Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU6530

Datum uitspraak2005-11-17
Datum gepubliceerd2005-11-21
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers231/05 NOT
Statusgepubliceerd
SectorNotariskamer


Indicatie

Afhandeling van een nalatenschap. Erfgenamen kunnen belang hebben bij informatie over de kosten die in het kader van de afwikkeling van de nalatenschap worden gemaakt en die ten laste komen van de nalatenschap.


Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER Beslissing van 17 november 2005 in de zaak onder rekestnummer 231/05 NOT van: [appellant], wonende te [woonplaats], APPELLANT, t e g e n [geïntimeerde], notaris te [plaats], GEÏNTIMEERDE, gemachtigde: mr. B. ten Doesschate. 1. Het geding in hoger beroep 1.1. Door appellant, verder te noemen klager, is bij een op 15 februari 2005 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift - met bijlagen - tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Utrecht, verder te noemen de kamer, van 13 januari 2005, waarbij de klacht gericht tegen geïntimeerde, hierna te noemen de notaris, gedeeltelijk gegrond is verklaard zonder oplegging van een maatregel, en voor het overige ongegrond is verklaard. 1.2. Van de zijde van de notaris is op 10 maart 2005 een verweerschrift met bijlagen ingediend. 1.3. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 22 september 2005. Klager, de notaris alsmede de gemachtigde van de notaris zijn verschenen. Zij hebben allen het woord gevoerd, klager en de gemachtigde van de notaris aan de hand van pleitaantekeningen. 2. De stukken van het geding Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken. 3. De feiten Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat het hof ook van die feiten uitgaat. 4. Beoordeling van de bestreden beslissing Het hof kan zich niet verenigen met de beslissing van de kamer, met uitzondering van de vaststelling van de feiten, en zal deze beslissing derhalve in zoverre vernietigen. 5. De ontvankelijkheid van de klacht Nu klager zowel bij de kamer als ook in hoger beroep een grote hoeveelheid klachtonderdelen heeft aangevoerd ziet het hof zich genoodzaakt eerst de omvang van de klacht te bepalen. Klager heeft zijn klacht bij de kamer ingediend op 16 september 2004. Dit betekent dat alle klachtonderdelen die zien op het handelen van de notaris dat heeft plaatsgevonden vóór 16 september 2001 buiten beschouwing moeten worden gelaten zulks op grond van het bepaalde in artikel 99 lid 12 Wet op het notarisambt, hierna Wna. Van klachtonderdelen die voor het eerst in hoger beroep naar voren worden gebracht kan het hof in zijn algemeenheid geen kennis nemen, zodat klager ook in deze klachtonderdelen niet kan worden ontvangen. De klachtonderdelen die, naar oordeel van het hof, voor behandeling in aanmerking komen, worden weergegeven in rubriek 6 van deze beslissing. 6. Het standpunt van klager 6.1. Klager verwijt de notaris dat hem informatie wordt onthouden. Dit betreft onder meer informatie omtrent de declaraties die door de notaris ten laste van de boedel zijn ingediend en informatie omtrent 14 vonnissen en arresten die deel uitmaken van het dossier dat de advocaat van de mede-erven van klager, mr. Lanen, aan de notaris heeft overhandigd. Ook weigert de notaris klager te informeren omtrent artikel 1370 Burgerlijk Wetboek, hierna: BW, waaruit volgens klager zou blijken dat regelingen inzake niet opengevallen nalatenschappen ongeldig zijn. 6.2. Voorts eist klager dat het door hem ingediende verdelingsvoorstel wordt geaccepteerd en wordt afgehandeld door de notaris zonder dat dit klager verdere kosten voor de onzijdige persoon mr. Hagens bezorgt. Indien dit verdelingsvoorstel niet wordt geaccepteerd, eist klager dat het dossier wordt overgedragen aan notaris mr. J.Th.M. van den Beld te Leusden, benoemd in het vonnis van 21 juni 2002. 