Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU6054

Datum uitspraak2005-11-14
Datum gepubliceerd2005-11-14
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers05/090350-04
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte heeft zich gedurende meerdere periodes samen met een ander/anderen schuldig gemaakt aan het veelvuldig witwassen van grote geldbedragen door deze geldbedragen van opdrachtgevers aan te nemen, bij wisselkantoren om te wisselen in andere valuta dan wel andere coupures, en deze gewisselde geldbedragen vervolgens aan zijn opdrachtgevers te retourneren. Doordat verdachte deze praktijken gedurende een langere tijd door middel van vele transacties heeft uitgevoerd, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van het door verdachte tot een gewoonte maken van witwassen. Door het handelen van verdachte is hij ook onbevoegd opgetreden als geldtransactiekantoor. Verworpen werd het verweer, dat niet bewezen is dat het geld van misdrijf afkomstig is.


Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM SECTOR STRAFRECHT MEERVOUDIGE KAMER Parketnummer : 05/090350-04 Datum zitting : 31 oktober 2005 Datum uitspraak : 14 november 2005 TEGENSPRAAK In de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Arnhem tegen naam : [verdachte], geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats], adres : [adres], plaats : [woonplaats]. Raadsman: mr. R.D.A. van Boom, advocaat te Utrecht. 1. De inhoud van de tenlastelegging Aan verdachte is tenlastegelegd dat: 1. hij in of omstreeks de periode(s) van 20 januari 2003 tot en met 14 mei 2003 en/of van 20 tot en met 28 april 2004 te IJsselstein en/of Houten en/of Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en/of Utrecht en/of Hilversum en/of Nieuwegein en/of Bussum en/of Huizen en/of Amersfoort en/of Amsterdam en/of (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers hebben/heeft verdachte en/of verdachtes mededader(s) (telkens) (een) voorwerp(en), te weten (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) Britse, Ierse, Noord-Ierse en/of Schotse ponden en/of Amerikaanse dollars, in elk geval vreemde valuta('s), verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet of van genoemd(e) voorwerp(en) gebruik gemaakt door dat/die voorwerp(en) (telkens) om te wisselen tegen eurocoupures, terwijl verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf; althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt: hij in of omstreeks de periode(s) van 20 januari 2003 tot en met 14 mei 2003 en/of van 20 tot en met 28 april 2004 te IJsselstein en/of Houten en/of Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en/of Utrecht en/of Hilversum en/of Nieuwegein en/of Bussum en/of Huizen en/of Amersfoort en/of Amsterdam en/of (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) (een) voorwerp(en), te weten (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) Britse, Ierse, Noord-Ierse en/of Schotse ponden en/of Amerikaanse dollars, in elk geval vreemde valuta('s), heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet of van genoemd(e) voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt door dat/die voorwerp(en) (telkens) om te wisselen tegen eurocoupures, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf; 2. hij in of omstreeks de periode van 09 tot en met 25 juni 2004 te Houten en/of Utrecht en/of Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en/of Arnhem en/of (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers hebben/heeft verdachte en/of verdachtes mededader(s) (telkens) (een) voorwerp(en), te weten (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) coupures van tien en/of vijftig euro, in elk geval kleine(re) eurocoupures, verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet of van genoemd(e) voorwerp(en) gebruik gemaakt door dat/die voorwerp(en) (telkens) om te wisselen tegen coupures van vijfhonderd euro, in elk geval grote(re) eurocoupures, terwijl verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf; althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt: hij in of omstreeks de periode van 09 tot en met 25 juni 2004 te Houten en/of Utrecht en/of Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en/of Arnhem en/of (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) (een) voorwerp(en), te weten (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) coupures van tien en/of vijftig euro, in elk geval kleine(re) eurocoupures, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet of van genoemd(e) voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt door dat/die voorwerp(en) (telkens) om te wisselen tegen coupures van vijfhonderd euro, in elk geval grote(re) eurocoupures, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf; 3. hij in of omstreeks de periode(s) van 20 januari 2003 tot en met 14 mei 2003 en/of van 20 tot en met 28 april 2004 en/of van 09 tot en met 25 juni 2004 te IJsselstein en/of Houten en/of Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en/of Utrecht en/of Hilversum en/of Nieuwegein en/of Bussum en/of Huizen en/of Amersfoort en/of Amsterdam en/of Arnhem en/of (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk als geldtransactiekantoor werkzaam is geweest door (telkens) (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) Britse, Ierse, Noord-Ierse en/of Schotse ponden en/of Amerikaanse dollars, in elk geval vreemde valuta('s), om te wisselen tegen eurocoupures en/of (telkens) (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) coupures van tien en/of vijftig euro, in elk geval kleine(re) eurocoupures, om te wisselen tegen coupures van vijfhonderd euro, in elk geval grote(re) eurocoupures; 2. Het onderzoek ter terechtzitting De zaak is op 31 oktober 2005 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. R.D.A. van Boom, advocaat te Utrecht. De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2 primair en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden, waarvan 4 (vier) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met aftrek van de tijd in verzekering doorgebracht. De officier van justitie heeft gemeend geen beslissing te hoeven vragen over inbeslaggenomen goederen nu hier door verdachte reeds afstand van is gedaan. Daarnaast heeft de officier van justitie aangekondigd dat er een ontnemingsvordering tegen verdachte zal volgen. Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd. 3. De beslissing inzake het bewijs Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad. De rechtbank acht op grond van hierna onder 6 opgenomen overwegingen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat: 1. hij omstreeks de periodes van 20 januari 2003 tot en met 14 mei 2003 en van 20 tot en met 28 april 2004 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en/of Utrecht en/of Hilversum en/of Nieuwegein en/of Bussum en/of Huizen en/of Amersfoort en/of Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers hebben/heeft verdachte en/of verdachtes mededader(s) telkens voorwerpen, te weten grote hoeveelheden Britse, Ierse, Noord-Ierse en/of Schotse ponden en/of Amerikaanse dollars, voorhanden gehad en overgedragen en omgezet door die voorwerpen telkens om te wisselen tegen eurocoupures, terwijl verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf; 2. hij in de periode van 09 tot en met 25 juni 2004 te Utrecht en/of Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en/of Arnhem tezamen en in vereniging met een ander of anderen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers hebben/heeft verdachte en/of verdachtes mededader(s) telkens voorwerpen, te weten grote hoeveelheden coupures van tien en/of vijftig euro, voorhanden gehad en overgedragen en omgezet door die voorwerpen telkens om te wisselen tegen coupures van vijfhonderd euro, terwijl verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf; 3. hij in de periodes van 20 januari 2003 tot en met 14 mei 2003 en van 20 tot en met 28 april 2004 en van 09 tot en met 25 juni 2004 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en/of Utrecht en/of Hilversum en/of Nieuwegein en/of Bussum en/of Huizen en/of Amersfoort en/of Amsterdam en/of Arnhem tezamen en in vereniging met een ander of anderen, telkens opzettelijk als geldtransactiekantoor werkzaam is geweest door telkens grote hoeveelheden Britse, Ierse, Noord-Ierse en/of Schotse ponden en/of Amerikaanse dollars, om te wisselen tegen eurocoupures en telkens grote hoeveelheden coupures van tien en/of vijftig euro om te wisselen tegen coupures van vijfhonderd euro; 4a. De kwalificatie van het bewezenverklaarde Het bewezenverklaarde levert op: Ten aanzien van het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde, telkens: “medeplegen van een gewoonte maken van witwassen”. Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde: “handelen in strijd met artikel 3, eerste lid van de Wet inzake de geldtransactiekantoren”. 4b. De strafbaarheid van de feiten De feiten zijn strafbaar. 5. De strafbaarheid van verdachte Er is geen omstandigheid of feit aannemelijk geworden waardoor de strafbaarheid van verdachte wordt opgeheven of uitgesloten. Verdachte is dus strafbaar. 6. De motivering van de sanctie(s) Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met: - de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan; - de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op: - de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 12 oktober 2005. De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende. Verdachte heeft zich gedurende meerdere periodes samen met een ander/anderen schuldig gemaakt aan het veelvuldig witwassen van grote geldbedragen door deze geldbedragen van opdrachtgevers aan te nemen, bij wisselkantoren om te wisselen in andere valuta dan wel andere coupures, en deze gewisselde geldbedragen vervolgens aan zijn opdrachtgevers te retourneren. Doordat verdachte deze praktijken gedurende een langere tijd door middel van vele transacties heeft uitgevoerd, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van het door verdachte tot een gewoonte maken van witwassen. Door het handelen van verdachte is hij ook onbevoegd opgetreden als geldtransactiekantoor. Dit zijn ernstige feiten. Ten aanzien van het door verdachte tot een gewoonte maken van witwassen, overweegt de rechtbank dat verdachte op zijn minst genomen willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de hem ter wisseling aangeboden, door hem in ontvangst genomen en door hem gewisselde geldbedragen van misdrijf afkomstig waren. De rechtbank heeft in dit verband in het bijzonder acht geslagen op het navolgende. Allereerst heeft verdachte bij de politie zelf verklaard te vermoeden dat het geld afkomstig was uit illegale activiteiten. Verdachte heeft ook verklaard geen namen te willen noemen nu hij vreesde voor represailles. De rechtbank houdt verdachte aan deze verklaringen ondanks het feit dat hij deze heeft herroepen ter terechtzitting. Van de door de verdachte en zijn raadsman in dit verband aangevoerde, door verbalisanten uitgeoefende, druk is de rechtbank namelijk niet gebleken. Dit geldt te meer nu aan het eind van de door verdachte bij de politie afgelegde verklaring nadrukkelijk door hem is verklaard deze in alle vrijheid te hebben afgelegd. Ook de echtgenote van verdachte heeft verklaard in die zin dat zij een vermoeden had dat de te wisselen geldbedragen afkomstig waren uit illegale activiteiten. Ook ten aanzien van haar verklaring zijn geen aanwijzingen dat