Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU6315

Datum uitspraak2005-08-12
Datum gepubliceerd2005-11-17
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Middelburg
Zaaknummers05/629
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 11 november 2004 heeft verweerder besloten het Waterbeheersplan Grevelingenmeer 1999-2003, vastgesteld op 16 maart 1999, te continueren tot 2009, met dien verstande dat met ingang van 2005 de Brouwerssluis het gehele jaar geopend zal zijn.


Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG sector bestuursrecht voorzieningenrechter __________________________________________________ UITSPRAAK op het verzoek om toepassing van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (voorlopige voorziening) ____________________________________________________ Reg.nr.: Awb 05/629 VV Inzake: [verzoekster], gevestigd te [vestigingsplaats], verzoekster, gemachtigde: mr. J.J. Vermeulen, advocaat te Middelharnis, tegen: de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, verweerder. I. Procesverloop Bij besluit van 11 november 2004 heeft verweerder besloten het Waterbeheersplan Grevelingenmeer 1999-2003, vastgesteld op 16 maart 1999, te continueren tot 2009, met dien verstande dat met ingang van 2005 de Brouwerssluis het gehele jaar geopend zal zijn. Verzoekster heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Verweerder heeft dit bezwaar bij besluit van 29 april 2005 ongegrond verklaard. Tegen dit besluit heeft verzoekster beroep bij de rechtbank ingesteld. Hangende dit beroep heeft verzoekster aan de voorzieningenrechter verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening, inhoudende schorsing van het Waterbeheersplan Grevelingenmeer 2004-2009, voor zover daarbij de zogenaamde 30-dagenregeling is afgeschaft, totdat op het beroep is beslist. Het verzoek is op 11 augustus 2005 behandeld ter zitting. Voorafgaand aan de zitting heeft zich als derde partij gemeld [verzoekster 2], gevestigd te Amsterdam. Ter zitting is verzoekster vertegenwoordigd door haar gemachtigde, bijgestaan door mr. A.A. den Hollander. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde mr. H.J.M. Besselink, advocaat te Den Haag. Voornoemde derde partij heeft zich niet ter zitting doen vertegenwoordigen. II. Overwegingen 1. Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Voor zover daarbij de toetsing door de voorzieningenrechter meebrengt dat het geschil in de bodemprocedure wordt beoordeeld, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter daaromtrent een voorlopig karakter en is dat niet bindend voor de beslissing in die procedure. 2. Met het Waterbeheersplan Grevelingenmeer 1999-2003, vastgesteld in 1999, is de zogenaamde 30-dagenregeling ingesteld. Deze regeling hield in dat over de jaren 1999 tot en met 2004 in de periode van september tot en met december in het economisch belang van de schieraal/palingvangst voor een zevental palingvissers op het Grevelingenmeer de mogelijkheid bestond de Brouwerssluis (onder voorwaarden) gedurende maximaal 30 dagen te sluiten om de wegtrek van schieraal te verhinderen. In eerste instantie was in het ontwerp van dit Waterbeheersplan voor onbeperkte opening geopteerd. 3. In het Waterbeheersplan Grevelingen 2004-2009 is bepaald dat met ingang van 2005 de Brouwerssluis het gehele jaar geopend zal zijn; de 30-dagenregeling is daarmee komen te vervallen. 4. Verweerder stelt in het bestreden besluit tot jaarrond opening van de Brouwerssluis te hebben besloten op grond van recente inzichten en ontwikkelingen in internationaal verband op het gebied van het treffen van beheersmaatregelen op korte en lange termijn ter bescherming van de aalstand in Europa. Bij deze keuze is met name de zienswijze van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselvoorziening (LNV) van belang geweest. In het ambtsbericht van LNV wordt gesteld dat continuering van het huidige beleid tot 2009 met betrekking tot de paling ongewenst moet worden geacht. Er wordt door LNV op geattendeerd dat op 19 juli 2004, op het moment dat het ontwerpbesluit tot continuering van het Waterbeheersplan Grevelingen al ter visie lag, in de Europese Commissie voor de visserij is besloten dat er een herstelplan komt voor de paling en dat voor de korte termijn maatregelen worden getroffen om de schieraal te beschermen. De Commissie meent dat voorrang moet worden gegeven aan voorzorgsmaatregelen om het ontsnappen van schieraal naar zee minder te belemmeren. Bij de keuze voor de 30-dagenregeling van destijds was het zeer moeilijk de belangen van de beroepsvissers op juiste waarde te schatten vanwege het ontbreken van vangstgegevens. Ook het ontbreken van de gegevens thans is een mede belemmerende factor voor een juiste afweging van de belangen. De eventuele nadelige gevolgen voor de vissers worden volgens verweerder weggenomen door de Regeling nadeelcompensatie Verkeer en Waterstaat 1999. 