Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU7232

Datum uitspraak2005-11-30
Datum gepubliceerd2005-11-30
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200507113/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 30 juni 2005 heeft verweerder: (I) het besluit van de deelraad van de deelgemeente Prins Alexander van 8 november 2004 tot vaststelling van welstandscriteria voor Waterwijk Nesselande fase 2 wegens strijd met het algemeen belang vernietigd; (II) het gebied Waterwijk Nesselande fase 2 tot welstandsvrij gebied voor vrije kavels aangewezen; (III) bepaald dat het besluit onder I in werking treedt de dag na publicatie daarvan in het gemeenteblad en terugwerkt tot en met 8 november 2004 en (IV) bepaald dat het besluit onder II in werking treedt de dag na publicatie daarvan in het gemeenteblad.


Uitspraak

200507113/1. Datum uitspraak: 30 november 2005 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: de deelraad en het dagelijks bestuur van de deelgemeente Prins Alexander van de gemeente Rotterdam, appellanten, en de gemeenteraad van Rotterdam, verweerder. 1.    Procesverloop Bij besluit van 30 juni 2005 heeft verweerder: (I) het besluit van de deelraad van de deelgemeente Prins Alexander van 8 november 2004 tot vaststelling van welstandscriteria voor Waterwijk Nesselande fase 2 wegens strijd met het algemeen belang vernietigd; (II) het gebied Waterwijk Nesselande fase 2 tot welstandsvrij gebied voor vrije kavels aangewezen; (III) bepaald dat het besluit onder I in werking treedt de dag na publicatie daarvan in het gemeenteblad en terugwerkt tot en met 8 november 2004 en (IV) bepaald dat het besluit onder II in werking treedt de dag na publicatie daarvan in het gemeenteblad. Tegen het besluit onder I en III hebben appellanten bij brief van 11 augustus 2005, bij de Raad van State ingekomen op 12 augustus 2005, beroep ingesteld. Bij brief van 20 oktober 2005 heeft verweerder een verweerschrift ingediend. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 november 2005, waar appellanten, vertegenwoordigd door [voorzitter] van de deelgemeente, G. Aaldriks en B. Szachnowski, beiden ambtenaar van de deelgemeente, bijgestaan door mr. H.H. Luigies, advocaat te Rotterdam, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. K.I. Siem en mr. Z.P.J. Bruins Slot, beiden ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen. 2.    Overwegingen 2.1.    Ingevolge artikel 87a, eerste lid, van de Gemeentewet, voor zover hier van belang, kan de raad besluiten van een deelraad, onderscheidenlijk een dagelijks bestuur van een deelgemeente, vernietigen.     Ingevolge artikel 281a kan, in afwijking van artikel 8:4, aanhef en onderdeel a, van de Algemene wet bestuursrecht, een belanghebbende tegen een vernietigingsbesluit als bedoeld in artikel 87a, eerste lid, beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.     Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.     Ingevolge artikel 1:2, tweede lid, worden ten aanzien van bestuursorganen de hun toevertrouwde belangen als hun belangen beschouwd. 2.2.    Het belang van de deelraad is rechtstreeks bij de vernietiging van het besluit van 8 november 2004 betrokken, nu het een door hem genomen besluit betreft. Zijn procesbelang is, anders dan de gemeenteraad betoogt, door de aanwijzing van het gebied als welstandsvrij gebied niet verloren gegaan, nu juist de bevoegdheid van de deelraad inzet is van het geding.     De aan het dagelijks bestuur toevertrouwde belangen, gelegen in het kunnen toetsen van bouwaanvragen aan door de deelraad vastgestelde welstandscriteria, zijn slechts indirect bij het vernietigingsbesluit betrokken. Het dagelijks bestuur kan mitsdien niet in zijn beroep worden ontvangen. 2.3.    Ingevolge artikel 12 van de Woningwet, voor zover hier van belang, mogen het uiterlijk en de plaatsing van een bouwwerk of standplaats niet in strijd zijn met de redelijke eisen van welstand, beoordeeld naar de criteria, bedoeld in artikel 12a, eerste lid, onderdeel a.     Ingevolge het tweede lid, aanhef en onderdeel a, is het eerste lid niet van toepassing indien bij besluit van de gemeenteraad is bepaald dat voor het gebied waarin het bouwwerk of de standplaats is of wordt gebouwd geen redelijke eisen van welstand gelden. 2.4.    