Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU6022

Datum uitspraak2005-11-08
Datum gepubliceerd2005-11-11
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsAmsterdam
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 05/47715
Statusgepubliceerd


Indicatie

Grensdetentie / brand Uitzetcentrum Schiphol / wijziging tenuitvoerlegging. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder terecht aan het grensbewakingsbelang een zwaarder belang toegekend dan aan het belang van eiser bij opheffing van de maatregel. De rechtbank ziet evenwel aanleiding te gelasten dat de tenuitvoerlegging van de maatregel wordt gewijzigd. Daartoe acht de rechtbank het volgende redengevend. Eiser heeft verklaard dat de toezeggingen van de ministers, welke zijn neergelegd in de brief van 1 november 2005, in de praktijk niet worden nagekomen. Eiser heeft bij binnenkomst in het DTC Zeist geen gesprek gehad, noch is aan hem een telefoonkaart uitgereikt. Eiser heeft voorts aangegeven klachten te ondervinden met zijn ademhaling, mogelijk als gevolg van opgelopen rookschade. Eiser heeft echter slechts eenmaal, kort, een arts gesproken. Dit is door verweerder niet weersproken. Gelet hierop is aan eiser in het detentiecentrum waar hij zich thans bevindt een week na de brand nog immer niet de toegezegde zorg verschaft. Dat verweerder heeft toegezegd dit onder de aandacht van het detentiecentrum te brengen doet hier niet aan af. Onder deze omstandigheden ziet de rechtbank, gezien de ervaringen van eiser, aanleiding te gelasten dat eiser wordt overgeplaatst naar een andere voor de tenuitvoerlegging van de maatregel ex artikel 6 Vw 2000 geschikte locatie, niet zijnde de Detentieboot Reno te Rotterdam. Ten aanzien van het oordeel dat de rechtbank in dit geval de Detentieboot Reno niet geschikt acht verwijst de rechtbank naar de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 8 november 2005, geregistreerd onder nummer AWB 05/47342. Beroep gegrond voor zover het is gericht tegen de tenuitvoerlegging van de maatregel en voor het overige ongegrond.


Uitspraak

Rechtbank 's-Gravenhage zittinghoudende te Amsterdam enkelvoudige kamer vreemdelingenzaken Uitspraak op grond van artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) jo artikel 94 en artikel 106 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) reg. nr.: AWB 05/47715 V-nr.: 270.895.9040 inzake: A, geboren op [...] 1986, van (gestelde) Tanzaniaanse nationaliteit, verblijvende in het Detentiecentrum (DTC) Zeist te Soesterberg, eiser, gemachtigde: mr. J. van Veelen-de Hoop, advocaat te Rotterdam, tegen: de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, verweerder, gemachtigde: mr. S. van Beek, ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie. I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING Op 19 oktober 2005 is eiser op grond van artikel 3 van de Vw 2000 op de luchthaven Schiphol de verdere toegang tot Nederland geweigerd. Ten aanzien van eiser is op dezelfde datum de vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, van de Vw 2000 toegepast. Op 20 oktober 2005 heeft eiser een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel. Bij besluit van 24 oktober 2005 heeft verweerder de aanvraag afgewezen. De ten aanzien van eiser toegepaste vrijheidsontnemende maatregel is in het besluit gehandhaafd. Bij beroepschrift van 25 oktober 2005 heeft de gemachtigde van eiser beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder tot oplegging van de vrijheidsontnemende maatregel. Ingevolge artikel 94, eerste lid, van de Vw 2000 strekt het beroep tevens tot een verzoek om toekenning van schadevergoeding. Het beroep is behandeld ter openbare zitting van 3 november 2005. Eiser is aldaar in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn voornoemde gemachtigde. Ter zitting was tevens aanwezig M. Nyembo, tolk in de Swahili taal. