
Jurisprudentie
AU6167
Datum uitspraak2005-09-20
Datum gepubliceerd2005-11-15
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers2003/857 en 2004/23
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2005-11-15
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers2003/857 en 2004/23
Statusgepubliceerd
Indicatie
Geschil mbt overeenkomst over vestiging van bedrijf op bedrijventerrein in de gemeente Apeldoorn. Eindarrest.
Uitspraak
20 september 2005
eerste civiele kamer
rolnummers 2003/857 en 2004/23 (gevoegd)
G E R E C H T S H O F T E A R N H E M
Arrest
in de gevoegde zaken met de rolnummers 2003/857 en 2004/23 van:
de gemeente Apeldoorn,
zetelend te Apeldoorn,
appellante in het principaal appèl,
geïntimeerde in het incidenteel appèl,
procureur: mr. J.C.N.B. Kaal,
tegen:
de naamloze vennootschap Reesink N.V.,
gevestigd te Zutphen,
geïntimeerde in het principaal appèl,
appellante in het incidenteel appèl,
procureur: mr. F.J. Boom.
1 Het verloop van het geding
Voor het eerdere verloop van het geding verwijst het hof naar zijn tussen partijen (opnieuw aan te duiden als de gemeente en Reesink) gewezen arrest van 22 februari 2005. Nadat, ingevolge de bij dat arrest aan Reesink verleende bewijsopdracht, een datum voor een getuigenverhoor was vastgesteld, heeft de procureur van Reesink het hof bij brief van 1 juni 2005 laten weten dat het punt waarop het getuigenverhoor betrekking had, tussen partijen in der minne was geregeld, zodat het getuigenverhoor geen doorgang hoefde te vinden. Vervolgens heeft de gemeente haar dossier opnieuw voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd.
2 De beoordeling in hoger beroep
2.1 Nu partijen hun geschil over de vergoeding van de saneringskosten hebben opgelost, kan het hof eindarrest wijzen. Het hof ziet geen aanleiding op zijn overwegingen in genoemd arrest van 22 februari 2005 terug te komen, zodat dienovereenkomstig zal worden beslist. Bij dat tussenarrest is de gemeente al niet-ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep ten aanzien van de notariskosten en het niet-doorgaan van het bedrijfsfeest. Verder zullen, gelet op het tussenarrest, haar vorderingen met betrekking tot de teruglevering door Reesink van de geleverde onroerende zaken en de vergoeding van schade worden afgewezen. Dat be-tekent dat haar grieven tegen het vonnis van de rechtbank Zutphen van 28 mei 2003 hetzij falen (grieven I tot en met VII), hetzij, wegens de niet-ontvankelijkheid, geen behandeling behoeven (grieven VIII tot en met XIV) en dat haar grieven tegen het vonnis van 3 septem-ber 2003 falen (grieven II-1 tot en met II-6).
Voorts zullen de vorderingen van Reesink ten aanzien van de correctie van de akte en de kosten van de ophoging van de grond worden afgewezen, zodat haar grieven A en C ongegrond zijn. Wel zal het hof Reesinks vermindering van eis ten aanzien van de ophoging van de grond (met een bedrag van € 66.228,75) in aanmerking nemen, zodat het bestreden vonnis van 3 september 2003 op dat punt zal worden vernietigd. Reesinks grief B behoeft gezien de regeling van het geschil over de saneringskosten geen behandeling meer. De vonnissen waarvan beroep zullen, afgezien van genoemde vermindering van eis, dan ook worden bekrachtigd met inbegrip van de daarin genomen beslissingen over de proceskosten, zodat ook grief D van Reesink faalt.
2.2 Derhalve resteren de proceskosten van de procedure in hoger beroep. Nu beide par-tijen over en weer in het ongelijk zijn gesteld ten aanzien van alle onderdelen waarop het hof een beslissing heeft genomen en de vermindering van eis ten aanzien van de grondopho-ging geen aanleiding vormt de balans naar een van beide partijen te laten doorslaan, zal het hof bepalen dat ieder van partijen de eigen kosten van het principaal en het incidenteel appèl dient te dragen, met inbegrip van de kosten van het voegingsincident.
3 De beslissing
Het hof, recht doende in het principaal en het incidenteel hoger beroep:
bekrachtigt de door de rechtbank Zutphen tussen partijen gewezen vonnissen van 28 mei 2003 en 3 september 2003, behoudens ten aanzien van de hoogte van het bij laatstgenoemd vonnis in reconventie aan Reesink toegewezen bedrag, vernietigt dit laatste vonnis in zoverre en, in zoverre opnieuw recht doende:
veroordeelt de gemeente aan Reesink te betalen € 199.990,71, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 26.579,90 vanaf 6 juni 2002 tot aan de dag van betaling en over € 173.410,81 vanaf 21 november 2002 tot aan de dag van betaling;
compenseert de kosten van de procedure in hoger beroep aldus dat iedere partij haar eigen kosten draagt;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. Korthals Altes, Smeeïng-Van Hees en Groen en in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 september 2005.