Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU6515

Datum uitspraak2005-11-10
Datum gepubliceerd2005-11-21
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/167 CSV + 05/168 CSV + 05/174 CSV
Statusgepubliceerd


Indicatie

Niet-ontvankelijk. Niet verschoonbare termijnoverschrijding.


Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R 05/167 CSV 05/168 CSV 05/174 CSV U I T S P R A A K in de gedingen tussen: [appellante 1]., gevestigd te [vestigingsplaats], [appellant 2], wonende te [woonplaats], [appellante 3], gevestigd te [vestigingsplaats], appellanten, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, gedaagde. I. ONTSTAAN EN LOOP VAN DE GEDINGEN Namens appellanten is door mr. J. de Haas, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld tegen de tussen partijen op 30 november 2004, onder kenmerk 03/3781, 03/3776 en 03/3777, door de rechtbank Amsterdam gewezen uitspraken. Gedaagde heeft verweerschriften ingediend. De gedingen zijn ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van de Raad, gehouden op 3 november 2005, waar partijen met voorafgaand schriftelijk bericht niet zijn verschenen. II. MOTIVERING De geschillen betreffen het antwoord op de vraag of gedaagde de bezwaren van appellanten bij de bestreden besluiten op juiste gronden niet-ontvankelijk heeft verklaard omdat appellanten bij het instellen van bezwaar de ingevolge de artikelen 6:7, 6:8, 6:9 en 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht gestelde termijn voor het indienen van een bezwaarschrift van zes weken, niet in acht hebben genomen, en dat niet gebleken is van enige omstandigheid op grond waarvan redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat appellanten niet in verzuim zijn geweest. De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard en daarbij geoordeeld dat hetgeen door appellanten is aangevoerd geen reden is de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. De Raad stelt vast dat de in hoger beroep van de kant van appellanten aangevoerde bezwaren in essentie een herhaling zijn van hetgeen in de gedingen in eerste aanleg is aangevoerd. Nieuwe gezichtspunten zijn daarbij van de kant van appellanten niet naar voren gebracht. De Raad is te dien aanzien zelf ook van oordeel dat de bezwaren van appellanten niet kunnen leiden tot vernietiging van de bestreden besluiten en overweegt in dit verband dat hij de overwegingen die de rechtbank aan de aangevallen uitspraken ten grondslag heeft gelegd, tot de zijne maakt. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Beslist wordt als volgt. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraken. Aldus gegeven door mr. B.J. van der Net als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A. Kovács als griffier en uitgesproken in het openbaar op 10 november 2005. (get.) B.J. van der Net. (get.) A. Kovács.