5. Verzoekster stelt dat het openstellen van de Brouwerssluis jaarrond tot aanzienlijke schade voor de aalvisserij zal leiden. Bij de vaststelling van de 30-dagenregeling destijds was afgesproken dat de regeling zou worden geëvalueerd, omdat onvoldoende duidelijk was welke invloed het sluisbeheer heeft op de palingstand. Deze evaluatie heeft echter nooit plaatsgehad. Nergens blijkt uit dat verdere openstelling van de Brouwerssluis bijdraagt aan een verbeterde palingstand. Er is evenmin een deugdelijk onderzoek verricht waaruit blijkt dat afschaffing van de 30-dagenregeling noodzakelijk is. Verzoekster acht het bestreden besluit daarmee in strijd met artikel 3:2 van de Awb. Verweerder heeft, overigens eerst in het besluit op bezwaar, aangevoerd dat de palingvissers geen gegevens hebben verstrekt over de visvangst. Verweerder heeft hierom echter nooit gevraagd, terwijl de vissers zeer wel bereid zijn deze gegevens te verstrekken. De teruggang van de aalstand is een Europees probleem. Het ligt dan ook voor de hand dit probleem in Europees verband en voor geheel Europa gelijktijdig aan te pakken. In Brussel wordt echter gewacht met het vaststellen van een communautair actieplan, waarschijnlijk omdat eenduidig onderzoek ontbreekt en het maar de vraag is of de teruggang van de aal wel wordt veroorzaakt door de verminderde uittrek van de geslachtsrijpe aal. Het ligt derhalve niet voor de hand om vooruitlopend op het Europese actieplan alleen voor het Grevelingenmeer maatregelen in te voeren, welke voor de vissers onevenredig bezwarend zijn. Verzoekster betwist overigens dat het slecht gaat met de aalstand in het Grevelingenmeer. Visvangsten zijn een goede graadmeter om de visstand te kunnen bepalen en deze visvangsten zijn ongeveer gelijk gebleven over de afgelopen jaren. Er is derhalve ook geen enkele reden voor het afschaffen van de 30-dagenregeling. Verzoekster voelt zich door de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 april 2003, waarbij de 30 dagenregeling niet onredelijk werd bevonden, gesteund in haar idee dat die regeling niet zomaar weer kan worden afgeschaft. Verzoekster meent dat verweerder met een enkele verwijzing naar de Regeling Nadeelcompensatie niet voldoende met haar belangen rekening heeft gehouden. De afhandeling van verzoeken hierop duurt lang en compensatie is niet altijd zeker. 6. De voorzieningenrechter overweegt als volgt. 7. Ter zitting stelt verweerder zich op het standpunt dat de primaire reden om de Brouwerssluis het gehele jaar open te laten, en daarmee de 30-dagenregeling af te schaffen, de uitwisseling van water met de Noordzee is, in het belang van het duurzaam in stand houden van het unieke zoute ecosysteem in het Grevelingenmeer. 8. De voorzieningenrechter stelt echter vast dat dit standpunt in het Waterbeheersplan noch in het bestreden besluit is verwoord. Ook uit hetgeen verweerder overigens ter zitting heeft verklaard volgt dit standpunt naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet. Verweerder heeft ter zitting namelijk voorts gesteld dat op het uitgangspunt van het open laten staan van de Brouwerssluis gedurende het hele jaar destijds een uitzondering is gemaakt ten behoeve van de palingvissers en dat thans is besloten deze uitzonderingssituatie niet te laten voortduren, nu het zo slecht gesteld is met de palingstand. 9. De voorzieningenrechter gaat er derhalve van uit dat het enige motief voor het afschaffen van de 30-dagenregeling is gelegen in de (eventuele) verbetering van de palingstand. 10. Niet in geschil is dat er op Europese schaal gezien sprake is van een achteruitgang van de palingstand. De vraag is of dit gegeven thans dient te leiden tot afschaffing van de 30-dagenregeling, in de veronderstelling dat die afschaffing bijdraagt aan een verbetering van de aalstand in Europa. 11. Verweerder heeft voor de beantwoording van die vraag advies gevraagd aan LNV, omdat - zoals hij zelf aangeeft - visserijaangelegenheden tot de exclusieve bevoegdheid van LNV behoren en dus ook de stand van de aal en de ontwikkelingen daaromtrent. 12. LNV heeft in zijn ambtsbericht van 8 september 2004 aan verweerder aangegeven dat de problematiek rond het beheer van de palingstand internationaal de aandacht heeft. In de Europese Commissie is op 19 juli 2004 besloten tot een herstelplan en op korte termijn zullen er maatregelen worden getroffen om de schieraal te beschermen. Invoering van die maatregelen wordt in 2005 verwacht. LNV acht continuering van het huidige beleid van verweerder tot 2009 met betrekking tot de paling ongewenst. LNV stelt voorts: 'Ik stel u voor in het besluit aan te geven dat binnen de looptijd van het plan in Europees verband gemaakte afspraken zullen worden verwerkt. Omdat de maatregel van de Europese Commissie niet voor 1 september van kracht zal zijn kan het beheer voor dit jaar worden voortgezet; het effect van het niet sluiten van de Brouwerssluis als er in andere lidstaten geen maatregelen worden genomen is twijfelachtig en de Nederlandse vissers worden daarmee met ongewenste concurrentiebeperkingen geconfronteerd.' 13. Gelet op het feit dat de palingstand en hetgeen daarmee samenhangt tot de competentie van LNV behoort, is de voorzieningenrechter van oordeel dat groot gewicht dient te worden toegekend aan het door LNV in dit verband uitgebrachte advies. De voorzieningenrechter leidt uit dit ambtsbericht af dat, zoals hiervoor weergegeven, LNV zeer wel oog heeft voor de achteruitgang van de palingstand en in dat licht de 30-dagenregeling niet gewenst acht, maar desondanks adviseert te wachten op de maatregelen die door de Europese Commissie zullen worden uitgevaardigd, omdat het effect van alleen plaatselijke maatregelen wordt betwijfeld en onevenredig bezwarend voor de betreffende vissers wordt geacht. 14. De voorzieningenrechter leidt dit standpunt van LNV ook af uit de door verzoekster overgelegde beslissing op bezwaar van 23 februari 2005, met betrekking tot de verlenging van de vergunning voor het vissen van aal op het Krammer-Volkerak en Zoommeer-Eendracht. Uit dit besluit blijkt dat LNV meent dat het probleem van de palingstand alleen door internationale maatregelen kan worden opgelost. Door een nationale vangstbeperking laat de achteruitgang van de palingstand door de grote vangst van glasaal zich volgens LNV niet keren. 15. De voorzieningenrechter is gezien voorgaande en de verklaring van verweerder ter zitting dat de door LNV genoemde maatregelen in Europees verband nog niet zijn genomen, van oordeel dat er geen reden is de 30-dagenregeling thans af te schaffen. Gezien het ambtsbericht van LNV moet het effect van deze maatregel als twijfelachtig worden bestempeld en als onevenredig zwaar voor de palingvissers op het Grevelingenmeer. De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat verweerder de 30-dagenregeling niet in redelijkheid heeft kunnen beëindigen en hij acht het aannemelijk dat het bestreden besluit in beroep geen stand zal houden. De voorzieningenrechter ziet derhalve reden voor het treffen van een voorlopige voorziening. 16. In het voorgaande ziet de voorzieningenrechter aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 644,-, uitgaande van een zaak van gemiddelde zwaarte en van twee proceshandelingen. III. Uitspraak De voorzieningenrechter van de Rechtbank Middelburg, schorst het bestreden besluit van 29 april 2005 en het primaire besluit van 11 november 2004, dat onderdeel uitmaakt van het Waterbeheersplan Grevelingenmeer 2004-2009, en bepaalt dat verweerder tussentijds de zogenaamde 30-dagenregeling dient te continueren. Deze schorsing en de voorlopige voorziening gelden tot 6 weken na de datum van de uitspraak in de bij de rechtbank aanhangige zaak (procedurenummer 05/468); veroordeelt verweerder in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoekster begroot op € 644,- (zeshonderdvierenveertig euro), te betalen door de Staat der Nederlanden aan verzoekster; bepaalt dat de Staat der Nederlanden aan verzoekster het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 276 (tweehonderdzesenzeventig euro) vergoedt. Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 12 augustus 2005 door mr. T. Damsteegt als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. H.D. Sebel als griffier. Griffier, Voorzieningenrechter, Afschrift verzonden op: