Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU6645

Datum uitspraak2005-11-21
Datum gepubliceerd2005-11-23
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersBK 774/04 Inkomstenbelasting
Statusgepubliceerd


Indicatie

In geschil is het antwoord op de vraag of de inspecteur met het opleggen van de navorderingsaanslag in strijd met artikel 16 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen heeft gehandeld.


Uitspraak

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK Kenmerk: 774/04 21 november 2005 Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden, tweede meervoudige belastingkamer, op het beroep van X te Z tegen de uitspraak van de inspecteur van de Belastingdienst/Noord/kantoor Heerenveen (hierna: de inspecteur), gedaan op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de hem opgelegde navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2001 (dagtekening 22 mei 2004). 1. Ontstaan en loop van het geding 1.1 Op 1 mei 2002 heeft belanghebbende de aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over 2001 ingediend. Deze maakt melding van een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 35.409,-, een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 36.513,- en een verzamelinkomen van € 71.922,-. 1.2 Op 20 maart 2003 is de definitieve aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2001 vastgesteld. Het belastbaar inkomen uit werk en woning is daarbij vastgesteld op f 35.409,-, het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen op f 36.513,- en het verzamelinkomen op f 71.922,-. 1.3 In week 14 van 2004 heeft belanghebbende de klantendienst van het belastingkantoor te Heerenveen bezocht en aangegeven dat de aanslag onjuist was opgelegd. Op 26 april 2004 wordt het voornemen tot het opleggen van een navorderingsaanslag aangekondigd. 1.4 Op 28 april 2004 wordt aan belanghebbende desgevraagd een afschrift van de aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2001 toegezonden. 1.5 In zijn brief van 29 april 2004 geeft belanghebbende aan dat hij het niet eens is met het opleggen van de navorderingsaanslag. 1.6 Na de beoordeling van deze brief wordt door de belastingdienst besloten over te gaan tot het opleggen van de navorderingsaanslag. Vervolgens wordt de navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2001 opgelegd en krijgt als dagtekening 22 mei 2004. 1.7 Tegen deze aanslag heeft belanghebbende op 19 juni 2004 schriftelijk en gemotiveerd bezwaar aangetekend. 1.8 Door de behandelend ambtenaar is op 28 juni 2004 het voornemen kenbaar gemaakt het bezwaar af te wijzen en daarbij is belanghebbende tevens uitgenodigd voor een hoorgesprek. 1.9 Dit hoorgesprek heeft op 19 juli 2004 plaatsgevonden en hiervan is op 21 juli 2004 een verslag gemaakt. Op 5 augustus 2004 heeft belanghebbende hierop schriftelijk gereageerd. 1.10 Op 16 augustus 2004 is er uitspraak op het bezwaar gedaan. Het bezwaar is afgewezen en de aanslag is gehandhaafd. 1.11 Belanghebbende is tegen deze uitspraak in beroep gekomen bij een beroepschrift (met bijlage), dat op 30 augustus 2004 is ingekomen. 1.12 De inspecteur heeft een verweerschrift (met bijlagen) ingediend. 1.13 Vervolgens heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden ter zitting van 7 november 2005, gehouden te Leeuwarden, alwaar aanwezig waren belanghebbende en de inspecteur. De inspecteur heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het hof en aan de wederpartij. Van alle genoemde (en hierna nog te noemen) stukken moet de inhoud als hier ingevoegd worden beschouwd. 2. Feiten 2.1 Het hof stelt op grond van de stukken, als tussen partijen niet in geschil dan wel door een der partijen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, de volgende feiten vast. 2.2 Begin 2002 is belanghebbende een aangiftebiljet inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2001 model "P" (voor particulieren) uitgereikt. Dit biljet ging uit van guldenbedragen. Belanghebbende was in 2001 echter medegerechtigde tot een onderneming. Omdat de vragen met betrekking tot de winst uit onderneming op een P-biljet ontbreken is er een nieuwe aangifte uitgereikt. Deze nieuwe aangifte ging uit van bedragen in euro's. 2.3 Belanghebbende heeft op 1 mei 2002 de aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2001 ingediend. Hiervoor is gebruik gemaakt van het tweede toegezonden aangifteformulier, luidend in euro's. Voor de aangiftebladen nrs. 3 en 6 van de ingediende aangifte heeft belanghebbende echter gebruik gemaakt van het oorspronkelijke aangiftebiljet. De guldentekens in de genoemde aangiftebladen zijn door belanghebbende aangepast naar euro's. Belanghebbende heeft dus alle bedragen in de aangifte vermeld in euro's. 2.4 Bij de administratieve voorbewerking van een ingediende aangifte worden de op het aangifteformulier ingevulde gegevens één op één overgenomen in het elektronische ’’inkomstenbelastingsysteem’’ (hierna IBS). Dit systeem wordt door de Belastingdienst gebruikt voor de verwerking van de aangiften en het opleggen van aanslagen. 2.5 Bij het overnemen van de gegevens moet eerst eenmalig worden aangegeven in welke valuta de aangifte ingediend is. Dit wordt gedaan door in IBS het vakje met de desbetreffende valuta aan te vinken. Bij het overnemen van de gegevens is de onjuiste valutacode aangevinkt; guldens in plaats van euro's. De ingevulde bedragen zijn overigens wel correct overgenomen. 2.6 De aangifte was verder goed verzorgd, voorzien van bijlagen en gaf geen aanleiding tot het stellen van nadere vragen. De gemaakte fout is verder onopgemerkt gebleven en de aangifte is afgedaan zonder daarbij correcties aan te brengen. 2.7 Belanghebbende schrijft in zijn brief van 29 april 2004 (bijlage 6 bij het verweerschrift): “Er is door de belastingdienst een ambtelijke – gemakkelijk te ziene – fout gemaakt.” 3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen 3.1 In geschil is het antwoord op de vraag of de inspecteur met het opleggen van de navorderingsaanslag in strijd met artikel 16 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen heeft gehandeld. 3.2 Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend en de inspecteur ontkennend. 4. De overwegingen omtrent het geschil 4.1 Indien een aanslag te laag is vastgesteld niet als gevolg van een verwijtbaar onjuist inzicht van de inspecteur in de feiten die bepalend zijn voor de (omvang van de) belastingplicht of van een onjuist inzicht van de inspecteur in het recht, maar als gevolg van een vergissing die heeft geleid tot een discrepantie tussen wat de inspecteur wilde en wat in het aanslagbiljet is vastgelegd, zoals bijvoorbeeld een schrijf-, reken-, overname-, of intoetsfout, en het voor de belastingplichtige redelijkerwijs kenbaar was dat bij de totstandkoming van de aanslag een fout was gemaakt - waarbij niet van belang is of tevens kenbaar was waarin de fout bestond -, is navordering toegestaan (Hoge Raad 8 augustus 2003 (Nr. 37 570), BNB 2003/345*). 4.2 In het onderhavige geval betreft het aanvinken van de onjuiste valutacode (zie 2.5) een zodanige intoetsfout. 4.3 Gelet op het onder 2.7 vermelde is aan de kenbaarheidseis ook voldaan. 4.4 Gelet op het voorgaande is het gelijk aan de zijde van de inspecteur en moet worden beslist als hierna te vermelden. 5. Proceskosten Het gerechtshof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb. 6. De beslissing Het gerechtshof verklaart het beroep ongegrond. Aldus vastgesteld op 21 november 2005 door mr. J. Huiskes, raadsheer en voorzitter, mr. H.S. Pruiksma, vice-president, en mr. dr. C.L. van Lindonk, raadsheer-plaatsvervanger, en op die dag in het openbaar uitgesproken door voornoemde voorzitter in tegenwoordigheid van de griffier mr. H. de Jong en ondertekend door voornoemde voorzitter en door voornoemde griffier. Op 23 november 2005 afschrift aangetekend verzonden aan beide partijen.