Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU6757

Datum uitspraak2005-11-14
Datum gepubliceerd2005-11-24
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
Zaaknummers050469-04
Statusgepubliceerd


Indicatie

Veroordeling terzake 307 van het Wetboek van Strafrecht. Een moeder heeft haar minderjarige dochter samen met een vriendinnetje op een quad op de openbare weg laten rijden. Er ontstaat een ongeval met de quad, waarbij het vriendinnetje schedelletsel bekomt. Het vriendinnetje overlijdt aan de gevolgen van het letsel. Naar het oordeel van de rechtbank is er sprake van ''schuld'' bij verdachte zoals bedoeld in artikel 307 van het Wetboek van Strafrecht nu verdachte er niet voor heeft gezorgd dat de sleutel van de quad zodanig was opgeborgen dat de kinderen er niet bij konden. Voorts heeft zij er niet voor gezorgd dat de kinderen niet bij de quad konden komen en heeft zij niet verhinderd dat de kinderen er mee konden rijden. Ook heeft zij niet ingegegrepen toen haar dochter en het vriendinnetje met de quad rond reden.


Uitspraak

Parketnummer: 01/050469-04 Uitspraakdatum: 14 november 2005 VERKORT VONNIS Verkort vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen: (verdachte) geboren te (geboorteplaats) (geboortedatum) 1962, wonende te [adres] Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 31 oktober 2005. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht. De tenlastelegging. De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 26 september 2005. Aan verdachte is tenlastegelegd dat: zij tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, op of omstreeks 27 september 2004 te Nistelrode, gemeente Bernheze, grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of nalatig een Quad, zijnde een gemotoriseerd voertuig, - aan een of meer aan haar, verdachtes en/of haar mededaders zorg en/of toezicht en/of waakzaamheid toevertrouwde kinderen beneden de leeftijd van 12 jaar, te weten (dochter) (geboren (geboortedatum)1996) en/of (slachtoffer). (geboren (geboortedatum) 1995), voor direct gebruik ter beschikking heeft gesteld en/of - niet heeft voorkomen dat (een van) voornoemde kinderen gebruik kon(den) maken van die Quad en/of - heeft toegelaten dat (een van) die kinderen gebruik maakte(n) van die Quad en/of -geen, althans onvoldoende toezicht heeft uitgeoefend en/of - niet heeft zorggedragen dat die kinderen toen bij het gebruik van die Quad beschermende kleding en/of een helm droegen en/of - niet heeft voorkomen dat die, door een van die kinderen (dochter) bestuurde Quad, waarop beide genoemde kinderen gezeten waren, de openbare weg, de (straat), op kon rijden, (mede) waardoor de door die (dochter) bestuurde, hierboven bedoelde Quad, waarop beide genoemde kinderen gezeten waren vanuit een uitrit van het perceel (adres) (deels) de openbare weg (de naam straat) op reed, waar op dat moment een personenauto (Volvo) reeds dicht was genaderd, en er (vervolgens) een aanrijding ontstond tussen die personenauto en die Quad tengevolge waarvan (slachtoffer) van die Quad is gevallen, waardoor het (mede) aan haar, verdachtes schuld te wijten is geweest dat die (slachtoffer) zodanig letsel, te weten schedelletsel, heeft bekomen dat deze (mede) aan de gevolgen daarvan is overleden. Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad. De geldigheid van de dagvaarding. De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen. De bevoegdheid van de rechtbank. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen. De ontvankelijkheid van de officier van justitie. Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Schorsing der vervolging. Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken. De bewezenverklaring. Uit de stukken van het dossier blijkt dat de quad voorzien was van een sticker onder meer inhoudende dat het voertuig niet geschikt was voor kinderen onder de leeftijd van 12 jaar. Vast staat voorts dat (slachtoffer) en (dochter) op 27 september 2004 de leeftijd van 12 jaar nog niet bereikt hadden. Op 27 september 2004 was (slachtoffer) op het moment dat zij bij (dochter van verdachte) thuis speelde, toevertrouwd aan de zorg van verdachte, (bestuurder haar) moeder. Vast staat immers dat verdachte op dat moment thuis was en wist dat (slachtoffer) bij (dochter) was komen spelen. Naar het oordeel van de rechtbank is er sprake van ‘schuld’ bij verdachte zoals bedoeld in artikel 307 van het Wetboek van Strafrecht op grond van de volgende omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien en welke nader zijn uitgewerkt in de tenlastelegging. Verdachte heeft er niet voor gezorgd dat de sleutel waarmee de quad kon worden gestart zodanig was opgeborgen dat de kinderen er niet bij konden. De verdachte heeft er voorts niet voor gezorgd dat de kinderen niet bij de quad konden komen en heeft niet verhinderd dat zij er mee konden rijden. Tot slot heeft verdachte niet adequaat ingegrepen toen zij zag dat haar dochter (dochter) en het vriendinnetje (slachtoffer) met de quad rond reden. De rechtbank heeft zich hierbij de vraag gesteld of de mogelijkheid dat de moeder van (slachtoffer) vlak voor het ongeval bij verdachtes huis kwam en (slachtoffer) op de quad zag rijden, tot het oordeel zou moeten leiden dat aan verdachte wellicht geen strafrechtelijk verwijt meer kan worden gemaakt. Naar het oordeel van de rechtbank is dat om de volgende redenen niet het geval. Op het moment dat de moeder van (slachtoffer) aankwam, zag zij (slachtoffer) met (dochter verdachte) samen op de quad zitten. Zij verklaart daarover tegenover de politie op 27 oktober 2005 dat zij vóór 27 september 2004 niet eerder een quad had gezien en op dat moment ook niet wist wat een quad was. Voorts verklaart zij dat zij ook niet gezien heeft dat er waarschuwingsstickers op die quad waren aangebracht en dat ze veronderstelde dat het kinderspeelgoed was. Zij veronderstelde tevens dat de moeder van (dochter verdachte) wist waarmee de kinderen, die aan haar waren toevertrouwd, bezig waren. De enkele omstandigheid dat de moeder van (slachtoffer) op de vraag van haar dochter heeft geantwoord, dat ze samen met (dochter verdachte), die de quad bestuurde, nog een rondje mocht rijden, heeft de zorgplicht voor verdachte niet zodanig verminderd dat haar geen aanmerkelijk verwijt van schuld in de zin van artikel 307 van het Wetboek van Strafrecht meer kan worden gemaakt. De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat: verdachte op 27 september 2004 te Nistelrode, gemeente Bernheze aanmerkelijk onvoorzichtig en onachtzaam en nalatig - niet heeft voorkomen dat aan haar, verdachtes zorg en/of toezicht en/of waakzaamheid toevertrouwde kinderen beneden de leeftijd van 12 jaar, te weten (dochter) (geboren (geboortedatum) 1996) en slachtoffer (geboren (geboortedatum) 1995), gebruik konden maken van een quad, zijnde een gemotoriseerd voertuig en - heeft toegelaten dat die kinderen gebruik maakten van die quad en - onvoldoende toezicht heeft uitgeoefend en - niet heeft zorggedragen dat die kinderen toen bij het gebruik van die quad beschermende kleding en een helm droegen en - niet heeft voorkomen dat die, door één van die kinderen (dochter verdachte) bestuurde quad, waarop beide genoemde kinderen gezeten waren, de openbare weg, de (straat), op kon rijden, waardoor de door die (dochter) bestuurde, hierboven bedoelde quad, waarop beide genoemde kinderen gezeten waren, vanuit een uitrit van het perceel (adres) de openbare weg (naam straat) op reed, waar op dat moment een personenauto (Volvo) reeds dicht was genaderd, en er vervolgens een aanrijding ontstond tussen die personenauto en die quad tengevolge waarvan (slachtoffer) van die quad is gevallen, waardoor het (mede) aan haar, verdachtes schuld te wijten is geweest dat die(slachtoffer) zodanig letsel, te weten schedelletsel, heeft bekomen dat deze aan de gevolgen daarvan is overleden. Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. De kwalificatie. Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit. De strafbaarheid. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te hare laste bewezen is verklaard. Toepasselijke wetsartikelen. De beslissing is gegrond op de artikelen: Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 307. DE OVERWEGINGEN DIE TOT DE BESLISSING HEBBEN GELEID De eis van de officier van justitie. De officier van justitie vordert een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De op te leggen straf. Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op: a. de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, b. de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Bij de strafoplegging zal de rechtbank enerzijds in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheid ten bezware van verdachte: - mede door toedoen van verdachte is aan de nabestaanden van het slachtoffertje een groot leed berokkend. Anderzijds zal de rechtbank in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden ten gunste van verdachte: - verdachte werd terzake strafbare feiten soortgelijk aan het door haar gepleegde strafbare feit niet eerder tot straf veroordeeld; - verdachte heeft er blijk van gegeven dat zij de ernst van het mede door haar aan de nabestaanden van het slachtoffer aangedane leed inziet; - verdachte is zelf getroffen door de gevolgen van het door haar gepleegde strafbare feit in die zin dat zij sedertdien emotionele klachten heeft waarvoor zij zich onder behandeling heeft gesteld. Met betrekking tot de op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank bepalen dat die straf niet zal worden tenuitvoergelegd mits verdachte zich gedurende een hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde houdt dat zij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan. DE UITSPRAAK Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt haar daarvan vrij. Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf: aan haar schuld de dood van een ander te wijten zijn (artikel 307 Wetboek van Strafrecht). Verklaart verdachte hiervoor strafbaar. BESLISSING: Gevangenisstraf voor de duur van 6 weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Dit vonnis is gewezen door: mr. E.C.M. de Klerk, voorzitter, mr. E.S.G.N.A.I. van de Griend en mr. H.E.G. Peters, leden, in tegenwoordigheid van J.F.A. Verhagen, griffier en is uitgesproken op 14 november 2005.