De gemeenteraad heeft het besluit van 8 november 2004 blijkens het besluit van 30 juni 2005 vernietigd, omdat de bevoegdheid om welstandsvrije gebieden aan te wijzen op grond van artikel 12 van de Woningwet aan de gemeenteraad toekomt en de systematiek van de Woningwet meebrengt dat dan geen welstandscriteria meer van toepassing kunnen zijn. 2.5.    De deelraad betoogt dat de gemeenteraad niet tot de aan het vernietigingsbesluit ten grondslag gelegde aanwijzing van welstandsvrije gebieden als bedoeld in artikel 12 van de Woningwet bevoegd was, aangezien deze bevoegdheid aan de deelraad was gedelegeerd. Aan het wegvallen van voornoemd artikel van de lijst van aan de deelraad gedelegeerde bevoegdheden in 2003 is geen besluit vooraf gegaan, noch is de deelraad daarover, zoals voorgeschreven in de Deelgemeenteverordening 2002, gehoord, aldus de deelraad.     Dit betoog treft geen doel     De lijst van aan de deelraad gedelegeerde bevoegdheden is, nadat artikel 12 van de Woningwet daarvan in 2003 abusievelijk was weggevallen, bij raadsbesluit van 1 juli 2004 opnieuw zonder dit artikel vastgesteld. Daarbij heeft de gemeenteraad, zoals blijkt uit het bijbehorend raadsvoorstel, de Koepelnota Welstand en een brief van de wethouder Fysieke Infrastructuur van 22 april 2004, er nadrukkelijk voor gekozen vooralsnog af te zien van de overdracht van de bevoegdheid tot het aanwijzen van welstandsvrije gebieden aan deelgemeenten. Met het besluit van 1 juli 2004 is, anders dan de deelraad betoogt, de aan hem gedelegeerde bevoegdheid tot het aanwijzen van welstandsvrije gebieden dan ook ingetrokken.     Het dagelijks bestuur van de deelgemeente heeft bij brief van 23 juni 2004 geadviseerd over de voorgenomen vaststelling van de lijst van bevoegdheden als voornoemd. Nu de gemeenteraad aldus aan de in de artikel 70 van de Deelgemeenteverordening 2002 voorgeschreven hoorplicht heeft voldaan en het dagelijks bestuur van het in artikel 72 van die verordening opgenomen adviesrecht gebruik heeft gemaakt, is er geen grond voor het oordeel dat de intrekking van de aan de deelraad gedelegeerde bevoegdheid tot het aanwijzen van welstandsvrije gebieden onverbindend is. Dat het horen in het kader van de intrekking niet tot het door de deelraad gewenste resultaat heeft geleid doet daar niet aan af. Ook overigens is voor het oordeel dat de intrekking onverbindend zou zijn, gegeven de afstandelijke exceptieve toetsing die daarbij aan de orde is, geen plaats.     Nu, gelet op het vorenstaande, de gemeenteraad ten tijde van het vernietigingsbesluit bevoegd was tot aanwijzing van welstandsvrije gebieden en van deze bevoegdheid ook gebruik heeft gemaakt, staat artikel 12 van de Woningwet, anders dan de deelraad betoogt, aan het vaststellen van welstandscriteria voor dat gebied in de weg. De gemeenteraad heeft dan ook kunnen besluiten de vaststelling van deze criteria door de deelraad, die daartoe niet bevoegd was, te vernietigen. Dit laat onverlet dat het besluit om Waterwijk Nesselande fase 2 tot welstandsvrij gebied aan te wijzen onderwerp is van een bezwaarschriftenprocedure en hier niet ter beoordeling staat. De rechtmatigheid van het in dat kader te nemen besluit kan eventueel bij de bestuursrechter in een aparte procedure aan de orde komen. 2.6.    Dat het gebied ten tijde van het besluit van de deelraad van 8 november 2004 nog niet als welstandsvrij gebied was aangewezen doet er, anders dan de deelraad betoogt, niet aan af dat dit besluit nadien met terugwerkende kracht kon worden vernietigd. Nu de deelraad op de hoogte is gesteld van het voornemen het besluit te vernietigen en dat besluit voorafgaande aan de vernietiging ook is geschorst, slaagt het betoog van de deelraad, dat het verlenen van terugwerkende kracht aan de vernietiging in strijd is met de rechtszekerheid, niet. 2.7.    Het beroep, voorzover dat is ingesteld door de deelraad, is ongegrond. 2.8.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3.    Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I.    verklaart het beroep, voorzover ingesteld door het dagelijks bestuur van de deelgemeente Prins Alexander, niet-ontvankelijk; II.    verklaart het beroep, voorzover ingesteld door de deelraad van de deelgemeente Prins Alexander, ongegrond. Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, Voorzitter, en mr. J.A.M. van Angeren en mr. H. Troostwijk, Leden, in tegenwoordigheid van mr. R.P.F. Boermans, ambtenaar van Staat. w.g. Polak    w.g. Boermans Voorzitter    ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 30 november 2005 429.