschiktheid voor groep 1 rijbewijzen voor een termijn van maximaal vijf jaar. Zijn er, blijkens het specialistische rapport, motorische of cognitieve stoornissen, dan is een rijtest met een deskundige op het gebied van de praktische geschiktheid (van de desbetreffende afdeling van het CBR) noodzakelijk om de geschiktheid vast te stellen. Bij een positieve rijtest bestaat er geschiktheid voor een termijn van maximaal vijf jaar. Het CBR heeft voor de rijtest een uitvoering protocol. Bij epilepsie geldt tevens paragraaf 7.2.
8. In paragraaf 7.5.2. "Rijbewijzen van groep 2" is bepaald dat personen met een intracraniële tumor ongeschikt zijn voor rijbewijzen van groep 2. Een uitzondering hierop vormt de situatie waarin de tumor, blijkens het specialistisch rapport , met succes curatief is behandeld. Bij afwezigheid van functiestoornissen is er geschiktheid met een maximum van drie jaar, aan te geven door de keurend specialist.
Zijn er na de curatieve behandeling resterende lichamelijke of geestelijke functiestoornissen, dan is voor de beoordeling van de geschiktheid een rijtest met een deskundige op het gebied van de praktische geschiktheid (van de betreffende afdeling van het CBR) vereist. Bij een positieve rijtest bestaat er geschiktheid voor een termijn van maximaal drie jaar. Het CBR heeft voor de rijtest een uitvoerig protocol. Bij epilepsie geldt tevens paragraaf 7.2"
Oordeel van de rechtbank
9. Niet is geschil is dat bij eiser sprake is van een intracraniële tumor. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat paragraaf 7.5.2. zo dient te worden gelezen dat de regel is dat personen ongeschikt moeten worden geacht voor rijbewijzen van groep 2, tenzij de tumor, blijkens het specialistisch rapport, met succes curatief is behandeld. Anders dan verweerder is de rechtbank van oordeel dat uit vorenstaande regel evenwel niet volgt dat eiser, die niet curatief is behandeld omdat daartoe medisch gezien geen aanleiding bestaat, zonder meer als ongeschikt moet worden geoordeeld. Daartoe wordt overwogen dat in het rapport van 4 juli 2001 "Rijgeschiktheid van mensen met tumoren of doorbloedingsstoornissen van de hersenen" van de Gezondheidsraad, dat ten grondslag heeft gelegen aan de wijziging van de bijlage van de Regeling, terzake zich niet uitspreekt over de situatie waarin uit medisch oogpunt geen curatieve behandeling noodzakelijk of wenselijk wordt geacht.
De specifieke situatie van eiser kan derhalve niet begrepen worden onder de op voormeld rapport gebaseerde regel.
Nu eiser door de keurend arts voorts zonder voorbehoud geschikt is geacht met een termijnbeperking, te weten vijf jaar voor groep 1 en drie jaar voor groep 2, moet naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat verweerder eiser de Verklaring van geschiktheid voor rijbewijzen van groep 2 niet met de enkele verwijzing naar paragraaf 7.5.2. heeft kunnen weigeren alsmede een beperking tot privé-gebruik heeft kunnen opleggen ten aanzien van het rijbewijs voor de categorie B.
Conclusie
10. Het vorenstaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat het bestreden besluit niet berust op een deugdelijke motivering. Het beroep is derhalve gegrond en het bestreden besluit zal worden vernietigd wegens strijd met artikel 7:12 van de Awb. De rechtbank zal verweerder opdragen om met in achtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen een nieuw besluit te nemen.
11. De rechtbank acht termen aanwezig verweerder onder toepassing van artikel 8:75 van de Awb te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze zijn met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage begroot op in totaal
? 644,00, voor kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand:
* 1 punt voor het indienen van het (aanvullend) beroepschrift;
* 1 punt voor het verschijnen ter zitting;
* waarde per punt ? 322,00;
* wegingsfactor 1.
12. De rechtbank ziet tevens aanleiding om met toepassing van artikel 8:74, eerste lid, van de Awb te bepalen dat door de Staat der Nederlanden namens verweerder aan eiser het griffierecht ten bedrage van ? 138,00 zal worden vergoed.
13. Mitsdien wordt beslist als volgt.
Beslissing
De rechtbank,
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 7 maart 2005;
- bepaalt dat verweerder een nieuw besluit op bezwaar dient te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- gelast de Staat der Nederlanden aan eiser te vergoeden het door hem gestorte griffierecht ad ? 138,00;
- veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten vastgesteld op ? 644,00;
- wijst de Staat der Nederlanden aan als de rechtspersoon die de proceskosten dient te vergoeden aan eiser.
Aldus gedaan door mr. P.H.C.M. Schoemaker als rechter, in tegenwoordigheid van A.J.H. van der Donk als griffier en uitgesproken in het openbaar op 8 november 2005.
Partijen kunnen tegen deze uitspraak binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.
Afschriften verzonden:
5
AWB 05/1096 5
uitspraak