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten. II. OVERWEGINGEN Eiser heeft het volgende - zakelijk weergegeven - aangevoerd. Ten aanzien van de rechtmatigheid van de oplegging van de maatregel refereert eiser zich aan het oordeel van de rechtbank. Na de brand die in de nacht van 26 op 27 oktober 2005 heeft plaatsgevonden in het detentiecentrum Schiphol-Oost, acht eiser de maatregel niet langer rechtmatig. Eiser heeft tijdens de brand in grote angst verkeerd, aangezien hij gedurende de brand opgesloten heeft gezeten in een 1-persoonscel. Tijdens de brand ontstond er grote paniek en heeft eiser in zijn cel veel geschreeuw en gegil waargenomen. Tevens was binnen zijn cel waarneembaar een geur van brandend vlees en werd het warm in zijn cel. De doodsangst waarin eiser heeft verkeerd maakt dat hij zich ook niet veilig voelt in het DTC Zeist, waar eiser thans verblijft. Het is de vraag of hier aan de brandveiligheidvoorschriften is voldaan. Gelet op de brief van 1 november 2005 van de Ministers Donner en Verdonk over de brand in het detentiecentrum Schiphol-Oost lijkt de opvang en begeleiding van betrokkenen goed geregeld, maar de praktijk wijst anders uit. Zo heeft eiser bij binnenkomst in het DTC Zeist geen gesprek gehad, is eiser niet in het bezit gesteld van een telefoonkaart en heeft hij slechts eenmaal kort bezoek gehad van een arts. De toezeggingen van de Ministers worden niet nagekomen. Eiser heeft ter zitting van 3 november 2005 desgevraagd aangegeven dat hij problemen ondervindt met zijn ademhaling. Volgens eiser komt dit door de brand, waarbij hij rook heeft ingeademd. Voorts is eiser het er niet mee eens dat zijn vertrek tot nader order zal worden opgeschort. Eiser wenst zo spoedig mogelijk terug te keren naar Tanzania. Eiser verzoekt in de gelegenheid te worden gesteld telefonisch contact op te nemen met zijn familie in Tanzania die er voor zorg kunnen dragen dat eisers paspoort wordt afgegeven bij de Nederlandse Ambassade in Tanzania. Indien verweerder eiser nog wil horen, zal dat op korte termijn moeten plaatsvinden. Primair wordt verzocht de maatregel op te heffen. Eiser heeft een vriend in Nederland waar hij kan verblijven. In dat geval kan worden volstaan met een lichter middel, zoals een meldplicht. Subsidiair wordt verzocht eiser over te plaatsen naar een grenshospitium, waar betere faciliteiten en opvang voorhanden zijn. Ten slotte verzoekt eiser om teruggave van zijn bagage en geld. Verweerder heeft het volgende -zakelijk weergegeven- aangevoerd. De maatregel is rechtmatig opgelegd en duurt rechtmatig voort. Naar aanleiding van de brief van eisers gemachtigde van 1 november 2005 heeft de gemachtigde van verweerder meteen contact opgenomen met het grenskantoor. De medewerkers van het grenskantoor staan in direct contact met de medewerkers in het DTC Zeist. De brief van eisers advocaat is aan hen doorgestuurd. Ook is eisers medisch dossier doorgezonden naar het DTC Zeist. Indien eiser meer begeleiding wenst, verzoekt de gemachtigde van verweerder eiser dat bekend te maken, zodat de gemachtigde van verweerder dit aan de medewerkers van het grenskantoor kan doorgeven. Er bestaat, gelet op de medische voorgeschiedenis van eiser, speciale aandacht voor hem. Dit blijkt ook uit het feit dat het medisch dossier van eiser meteen is doorgestuurd naar het DTC Zeist. Voor zover zaken niet, dan wel niet goed zijn geregeld, zoals de afgifte van een telefoonkaart, een artsenbezoek dan wel bezoek van een geestelijk begeleider, alsmede de onduidelijkheid rondom de door eiser gestelde afgifte van zijn geld, heeft de gemachtigde van verweerder ter zitting van 3 november 2005 toegezegd dat zij, naar aanleiding van deze zitting, deze zaken onmiddellijk onder de aandacht zal brengen van de daarvoor verantwoordelijke personen in het DTC Zeist. Voorts merkt de gemachtigde van verweerder desgevraagd het volgende op. Eiser bevond zich ten tijde van de brand niet in gebouw K. Naar aanleiding van de brand in het detentiecentrum Schiphol-Oost worden alle detentieplaatsen aan een hernieuwd onderzoek onderworpen. De Dienst Justitiële Inrichtingen heeft aangegeven dat een gebouw pas als detentieplaats wordt aangewezen, indien er door de brandweer een vergunning is afgegeven. Dat is, ook voor het DTC Zeist, het geval. Er is geen reden om aan te nemen dat het DTC Zeist brandgevaarlijk is dan wel om andere reden geen geschikte locatie is voor het ten uitvoer leggen van een (vreemdelingen)detentie. Betreffende de opvang van eiser, verwijst de gemachtigde van verweerder naar de in de brief van 1 november 2005 neergelegde toezeggingen van de Ministers van Justitie en Vreemdelingenzaken en Integratie, waarin onder meer het volgende is opgenomen: “Aan de personen die zijn overgeplaatst naar andere detentiecentra wordt – evenals aan de overige betrokkenen – maximale zorg en begeleiding geboden. Direct na aankomst in de inrichting op donderdag 27 oktober heeft een afzonderlijke intake plaatsgevonden door zowel een medewerker van de medische dienst als door een terugkeerfunctionaris. Op basis van deze intake heeft waar aangewezen verwijzing plaatsgevonden naar de inrichtingsarts, dan wel een psycholoog of psychiater. Hiertoe waren de medische dossiers van betrokkenen direct vanuit Schiphol overgebracht en waren extra psychologen in de inrichtingen beschikbaar. Bij binnenkomst is aan ieder van de personen afkomstig van Schiphol een telefoonkaart overhandigd opdat zij direct contact konden opnemen met familieleden of hun advocaat. Het dagprogramma is tot in de avond verlengd om (extra) bezoek mogelijk te maken. Binnen één dag zijn alle persoonlijke bezittingen overgebracht. Binnen de inrichtingen worden de gedetineerden afkomstig uit Schiphol zo veel mogelijk in elkaars nabijheid geplaatst met het oog op de verwerking van de traumatische gebeurtenissen. Er vinden zowel individuele als groepsgesprekken plaats, waarbij de geestelijke verzorgers een belangrijke rol vervullen. Daarnaast zijn in de locaties waar de personen uit Schiphol nu verblijven, gezamenlijke bijeenkomsten gehouden onder leiding van de geestelijke verzorgers. Wat betreft de personen die op het moment van de brand in het detentiecentrum Schiphol-Oost in vreemdelingenbewaring verbleven, heeft de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie besloten de gedwongen uitzettingen op te schorten in afwachting van de uitkomsten van het onderzoek van de technische recherche. Personen die hebben aangegeven vrijwillig te willen vertrekken, worden daartoe in staat gesteld, mits het onderzoek hierdoor niet wordt belemmerd”. Verweerder heeft ter zitting verklaard dat er op 2 november 2005 een formulier is verstuurd naar het DTC Zeist, welk formulier door eiser ondertekend dient te worden. Dit formulier houdt in dat eiser aangeeft dat hij vrijwillig wil terugkeren. Er is een removal order aanwezig en derhalve kan eiser, na ondertekening van het formulier, op grond van de removal order zo spoedig mogelijk naar Tanzania worden uitgezet. Verweerder verwacht dat de removal order binnen een paar weken geëffectueerd kan worden. Een lichter middel zoals de meldplicht ligt niet in de rede. Er dient een betrouwbaarheidsonderzoek naar een opgegeven adres te worden verricht. Eiser heeft ter zitting echter aangegeven dat hij de gegevens van zijn vriend, waaronder zijn adres en telefoonnummer, niet bekend wil maken. Hierdoor is een onderzoek naar dit adres niet mogelijk. De rechtbank overweegt het volgende. Verweerder is op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, van de Vw 2000 bevoegd een vreemdeling aan wie toegang tot Nederland is geweigerd, een ruimte of plaats als bedoeld in het eerste en tweede lid van dit artikel aan te wijzen, waar hij zich dient op te houden. Verweerder voert het beleid dat onder meer tot - voortzetting van - de maatregel ex artikel 6 van de Vw 2000 wordt besloten indien de asielaanvraag binnen de aanmeldcentrumprocedure is afgewezen. De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken van feiten of omstandigheden die maken dat verweerder - na afweging van alle bij de vrijheidsontnemende maatregel betrokken belangen - voornoemd beleid in het geval van eiser in redelijkheid niet heeft kunnen voeren. Daartoe is het volgende redengevend. In het dossier bevindt zich een removal order. De rechtbank stelt vast dat eiser, zoals door eiser en verweerder ter zitting is bevestigd, zich ten tijde van de brand niet in het gebouw K heeft bevonden. Zoals verweerder ter zitting ook heeft opgemerkt, is