Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU6660

Datum uitspraak2005-11-23
Datum gepubliceerd2005-11-23
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200410672/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 28 juli 2004 heeft verweerder de aanvraag van appellant om een energiepremie afgewezen.


Uitspraak

200410672/1. Datum uitspraak: 23 november 2005 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: [appellant], wonend te [woonplaats], en de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, verweerder. 1.    Procesverloop Bij besluit van 28 juli 2004 heeft verweerder de aanvraag van appellant om een energiepremie afgewezen. Bij besluit van 15 november 2004, verzonden op dezelfde dag, heeft verweerder het hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 16 december 2004, bij de Raad van State ingekomen op 30 december 2004, beroep ingesteld. Bij brief van 11 maart 2005 heeft verweerder een verweerschrift ingediend. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 oktober 2005, waar appellant, vertegenwoordigd door ing. W. van den Heuvel, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. H.C. van Scherpenseel, ambtenaar bij het ministerie, zijn verschenen. 2.    Overwegingen 2.1.    Het bestreden besluit van 15 november 2004 is op diezelfde dag bekend gemaakt, zodat daartegen ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) in samenhang met artikel 6:8 van de Awb tot en met 27 december 2004 beroep kon worden ingesteld. Het beroepschrift is gedateerd 16 december 2004 en is blijkens het poststempel eerst op 29 december 2004 ter post bezorgd, zodat de wettelijke termijn voor het indienen van een beroepschrift is overschreden. 2.2.    Ter zitting heeft de gemachtigde van appellant desgevraagd verklaard dat hij het beroepschrift voor het einde van beroepstermijn heeft opgesteld en ter ondertekening aan appellant heeft gezonden. Appellant zou vervolgens zorgdragen voor verzending van het beroepschrift aan de Afdeling. Waarom het beroepschrift niet tijdig ter post is bezorgd, is de gemachtigde niet bekend. Deze verklaring kan niet leiden tot het oordeel dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is, als bedoeld in artikel 6:11 van de Awb. 2.3.    Het beroep is niet-ontvankelijk. 2.4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3.    Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Aldus vastgesteld door mr. T.M.A. Claessens, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L. Groenendijk, ambtenaar van Staat. w.g. Claessens    w.g. Groenendijk Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 23 november 2005 164-496.