Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU6227

Datum uitspraak2005-11-16
Datum gepubliceerd2005-11-16
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200502034/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 1 oktober 2002 heeft het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam-Centrum van de gemeente Amsterdam (hierna: het dagelijks bestuur) het verzoek van appellant om een aanschrijving krachtens artikel 14 van de Woningwet uit te brengen ten aanzien van het pand [locatie] te [plaats] afgewezen.


Uitspraak

200502034/1. Datum uitspraak: 16 november 2005 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellant], wonend te [woonplaats], tegen de uitspraak in zaak no. AWB 03 / 2798 GEMWT van de rechtbank Amsterdam van 26 januari 2005 in het geding tussen: appellant en het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam-Centrum van de gemeente Amsterdam. 1.    Procesverloop Bij besluit van 1 oktober 2002 heeft het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam-Centrum van de gemeente Amsterdam (hierna: het dagelijks bestuur) het verzoek van appellant om een aanschrijving krachtens artikel 14 van de Woningwet uit te brengen ten aanzien van het pand [locatie] te [plaats] afgewezen. Bij besluit van 8 mei 2003 heeft het dagelijks bestuur het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 26 januari 2005, verzonden op dezelfde datum, heeft de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 6 maart 2005, bij de Raad van State ingekomen op 7 maart 2005, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. Bij brief van 20 mei 2005 heeft het dagelijks bestuur van antwoord gediend. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 oktober 2005, waar het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. G.A. van der Burg en ir. P.J.M. Rohlfs, ambtenaren van de gemeente, is verschenen. Appellant is, zonder bericht van verhindering, niet verschenen. 2.    Overwegingen 2.1.    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in de uitspraken van 5 juni 2002, no. 200103578/1 (AB 2002, 349), en 22 december 2004, no. 200404708/1 (AB 2005, 76), kan in de stelling dat schade is geleden als gevolg van bestuurlijke besluitvorming op zichzelf een processueel belang worden gevonden. Wel is vereist dat de schade tot op zekere hoogte aannemelijk wordt gemaakt. 2.2.    Appellant heeft de door hem beweerdelijk geleden schade onvoldoende geconcretiseerd. Het enkele feit dat hij stelt schade te hebben geleden is niet afdoende om een procesbelang aan te nemen. Reeds hierom faalt appellants betoog en moet worden geconcludeerd dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat appellant geen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het bestreden besluit. Het beroep is derhalve terecht niet-ontvankelijk verklaard. 2.3.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding 3.    Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door W. van den Brink, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B. Klein Nulent, ambtenaar van Staat. w.g. Van den Brink    w.g. Klein Nulent Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 16 november 2005 218-503.