er derhalve geen grond voor de conclusie dat eiser niet zou mogen vertrekken. Eiser heeft ter zitting verklaard dat hij nog geen formulier heeft ontvangen en ondertekend waarin hij aangeeft dat hij vrijwillig wil vertrekken. De rechtbank stelt vast dat verweerder ter zitting heeft toegezegd dat naar aanleiding van het verhandelde ter zitting direct actie zal worden ondernomen om eiser in de gelegenheid te stellen dit formulier te ondertekenen en dat vervolgens de uitzetting ter hand zal worden genomen. Gelet op het vorenstaande gaat de rechtbank ervan uit dat eiser op korte termijn naar Tanzania kan worden uitgezet. De rechtbank overweegt ten aanzien van de stelling van eiser dat aan hem ook een meldplicht kan worden opgelegd het volgende. Eiser heeft ter zitting verklaard niet de gegevens van zijn in Nederland woonachtige vriend bekend te willen maken. Hierdoor kan er geen betrouwbaarheidsonderzoek plaatsvinden. Eiser heeft verklaard dat hij zich tijdens de brand in een éénpersoonscel bevond. Hij heeft gegil en geschreeuw waargenomen. Tevens was de geur van brandend vlees waarneembaar. De bewaking reageerde niet op de bel. De rechtbank acht aannemelijk dat dit een traumatiserende ervaring is, zodat eiser de nodige zorg behoeft. Niet staat evenwel vast dat bij voortzetting van de maatregel aan eiser niet de vereiste zorg kan worden verleend. Gelet op het vorenstaande heeft verweerder aan het grensbewakingsbelang een zwaarder gewicht toegekend dan aan het belang van eiser bij opheffing van de maatregel. De rechtbank ziet evenwel aanleiding te gelasten dat de tenuitvoerlegging van de maatregel wordt gewijzigd. Daartoe acht de rechtbank het volgende redengevend. Eiser heeft verklaard dat de toezeggingen van de Ministers, welke zijn neergelegd in de brief van 1 november 2005, in de praktijk niet worden nagekomen. Eiser heeft bij binnenkomst in het DTC Zeist geen gesprek gehad, noch is aan hem een telefoonkaart uitgereikt. Eiser heeft voorts aangegeven klachten te ondervinden met zijn ademhaling, mogelijk als gevolg van opgelopen rookschade. Eiser heeft echter slechts eenmaal, kort, een arts gesproken. Dit is door verweerder niet weersproken. Gelet hierop is aan eiser in het detentiecentrum waar hij zich thans bevindt een week na de brand nog immer niet de toegezegde zorg verschaft. Dat verweerder heeft toegezegd dit onder de aandacht van het detentiecentrum te brengen doet hier niet aan af. Onder deze omstandigheden ziet de rechtbank, gezien de ervaringen van eiser, aanleiding te gelasten dat eiser wordt overgeplaatst naar een andere voor de tenuitvoerlegging van de maatregel ex artikel 6 van de Vw 2000 geschikte locatie, niet zijnde de Detentieboot Reno te Rotterdam. Ten aanzien van het oordeel dat de rechtbank in dit geval de Detentieboot Reno niet geschikt acht verwijst de rechtbank naar de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van heden, geregistreerd onder nummer AWB 05/47342 (aangehecht). Gelet op het vorenstaande is het beroep gegrond voor zover het is gericht tegen de tenuitvoerlegging van de maatregel en voor het overige ongegrond. Gelet hierop acht de rechtbank geen gronden aanwezig om toepassing te geven aan artikel 106 van de Vw 2000 of artikel 8:75 van de Awb. III. BESLISSING De rechtbank - verklaart het beroep gegrond voor zover het is gericht tegen de tenuitvoerlegging van de maatregel; - gelast dat verweerder eiser binnen drie werkdagen overplaatst naar andere voor de tenuitvoerlegging van de maatregel ex artikel 6 van de Vw 2000 geschikte locatie, niet zijnde de Detentieboot Reno; - verklaart het beroep voor het overige ongegrond; - wijst het verzoek om schadevergoeding af. Deze uitspraak is gedaan door mr. H.B. van Gijn, voorzitter, en door deze in het openbaar uitgesproken op 8 november 2005, in tegenwoordigheid van mr. J. Gardenier, griffier. Afschrift verzonden op: Conc.: JGa Coll: D: c Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open op de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage). De termijn voor het instellen van hoger beroep bedraagt één week. Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.