6.3. In hoger beroep doet klager zijn beklag over de gang van zaken in eerste aanleg. Klager wijst erop dat de door hem bij brief van 11 december 2004 ingediende pleitnotitie ter zitting van de kamer opzij is geschoven, terwijl klager zelf, wegens overmacht, niet bij machte was te verschijnen. Klager ziet genoemde pleitnotitie, waarin 17 klachtonderdelen zijn opgenomen, als een samenvatting van alle eerder door hem bij de kamer ingediende stukken en daarmee als een samenvatting van de door hem ingediende klacht. Het betreft de volgende klachtonderdelen: 1. Als de notaris geen belang hecht aan de beantwoording van een vraag van klager wordt deze vraag ook niet beantwoord. 2. Er bestaat een niet nader aangeduid vonnis waaruit volgens klager blijkt dat hem nader aangeduide sieraden zouden worden toebedeeld. De notaris weigerde een antwoord te geven op het verzoek van klager deze sieraden aan hem af te geven. De opslagkosten van deze sieraden worden nog steeds ten laste van de boedel gebracht. Een en ander blijkt uit een brief van 7 november 2003 van klager aan de notaris. 3. In een brief van 10 november 2003 van de notaris aan klager heeft de notaris nagelaten een antwoord te geven op de vragen van klager omtrent eerdergenoemde sieraden. 4. De notaris heeft nagelaten conclusies te trekken uit zijn wetenschap dat de bewindvoerder over de goederen van de moeder van klager een rentederving van fl. 6000,- heeft veroorzaakt. 5. De notaris heeft onzorgvuldig gehandeld door na afloop van de bewindvoering aan de bewindvoerder te verzoeken het vermogen van de moeder van klager te blijven beheren. De adviezen die de notaris aan de bewindvoerder gaf kwamen overeen met de wensen van de mede-erven van klager. 6. De notaris heeft twee nieuwe clausules toegevoegd aan de verdeling van de nalatenschap die, volgens klager, aan geen enkel vonnis te ontlenen zijn. De notaris weigert klager te informeren omtrent het vonnis waaruit deze clausules zouden voortkomen. 7. De notaris stelt ten onrechte dat mr. Hagens als onzijdig persoon de belangen van klager behartigt. Mr. Hagens kent het dossier niet en mag en kan niet als adviseur van klager optreden. 8. De notaris weigert op te geven welke kosten hij declareert ten laste van de boedel. 9. De notaris weigert het door klager opgestelde verdelingsvoorstel over te nemen. De verrekening van de schulden die klager aan de boedel zou hebben blijkt uit geen enkel vonnis. 10. [Dit klachtonderdeel ontbreekt; hof]. 11. De notaris stelt dat het onverantwoord zou zijn om door te gaan met het beantwoorden van de vragen van klager, terwijl de houding van de notaris zelf debet is aan het feit dat klager deze vragen stelt. 12. Klager acht het onverantwoord te accepteren dat de notaris weigert verdere vragen te beantwoorden. 13. De verdelingsprocedure duurt inmiddels meer dan 10 jaar en heeft klager op kosten gejaagd. Hiervan maken ook de opslagkosten van de boedel deel uit. 14. In de 103 brieven die de notaris in 12 jaar aan klager zou hebben gestuurd wordt misinformatie gegeven en met regelmaat wordt de passage “zodra ik meer weet zal ik u informeren”opgenomen, echter zonder dat hieraan een gevolg wordt gegeven. 15. In zijn brief van 26 oktober 1995 geeft de notaris blijk van partijdigheid door in de successie-aangifte van klager een bedrag van fl. 6200,- aan schulden op te nemen “omdat ook de heer Hollemans dit in zijn opgave opnam”. Deze schuld is echter gebaseerd op een cheque die klager nooit heeft geïnd. De notaris heeft later toegegeven dat hij inderdaad geen bewijs van deze schuld zag, doch heeft de aangifte hierop nooit aangepast. 