Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU6956

Datum uitspraak2005-07-20
Datum gepubliceerd2006-01-10
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers99197 / HA ZA 04-954
Statusgepubliceerd


Indicatie

Terecht beroep op artikel 18 Auteurswet (oud).


Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD Sector civiel recht Enkelvoudige handelskamer Zaaknr/rolnr: 99197 / HA ZA 04-954 Uitspraak: 20 juli 2005 V O N N I S in de zaak, aanhangig tussen: STICHTING BEELDRECHT, gevestigd te Amsterdam, eiseres, procureur mr. M.G.I.W. Teunis, advocaat mr. T. de Jong te Amsterdam en de GEMEENTE HARDENBERG, gevestigd te Hardenberg, gedaagde, procureur mr. W.E.M. Klostermann. PROCESGANG De zaak is bij op 30 juni 2004 uitgebrachte dagvaarding aanhangig gemaakt. Partijen zijn verschenen, waarna de volgende processtukken zijn gewisseld: - een akte opgave getuigen van de zijde van Beeldrecht; - een conclusie van antwoord van de zijde van de gemeente; tevens heeft de gemeente een productie behorend bij de conclusie van antwoord doen deponeren; - een conclusie van repliek van de zijde van Beeldrecht; - een conclusie van dupliek van de zijde van de gemeente. Ten slotte is op verzoek van partijen vonnis bepaald. CONCLUSIES VAN PARTIJEN De vordering van Beeldrecht strekt ertoe dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad: 1. De gemeente zal verbieden inbreuk te plegen op de auteursrechten van Nelleke Allersma, en meer in het bijzonder de gemeente te verbieden om de werken van Allersma, en meer in het bijzonder Pieterpad, zonder toestemming van Beeldrecht te (doen) verveelvoudigen en/of openbaar te maken op straffe van verbeurte door de gemeente aan Beeldrecht van een dwangsom van EUR 1.000,- per verveelvoudiging waarmee voormeld verbod wordt overtreden en op straffe van verbeurte door de gemeente aan Beeldrecht van een dwangsom van EUR 1.000,- per dag of dagdeel dat een openbaarmaking waarmee voormeld verbod wordt overtreden aanhoudt; 2. De gemeente zal veroordelen tot betaling aan Beeldrecht van een bedrag van EUR 26.185,60, te vermeerderen met het hoge btw-tarief, althans een zodanig door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, ter vergoeding van door Allersma en Beeldrecht door de inbreuk geleden schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, te berekenen vanaf 14 februari 2003 tot aan de dag der algehele voldoening; 3. De gemeente zal veroordelen om aan Beeldrecht te betalen een bedrag groot EUR 1.000,- te vermeerderen met het hoge btw-tarief terzake van buitengerechtelijke kosten; 4. De gemeente zal veroordelen in de kosten van deze procedure, daaronder begrepen salaris procureur en advocaat. Daartegen is door de gemeente verweer gevoerd met conclusie tot afwijzing van de vorderingen met, bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis, veroordeling van Beeldrecht in de kosten van deze procedure. MOTIVERING 1 Vaststaande feiten Tussen partijen staat als gesteld en erkend dan wel niet (voldoende) betwist - mede op grond van de overgelegde en in zoverre niet bestreden bescheiden - het volgende vast. 1.1 Beeldrecht vertegenwoordigt als auteursrechtorganisatie kunstenaars in de uitoefening van hun auteursrechten, in welk kader zij ook optreedt tegen inbreuken op de auteursrechten van de door haar vertegenwoordigde kunstenaars. Zo behartigt zij ook de belangen van kunstenares Nelleke Allersma. Beeldrecht is op grond van een exclusieve lastgeving bevoegd om op eigen naam in rechte op te treden vanwege de auteursrechten van Allersma. 