deze onder druk zou zijn afgelegd, te meer nu zij ter terechtzitting blijk heeft gegeven van een zekere mondigheid en assertiviteit. Voorts is het feit dat verdachte bij de politie niet is bijgestaan door een tolk naar het oordeel van de rechtbank geen beletsel voor het aannemen van een hoge betrouwbaarheid van de door verdachte bij de politie afgelegde verklaringen. Door verdachte is niet zelf verzocht om een tolk en verbalisanten hebben niet gemeend dat er een tolk nodig was. De processen-verbaal zijn dan ook eenduidig en gedetailleerd, en geven geen blijk van verwarring bij verdachte door een gebrekkige kennis van de Nederlandse taal. De rechtbank heeft ook naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting niet de indruk bekomen dat verdachte de Nederlandse taal onvoldoende machtig zou zijn om tot een juiste verklaring te kunnen komen. De verklaring is, na te zijn opgemaakt, door verbalisanten nog voorgelezen aan verdachte en hij heeft hierin volhard. Voorts is gebleken dat verdachte tegen een commissie op meerdere plaatsen door heel Nederland vele malen grote contante geldbedragen omwisselde zonder dat verdachte een legale economische verklaring kan geven voor de gewisselde geldbedragen en de frequentie hiervan. Verdachte heeft ook verklaard niet naar de herkomst van het geld geïnformeerd te hebben en het verkregen te hebben van voor hem relatief vreemden in een horecagelegenheid. Het betrof onder meer transacties van Britse-, Ierse-, Noord-Ierse- en Schotse ponden. Het is een feit van algemene bekendheid dat het wisselen van grote hoeveelheden contant geld in diverse valuta, en in het bijzonder genoemde valuta, en kleine coupures, vaak in relatie kan worden gebracht met de handel in verdovende middelen. Genoemde feiten en omstandigheden leiden in onderling verband en samenhang bezien tot het oordeel van de rechtbank dat verdachte weet had van het feit dat de door hem ter wisseling aangenomen geldbedragen afkomstig waren uit enig misdrijf. Het feit dat het exacte misdrijf niet nader omschreven is in het tenlastegelegde, doet blijkens de jurisprudentie op dit punt geen afbreuk aan de mogelijkheid van bewezenverklaring. Ten aanzien van het door verdachte opgetreden hebben als geldtransactiekantoor overweegt de rechtbank dat verdachte, anders dan door de raadsman betoogd, wel degelijk als geldtransactiekantoor heeft gefunctioneerd en niet slechts als geldloper. Uit de wetgeschiedenis en de jurisprudentie blijkt immers dat het begrip “geldtransactiekantoor” – in navolging van het begrip “wisselkantoor”, zoals dat gebezigd werd onder de reeds vervallen en door de Wet op de geldtransactiekantoren vervangen Wet inzake de wisselkantoren – ruim uitgelegd dient te worden. Een ieder die beroeps- of bedrijfsmatig ten behoeve van of op verzoek van een ander een geldtransactie uitvoert kan als geldtransactiekantoor worden aangemerkt, terwijl onder het uitvoeren van een geldtransactie in ieder geval dient te worden begrepen het wisselen van bankbiljetten van één valuta in bankbiljetten van een andere of dezelfde valuta. Verdachte heeft naar het oordeel van de rechtbank in bovengenoemde zin opgetreden door tegen een commissie, gedurende meerdere periodes, veelvuldig wisseltransacties uit te voeren voor een ander, en heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan het onder 3 tenlastegelegde feit. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen oordeelt de rechtbank dat voor de afdoening van de onderhavige zaak geen andere straf in aanmerking komt dan een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met een werkstraf, beide van na te noemen duur. De rechtbank heeft hierbij in aanmerking genomen dat verdachte niet eerder voor dergelijke feiten in aanraking met justitie is geweest en ook overigens nooit eerder door een strafrechter is veroordeeld. De rechtbank is van oordeel dat zij, anders dan door de raadsman van verdachte betoogd, niet toekomt aan een beslissing over inbeslaggenomen goederen, nu verdachte reeds afstand heeft gedaan van desbetreffende goederen. 7. De toegepaste wettelijke bepalingen De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 47, 57, 91 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht, artikel 3 van de Wet inzake de geldtransactiekantoren en de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten. 8. De beslissing De rechtbank, rechtdoende: Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 3 tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair, 2 primair en 3 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4. Verklaart verdachte hiervoor strafbaar. Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot A. een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden. Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechtbank stelt een proeftijd vast van twee (2) jaren. De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit. B. het verrichten van een werkstraf gedurende 240 (tweehonderdveertig) uren. Bepaalt dat deze werkstraf binnen één (1) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid. Bepaalt voorts dat de termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij zich aan zodanige vrijheidsontneming heeft onttrokken. Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast. Stelt deze vervangende hechtenis vast op 120 (éénhonderdtwintig) dagen. Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde in verzekering doorgebracht geheel in mindering wordt gebracht, te weten 2 (twee) uren, zijnde 1 (één) dag hechtenis. Aldus gewezen door: mr. I. de Waal-van Wessem, rechter, als voorzitter, mr. E.G. Smedema, rechter, mr. A.M. van Gorp, rechter, in tegenwoordigheid van drs. J. van Horn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 november 2005.