16. De notaris heeft zonder noodzaak de schulden van klager aan de boedel verwerkt. De mede-erven van klager hebben immers nagelaten om in 1974 de schulden te innen, ten tijde van het door hen op het bedrijfspand van klager te Rotterdam gelegde beslag. 17. De notaris weigert de vragen van klager te beantwoorden inzake artikel 1370 van het Burgerlijk Wetboek. 6.4. Tenslotte verzoekt klager het hof de volgende besluiten te nemen: 1. Alle kosten van de bewindvoerder te laten komen voor mr. Lanen, als adviseur van deze bewindvoerder. 2. Alle kosten van opslag te laten komen voor degenen die deze kosten hebben verzoorzaakt. 3. Alle kosten van de advocaat van de mede-erven te laten komen voor rekening van de mede-erven. 4. De notaris rekening te laten houden met het feit dat klager mede-gerechtigd is op een vordering op mede-erfgenaam [B]. 5. De notaris rekening te laten houden met het feit dat de zusters van klager hem bedragen hebben kwijtgescholden in een verdelingsvoorstel van december 2000. 6. Subsidiair de notaris te verplichten het dossier over te dragen aan mr. J.Th.M. van den Beld te Leusden, voor zover het hof geen beslissing neemt op de verzoeken gedaan onder de punten 1 tot en met 5 van deze rubriek. 7. Het standpunt van de notaris 7.1. De notaris bestrijdt de stellingen van klager en verweert zich als volgt. De notaris heeft steeds geprobeerd klager zo volledig mogelijk te informeren. Het was echter, volgens de notaris, onverantwoord door te gaan met het beantwoorden van de niet eindigende vragenstroom van klager. In het dossier komen 103 brieven voor waarin vragen van klager door de notaris worden beantwoord. Klager stemt echter steeds opnieuw niet in met de gegeven antwoorden en stelt telkens nieuwe vragen. Wat betreft de declaraties stelt de notaris dat hij deze in de periode 1993 tot en met 1996 aan klager heeft gezonden. Klager heeft hier nooit op gereageerd en de declaraties ook nooit betaald. Vanaf begin 2000 heeft de notaris weer bemoeienis gekregen met de afhandeling van de nalatenschap. De notaris heeft er toen van afgezien om klager nota’s en specificaties te sturen omdat hij verwachtte dat dit weer tot een nieuwe stroom van correspondentie zou leiden, waarvan de kosten ten laste van de boedel zouden komen. Klager heeft wel een concept verdelingsakte ontvangen waaruit kan worden afgeleid wat op dat moment het totaal openstaande bedrag aan notariskosten was. Ook heeft klager in de periode 1997-2003 jaarlijks een overzicht gekregen van betalingen die uit de boedel zijn gedaan, inclusief renteberekeningen. Ten aanzien van de 14 vonnissen en de informatie die de notaris hierover aan klager heeft gegeven stelt de notaris dat klager over deze vonnissen via zijn advocaat de beschikking heeft dan wel had kunnen krijgen. Wat betreft de stelling van klager dat de notaris weigert om informatie te geven omtrent artikel 1370 BW stelt de notaris dat hem niet duidelijk is wat klager hiermee bedoelt. 7.2. De notaris stelt dat de bezwaren van klager zich in de kern richten tegen de voorgestelde verdeling van de nalatenschap. De rechter heeft echter vastgesteld hoe de verdeling van de nalatenschap moet plaatsvinden en de notaris is hieraan gehouden. De notaris wijst op de vonnissen van de rechtbank te Utrecht van 20 juni 2001, 27 juni 2001 en 21 november 2001 en het arrest van dit hof van 13 maart 2003, waarin de verdeling is vastgesteld. De notaris kan dan ook niet ingaan op de verdelingsvoorstellen van klager. 