1.2 In het centrum van Gramsbergen staat de Nederlands Hervormde Kerk met daarbij de beeldengroep "Pieterpad" van Allersma, een beeldhouwwerk. De beeldengroep is conform wens van Allersma geplaatst in een plantsoentje aan de Stationsstraat (hoek Kerkstraat), zichtbaar vanuit de openbare weg. 1.3 Per 1 januari 2001 zijn de gemeenten Avereest, Gramsbergen en Hardenberg samengevoegd tot de gemeente Hardenberg. In verband daarmee heeft de gemeente een nieuwe "huisstijl" laten maken ten behoeve van de publicatie van gemeentenieuws. In een uitvergroot logo van de gemeente zijn drie afbeeldingen verwerkt van representatieve objecten die zich bevinden in de hoofdplaatsen van de drie voormalige gemeenten Avereest, Gramsbergen en Hardenberg. Een van die afbeeldingen betreft een deel van de beeldengroep van Allersma. Van de beeldengroep van drie figuren is een deel van twee figuren zichtbaar. Op de achtergrond is (een deel van) de Nederlands Hervormde Kerk te zien. 1.4 De gemeente heeft deze huisstijl (met daarin de afbeelding van de door Allersma vervaardigde beeldengroep) gedurende de periode van 10 januari 2001 tot en met 7 mei 2003 gebruikt voor haar wekelijkse katern "Kijk op Hardenberg" van het huis-aan-huisblad "De Toren", alsmede voor hetzelfde katern op haar website. Allersma noch Beeldrecht hebben de gemeente daarvoor toestemming verleend. Bij de afbeelding is niet de naam van Allersma vermeld. 1.5 De gemeente voert dit geding krachtens het daartoe strekkende besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 25 mei 2004. 2 Standpunten van partijen Beeldrecht 2.1 Door zonder toestemming het werk van Allersma te verveelvoudigen en openbaar te maken heeft de gemeente op grond van de artikelen 1 jo. 12 en 13 van de Auteurswet 1912 (hierna: Auteurswet) onrechtmatig inbreuk gemaakt op het auteursrecht van Allersma. Er is inbreuk gemaakt op de persoonlijkheidsrechten van Allersma in de zin van artikel 25 van de Auteurswet. De gemeente heeft het werk afgesneden, waardoor sprake is van verminking en aantasting in de zin van artikel 25 lid 1 sub d van de Auteurswet of in ieder geval wijziging in de zin van artikel 25 lid 1 sub c van de Auteurswet. De gemeente heeft ten onrechte nagelaten de naam van Allersma als maker van het beeld te vermelden. De hierdoor geleden schade dient de gemeente te vergoeden. Er is geen sprake van een beperking als bedoeld in artikel 18 van de Auteurswet. Het beeld vormt een hoofdvoorstelling. Er is sprake van (commerciële) exploitatie van het beeld van Allersma als presentatie- en onderscheidingsmiddel alsmede ter verfraaiing van haar publicaties. Beeldrecht heeft er belang bij dat de gemeente zich van verdere inbreuken op het auteursrecht van Allersma onthoudt. De gemeente 2.2 Er is geen inbreuk gemaakt op het auteursrecht van Allersma. Op grond van artikel 18 van de Auteurswet is verveelvoudiging van hetgeen blijvend aan de openbare weg zichtbaar is in beginsel toegestaan. De beeldengroep is niet aan te merken als hoofdvoorstelling van de afbeelding. Voorts is er een duidelijk verschil met het oorspronkelijke werk. Artikel 18 van de Auteurswet zoals dat geldt sinds 1 september 2004 is van toepassing. In ieder geval moet het oude artikel 18 in de geest van het nieuwe artikel 18 worden toegepast. De beeldengroep maakt deel uit van het straatbeeld, is afgebeeld zoals het zich in Gramsbergen bevindt. Het gaat hier niet om commerciële exploitatie. Er is geen sprake van verminking of wijziging van het werk in de zin van artikel 25 van de Auteurswet. Nu persoonlijkheidsrechten niet overdraagbaar zijn, is het de vraag of Beeldrecht op eigen naam een vordering kan instellen. Allersma had geen bezwaar tegen de collage tegen betaling van EUR 25,- per jaar. De eer en naam van Allersma is niet aangetast. Omdat artikel 18 van de Auteurswet van toepassing is geldt het recht op naamsvermelding als vermeld in artikel 25 van de Auteurswet niet. De aanspraak zou in de gegeven omstandigheden ook onredelijk zijn geweest. Beeldrecht heeft geen belang bij de vordering onder 1 omdat de gemeente het gebruik van de collage heeft gestaakt en zich zal onthouden van herhaald gebruik. Ten slotte heeft de gemeente verweer gevoerd tegen de (hoogte van de) gevorderde schadevergoeding. 3 Beoordeling van het geschil 3.1 Na de met relevante bescheiden onderbouwde toelichting door Beeldrecht bij repliek gaat de gemeente er inmiddels ook van uit dat Beeldrecht bevoegd is op eigen naam in verband met de auteursrechten van Allersma in rechte te mogen optreden, zodat deze kwestie geen bespreking behoeft. 