7.3. Bij vonnis van 27 juni 2004 is de heer mr. F.X.D.A. Hagens, hierna: Hagens, benoemd als onzijdig persoon om klager te vertegenwoordigen indien hij zou weigeren zijn medewerking te verlenen aan de bevolen verdeling van de nalatenschap. Na correspondentie over en weer met klager heeft de notaris de ontwerpakte op 14 november 2003 voorgelegd aan Hagens. Deze heeft vervolgens voorgesteld klager nog eenmaal de gelegenheid te geven zijn bezwaren naar voren te brengen. Dit heeft klager gedaan bij brief van 17 december 2003, door de notaris beantwoord op 13 januari 2004. Op 28 januari 2004 heeft Hagens de notaris bericht dat hij akkoord ging met de conceptakte. Vervolgens is, op aanwijzing van Hagens, de ontwerpakte nog op een punt aangepast. Ook nu ging klager niet akkoord met de verdeling. De bezwaren van klager zijn door de notaris en Hagens nog één keer doorgenomen. Uitkomst van dit gesprek was dat geen van de naar voren gebrachte bezwaren aanleiding gaf om de ontwerpakte te wijzigen. Klager kan zich echter opnieuw niet neerleggen bij de uitkomsten. 8. De beoordeling 8.1. Klager heeft bezwaar gemaakt tegen de gang van zaken in eerste aanleg. Dit bezwaar van klager behoeft geen nadere bespreking, omdat deze door hem gestelde tekortkomingen ten gevolge van de behandeling in hoger beroep zijn hersteld. 8.2. Zoals het hof reeds heeft aangegeven in rubriek 5 kan klager niet worden ontvangen in de onderdelen van de klacht die het handelen van de notaris betreffen van vóór 16 september 2001. Ook kan klager niet worden ontvangen in de klachtonderdelen die hij voor het eerst in hoger beroep heeft aangevoerd. De klachtonderdelen die in rubriek 6 zijn opgesomd komen, naar oordeel van het hof, met uitzondering van het gesteld onder nummer 15, voor behandeling in aanmerking, aangezien klager deze klachtonderdelen heeft gekwalificeerd als een samenvatting van hetgeen hij in eerste instantie bij de kamer had willen aanvoeren. Ten aanzien van het klachtonderdeel beschreven onder nummer 15 geldt dat dit vermeende handelen van de notaris zich heeft voorgedaan vóór 16 september 2001 en daarmee niet voor behandeling in aanmerking komt. 8.3. Het hof is van oordeel dat klager een groot aantal klachtonderdelen aanvoert die betrekking hebben op de (akte van) verdeling van de nalatenschap van de ouders van klager. De notaris heeft terecht aangegeven dat deze verdeling door de rechter in diverse vonnissen en een arrest is bepaald en dat de notaris hieraan is gehouden. Dit heeft tot gevolg dat de klachtonderdelen die worden genoemd onder de nummers 4, 5, 6, 9, 13 en 16 in rubriek 6 door het hof ongegrond worden verklaard. 8.4. Wat betreft de klachtonderdelen die worden genoemd onder de nummers 2, 3 en 14 van rubriek 6 is het hof van oordeel dat deze klachtonderdelen onvoldoende zijn onderbouwd. Klager beroept zich hier op brieven die geen deel uitmaken van de stukken zoals die door klager zijn overgelegd. 8.5. Het hof is voorts van oordeel dat de rol van Hagens als onzijdig persoon eveneens is vastgesteld bij rechterlijk vonnis. Ook hier was de notaris aan gehouden, ongeacht de mening van klager hierover. Dit onderdeel van de klacht, genoemd in nummer 7 van rubriek 6, is dan ook ongegrond. 8.6. Evenals de kamer is het hof van oordeel dat, gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting, klager in de loop der jaren een groot aantal brieven aan de notaris heeft gestuurd, waarin hij uiteenlopende vragen heeft gesteld. Uit het dossier leidt het hof af dat de notaris op vele vragen heeft geantwoord. Echter de bezwaren van klager blijven en richten zich, naar oordeel van het hof, in het bijzonder op de verdeling. Zoals al eerder aangegeven is deze verdeling door de rechter bepaald en heeft Hagens geen bezwaren meer geopperd tegen de verdeling, zodat de notaris niet onzorgvuldig handelt door niet meer in te gaan op bezwaren van klager met betrekking tot deze verdeling. De door klager aangevoerde klachtonderdelen onder de nummers 1, 11 en 12 zijn naar het oordeel van het hof dan ook ongegrond. 8.7. Ten aanzien van het specifieke verwijt van klager inzake de declaraties, weergegeven onder nummer 8 in rubriek 6, deelt het hof het oordeel van de kamer dat erfgenamen belang kunnen hebben bij informatie over de kosten die in het kader van de afwikkeling van de nalatenschap worden gemaakt en die ten laste komen van de nalatenschap. De verwachting van de notaris dat het zenden van declaraties aan klager tot nieuwe vragen en discussie zou leiden ontslaat de notaris niet van de verplichting om klager te informeren omtrent de kosten. Het hof is van oordeel dat de notaris ten onrechte is gestopt hiermee en acht dit onderdeel van de klacht gegrond. Het hof ziet echter geen aanleiding om de notaris een maatregel op te leggen, gezien de omstandigheden van dit geval en mede met inachtneming van het feit dat de notaris naar aanleiding van de beslissing van de kamer klager per brief van 4 februari 2005 alsnog de nodige informatie heeft verschaft. 8.8. Wat betreft het klachtonderdeel omtrent de informatieverschaffing over 14 vonnissen overweegt het hof het volgende. Evenals de kamer is het hof van oordeel dat het niet op de weg van de notaris ligt om klager te informeren over vonnissen in procedures waarbij klager zelf partij is geweest. 8.9. Tenslotte het klachtonderdeel wat betreft de door klager gevraagde informatie omtrent artikel 1370 (oud) BW, weergegeven onder nummer 17 van rubriek 6. Alhoewel dit tijdens de mondelinge behandeling aan de orde is geweest is het ook het hof niet duidelijk geworden wat klager heeft beoogd met zijn vragen over de toepasselijkheid van dit artikel. Het hof is van oordeel dat dit onderdeel van de klacht eveneens ongegrond is. 8.10. Zowel bij de kamer als in hoger beroep heeft klager verzocht om een aantal besluiten weergegeven in rubriek 6.2. en 6.4. Nu voor dergelijke besluiten geen ruimte is in een tuchtprocedure als deze zal het hof hier verder niet op ingaan. 8.11. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven. 8.12. Het hiervoor overwogene leidt mitsdien tot de volgende beslissing. 9. De beslissing Het hof: - Vernietigt de bestreden beslissing met uitzondering van de vaststelling van de feiten en opnieuw rechtdoende; - Verklaart klager niet-ontvankelijk in de onderdelen van de klacht die het handelen van de notaris betreffen van vóór 16 september 2001 en de onderdelen van de klacht die voor het eerst in hoger beroep zijn aangevoerd; - Verklaart het klachtonderdeel genoemd in nummer 8 van rubriek 6 gegrond zonder oplegging van een maatregel; - Verklaart de klacht voor het overige ongegrond; - Wijst af het gevraagde zoals genoemd in de rubrieken 6.2. en 6.4. Deze beslissing is gegeven door mrs. A.L.G.A. Stille, A.D.R.M. Boumans en P.J.N. van Os en uitgesproken ter openbare terechtzitting van donderdag 17 november 2005. KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN IN HET ARRONDISSEMENT UTRECHT BESLISSING van de Kamer van Toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen in het arrondissement Utrecht op de klacht van: de heer [B], wonende te [woonplaats] -t e g e n- mr. [X], notaris te [plaats], beklaagde. De procedure Bij brief van 10 september 2004 heeft klager zich tot deze Kamer gewend met een klacht over notaris mr. [X] (hierna: de notaris). Bij brieven van 15 november 2004 en 10 december 2004 heeft de notaris op de klacht gereageerd. Bij brieven van 7 en 9 december 2004, welke op 13 december 2004 bij de Kamer zijn binnengekomen, heeft klager zijn klacht nader onderbouwd. Ten slotte heeft klager nog