3.2 Aan de orde is de vraag of de gemeente inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht van Allersma. Meer in het bijzonder dient eerst de vraag te worden beantwoord of de gemeente zich terecht beroept op de beperking op het auteursrecht als neergelegd in artikel 18 van de Auteurswet. 3.3 Op 1 september 2004 is de Wet van 6 juli 2004 tot aanpassing van de Auteurswet 1912, de Wet op de naburige rechten en de Databankenwet ter uitvoering van richtlijn nr. 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij (PbEG L167) in werking getreden. Anders dan de gemeente heeft gesteld is in casu het recht van toepassing zoals dat gold voor inwerkingtreding van deze wet. De gewraakte (volgens Beeldrecht onrechtmatige) handelingen door de gemeente hebben immers uitsluitend plaatsgevonden tot 8 mei 2003, derhalve ruim vóór inwerkingtreding van deze wet. Er speelt dan ook geen vraagstuk van overgangsrecht. 3.4 Artikel 18 van de Auteurswet dat gold voor inwerkingtreding van bovengenoemde wet van 6 juli 2004 luidde als volgt: "Als inbreuk op het auteursrecht op een werk, als bedoeld bij artikel 10, 6º, hetwelk blijvend op of aan den openbaren weg zichtbaar is gesteld, wordt niet beschouwd de verveelvoudiging, of de openbaarmaking van zodanige verveelvoudiging, indien het werk daarbij niet de hoofdvoorstelling vormt en de verveelvoudiging door hare grootte of door de werkwijze, volgens welke zij vervaardigd is, een duidelijk verschil vertoont met het oorspronkelijk werk, en zich, wat bouwwerken betreft, tot het uitwendige daarvan bepaalt." De rechtbank tekent hierbij aan dat een beeldhouwwerk een werk is als bedoeld in artikel 10, 6º van de Auteurswet. 3.5 Vooropgesteld wordt dat niet in geschil is dat het beeldhouwwerk van Allersma blijvend op of aan de openbare weg zichtbaar is gesteld. Evenmin staat ter discussie dat de verveelvoudiging door grootte of werkwijze een duidelijk verschil vertoont met het oorspronkelijke werk. Derhalve dient thans te worden beoordeeld of het werk de hoofdvoorstelling vormt, in welk geval de beperking van artikel 18 van de Auteurswet niet geldt. 3.6 De rechtbank stelt vast dat in het katern van 25 april 2001 dat de gemeente heeft gedeponeerd, valt te zien dat de huisstijl van de gemeente een driehoekige collage is van het vergrote logo van de gemeente, dat bijna de helft van de afbeelding inneemt, en drie deels in elkaar overlopende foto's van (delen van) de objecten als genoemd in rechtsoverweging 1.3. De afbeelding die als kenmerkend voor de voormalige gemeente Gramsbergen is gebruikt betreft een afbeelding van een deel van de beeldengroep in de omgeving waar het is geplaatst met op de achtergrond de Nederlands Hervormde Kerk. Het werk is dus (gedeeltelijk) afgebeeld met daarachter een ander - onbetwist kenmerkend - object. Het betreft derhalve niet een afbeelding van de (gehele) beeldengroep op zichzelf, dat uit haar context is gehaald, of, zoals Beeldrecht stelt, "uit zijn omgeving gelicht en afzonderlijk door de Gemeente geëxploiteerd". Van een 'kale' reproductie van het kunstwerk is dan ook geen sprake. Het gaat hier veeleer om een straatbeeld, waarin weliswaar een deel van de beeldengroep prominent aanwezig is, maar dat is verwerkt in een groter geheel. Op grond hiervan, mede gezien het hierboven omschreven gehele beeld van de collage, is de rechtbank van oordeel dat het werk van Allersma niet (mede) als een hoofdvoorstelling wordt gebezigd. 3.7 De gemeente heeft zich derhalve terecht op het bepaalde in artikel 18 van de Auteurswet beroepen. Gelet hierop hoeven de overige stellingen en weren geen bespreking meer. 3.8 Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de vorderingen moeten worden afgewezen, met veroordeling van Beeldrecht, als de in het ongelijk gestelde partij, in de kosten van deze procedure. BESLISSING De rechtbank wijst de vordering af. Beeldrecht wordt veroordeeld in de kosten van dit geding. Deze kosten worden, voorzover tot op heden aan de zijde van de gemeente gevallen, bepaald op EUR 1.758,-. Deze kostenveroordeling is uitvoerbaar bij voorraad. Dit vonnis is gewezen door mr. E.B.E.M. Rikaart-Gerard, en in het openbaar uitgesproken op woensdag 20 juli 2005 in tegenwoordigheid van de griffier.