argumenten naar voren gebracht bij brief van 11 december 2004, welke op 15 december 2004 bij de Kamer is binnengekomen. De klacht is op 16 december 2004 mondeling behandeld. Bij die gelegenheid is klager met bericht van verhindering niet verschenen. De notaris is in persoon verschenen. De feiten Aanleiding tot de klacht is de wijze van afhandeling door de notaris van de nalatenschap van de ouders van klager. In 1976 is de vader van klager overleden, nalatende zijn echtgenote en vier kinderen. Op 5 oktober 1992 is de moeder van klager overleden. Zij heeft haar kinderen als haar enige erfgenamen nagelaten. Over de verdeling van de nalatenschap is vervolgens jarenlang geprocedeerd, waarbij getracht is tot een minnelijke schikking te komen, hetgeen niet is gelukt. Bij vonnissen van de rechtbank Utrecht, gedateerd 20 juni 2001, 27 juni 2001 en 21 november 2001 en arrest van het Hof Amsterdam, gedateerd 13 maart 2003, is partijen (de erfgenamen) bevolen over te gaan tot verdeling van de boedel met inachtneming van hetgeen in die vonnissen en dat arrest is bepaald. Bij genoemd vonnis van 27 juni 2001 is de heer F.X.D.A. Hagens aangewezen als onzijdig persoon voor het geval klager zou weigeren zijn medewerking aan de verdeling van de nalatenschap te verlenen. Bij genoemd vonnis van 21 november 2001 is de notaris aangewezen als boedelnotaris. De notaris heeft vervolgens overeenkomstig het vonnis van de rechtbank Utrecht van 20 juni 2001 een ontwerp akte van verdeling opgesteld, die ertoe strekt dat klager toebedeeld krijgt hetgeen hij schuldig was aan de boedel. Blijkens het vonnis waarop de notaris de ontwerp akte heeft gebaseerd, overtreffen zijn schulden aan de boedel zijn erfdeel; voor zover zijn schulden zijn erfdeel overtreffen worden deze aan hem kwijtgescholden. Tegen de ontwerp akte van verdeling heeft klager in 2003 herhaaldelijk schriftelijk bezwaren naar voren gebracht. Hierop heeft de notaris schriftelijk gereageerd door het geven van een toelichting of uitleg, maar heeft hij tevens meegedeeld dat hij niet kan afwijken van de door de rechter opgedragen wijze van verdeling. Omdat klager geen medewerking wilde verlenen aan het passeren van de akte van verdeling, heeft de notaris de concept akte op 14 november 2003 toegezonden aan de heer Hagens om deze te beoordelen. Na een aanpassing van het concept op verzoek van de heer Hagens hebben de notaris en de heer Hagens uiteindelijk op 28 juli 2004 alle bezwaren van klager nogmaals doorgenomen en geconcludeerd dat geen van de naar voren gebrachte bezwaren nog aanleiding gaf om de ontwerpakte te wijzigen. De klacht en de beoordeling daarvan 3.1. Klager verwijt de notaris dat hij tekort is geschoten in zijn informatieplicht. Klager heeft de notaris veelvuldig schriftelijk benaderd met uiteenlopende vragen die verband houden met zijn optreden als boedelnotaris en de door hem opgestelde akte van verdeling. Volgens klager heeft de notaris deze vragen niet, dan wel niet afdoende beantwoord en heeft hij ten onrechte geweigerd om klager de informatie te geven waar hij recht op heeft. Klager heeft zijn klacht gericht op drie aspecten. Ten eerste heeft de notaris nagelaten om aan hem gespecificeerde opgave te doen van zijn declaraties die in de loop van de tijd ten laste van de boedel zijn gekomen. Ten tweede heeft de notaris nagelaten opgave te doen van het totaal aantal vonnissen (onder vermelding van datum, rechtbank en rolnummer) dat hij in verband met de zaak heeft ontvangen van de advocaat van de wederpartij van klager. Klager kan zich niet vinden in het door de notaris opgegeven aantal en wil een en ander kunnen verifiëren. Ten derde heeft de notaris ten onrechte niet geantwoord op vragen van klager inzake de toepasselijkheid van artikel 1370 BW van het Burgerlijk Wetboek (oud). 3.2. De notaris stelt zich op het standpunt dat hij klager in de loop van de tijd in zeer vele brieven de informatie heeft gegeven waar hij recht op heeft. De notaris heeft ervaren dat klager zich in de gegeven antwoorden niet kan vinden en er steeds weer aanleiding in ziet om zijn vragen te herhalen of nieuwe vragen te stellen. In het verleden heeft de notaris de brieven van klager altijd beantwoord, waarbij hij ook op de drie door klager concreet naar voren gebrachte aspecten is ingegaan, maar hij acht dat niet langer zinvol en verantwoord, onder meer omdat het tot nieuwe kosten ten laste van de boedel (dat wil zeggen de andere erfgenamen) zou leiden. Daarbij heeft de notaris benadrukt dat er in feite sprake is van een eenvoudige boedelverdeling en dat hij zich bij het opstellen van de verdelingsakte heeft gehouden aan hetgeen de rechter heeft beslist. Om die reden kan hij niet ingaan op de verdelingsvoorstellen van klager, die in strijd zijn met het door de rechter bepaalde en ook met de regels van het erfrecht. Dit heeft hij klager herhaaldelijk laten weten. Ter zitting is de notaris nog nader ingegaan op de drie concrete aspecten die klager naar voren heeft gebracht. Ten aanzien van de declaraties heeft hij meegedeeld dat hij in de periode van 1993 tot en met 1996 klager nota’s en specificaties heeft toegezonden. In de periode 1997 tot begin 2000 lag zijn bemoeienis met de zaak stil. Toen hij vanaf begin 2000 weer intensiever bij de zaak betrokken raakte, heeft hij ervan afgezien om klager nota’s en specificaties te sturen, omdat hij verwachtte dat dat uitsluitend tot een nieuwe stroom van zinloze correspondentie zou leiden, en dus tot kosten ten laste van de boedel. De notaris heeft ook de heer Hagens geen nota’s of specificaties gestuurd. Klager heeft wel uit de concept verdelingsakte van 2003 kunnen afleiden wat op dat moment het totaalbedrag van openstaande notariskosten was en heeft in de periode van ongeveer 1997-2003 jaarlijks een overzicht gekregen van de betalingen die uit de boedel zijn gedaan (inclusief renteberekeningen). Ten aanzien van de opgave van vonnissen waar klager naar verwijst en die zich in het dossier van de notaris (zouden) bevinden, heeft de notaris aangegeven dat klager daar via zijn advocaat de beschikking over heeft gekregen dan wel had kunnen krijgen. Aangezien de proceskosten van die procedures niet drukken op de boedel, heeft klager volgens de notaris geen belang bij opgave daarvan of informatie daarover van de zijde van de notaris. Ten aanzien van de vragen over de toepasselijkheid van artikel 1370 (oud) BW heeft de notaris ten slotte meegedeeld dat het hem onduidelijk is wat klager daarmee beoogt. Het bepaalde in artikel 1370 (oud) BW is niet teruggekeerd in het Nieuw BW, zijnde het toepasselijke recht in het onderhavige geval. 3.3. Alvorens over te gaan tot beoordeling van de klacht bepaalt de Kamer dat klagers brief van 11 december 2004, welke op 15 december 2004 per fax bij de Kamer is binnengekomen, buiten beschouwing zal worden gelaten. Ook in het tuchtrecht zijn de regels van een goede procesorde van toepassing te achten. Deze regels staan eraan in de weg dat partijen (uitzonderingen daargelaten) daags voor de mondelinge behandeling van een klacht nog stukken inzenden teneinde deze bij de behandeling te laten betrekken. 3.4. De Kamer stelt vervolgens voorop dat de notaris op grond van artikel 17 van de Wet op het notarisambt (Wna) zijn ambt in onafhankelijkheid uitoefent en de belangen van alle bij de rechtshandeling betrokken partijen op onpartijdige wijze en met de grootst mogelijke zorgvuldigheid behartigt. Deze belangenbehartiging bestaat onder meer uit het gevraagd en ongevraagd verstrekken van informatie waar partijen recht op hebben dan wel belang bij (kunnen) hebben. 3.5. Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting stelt de Kamer vast dat klager aan de notaris gedurende een lange periode vele brieven heeft gestuurd, waarin hij uiteenlopende vragen heeft gesteld die verband houden met het optreden van de notaris als boedelnotaris en de door hem opgestelde akte van verdeling. Uit de beschikbare informatie leidt de Kamer af, dat de notaris op vele vragen schriftelijk antwoord heeft gegeven. Het is duidelijk dat deze correspondentie de bezwaren van klager, die in de kern gericht zijn tegen de voorgestelde verdeling van de nalatenschap, niet weg heeft kunnen nemen. Gegeven het feit dat de voorgestelde akte van verdeling overeenkomstig de uitspraak van de rechter is opgesteld en de heer Hagens tegen deze concept akte geen bezwaren meer heeft, handelt de notaris jegens klager niet onzorgvuldig of onredelijk door op brieven van klager, die de verdeling ter discussie stellen, niet meer te reageren. 3.6. In zijn algemeenheid kan de Kamer klager ook voorts niet volgen in zijn stellingname dat de notaris jegens hem onzorgvuldig heeft gehandeld of tekort is geschoten in zijn informatieplicht. Dit geldt in ieder geval ten aanzien van de vragen over de vonnissen die zich in het dossier van de notaris zouden bevinden en de vragen over de toepasselijkheid van artikel 1370 (oud) BW. Met de notaris is de Kamer van oordeel dat het belang van klager bij beantwoording van de vragen over de vonnissen onduidelijk is en dat het niet op de weg van de notaris ligt om klager te informeren over vonnissen in procedures waarbij klager zelf partij is geweest. Voorts is het ook voor de Kamer onduidelijk wat klager beoogt met zijn vragen over de toepasselijkheid van genoemd wetsartikel. Nu bovendien een vergelijkbare bepaling in het Nieuw BW ontbreekt, kan het de notaris niet verweten worden dat hij op deze onduidelijke vragen niet nader is ingegaan. Naar het oordeel van de Kamer is de klacht dan ook in zoverre ongegrond. 3.7. Ten aanzien van de kwestie van de declaraties neemt de Kamer als uitgangspunt, dat erfgenamen belang kunnen hebben bij informatie over de notariële kosten die in het kader van de afwikkeling van een nalatenschap worden gemaakt en die ten laste komen van de nalatenschap. Dit geldt ook indien te verwachten valt, zoals in dit geval, dat de erfgenaam op die nota’s met de notaris een eindeloze en zinloze discussie tracht te voeren. De notaris is niet gehouden op een dergelijke discussie in te gaan. In casu is de notaris echter vanaf begin 2000 ten onrechte gestopt met het toezenden van gespecificeerde nota’s aan klager c.q. aan de heer Hagens vanaf 27 juni 2001. In zoverre dient de klacht dan ook gegrond te worden verklaard. Vanwege de omstandigheden van het geval ziet de Kamer echter geen enkele aanleiding om een tuchtrechtelijke maatregel op te leggen. 4. De beslissing De Kamer van Toezicht: - verklaart de klacht, voor zover betrekking hebbend op het niet verstrekken van gespecificeerde nota’s aan klager vanaf begin 2000, gegrond; - verklaart de klacht voor het overige ongegrond. Gewezen te Utrecht door mr. H.J. Schepen, wnd. voorzitter, mrs. G.H. Beens, E.J.M. Kerpen, C.A.M. Walsteijn en H. Hilberts, leden, bijgestaan door mr. A.M. Rijs, plv. secretaris, op 13 januari 2005. De secretaris De voorzitter Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na de verzenddatum daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Civiele Griffie, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam. Aan partijen toegezonden op: