Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU7353

Datum uitspraak2005-11-23
Datum gepubliceerd2005-12-02
RechtsgebiedFaillissement
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Dordrecht
Zaaknummers61286 / FT RK 05-5450
Statusgepubliceerd


Indicatie

Afwijzing verzoek tot faillietverklaring. Rechtbank verklaart zich onbevoegd kennis te nemen van het verzoekschrift nu gebleken is dat het centrum van de voornaamste belangen gelegen is buiten Nederland.


Uitspraak

Rekestnummer: 61286 FT EA 05-5450 Datum uitspraak: 23 november 2005 RECHTBANK DORDRECHT - beschikking afwijzing faillietverklaring - Beschikking van de rechtbank Dordrecht, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken. Op 13 september 2005 is ter griffie een verzoekschrift ingekomen van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid REYNAERS B.V., gevestigd en kantoorhoudende te Helmond, nader te noemen verzoekster, procureur mr. M.L. Veldhuijzen, strekkende tot faillietverklaring van [schuldenaar], h.o.d.n. [handelsnaam schuldenaar] voorheen wonende te [oude woonplaats], aan het adres [oude adres], thans wonende te [woonplaats] België, aan het adres [adres], zakendoende te [plaats], aan het adres [zaakadres]. De rechtbank heeft het verzoek in raadkamer behandeld op 23 november 2005. Ter zitting is namens verzoekster verschenen mr. A. Barth, kantoorgenote van mr. M.L. Veldhuijzen. Hoewel behoorlijk opgeroepen is de schuldenaar niet verschenen. Ter zitting heeft mr. Barth verklaard dat de schuldenaar zich lopende het ingediende faillissementsverzoek buiten Nederland heeft begeven, alsmede dat de inschrijving van de onderneming van de schuldenaar per 11 oktober 2005 in het handelsregister van de Kamer van Koophandel werd doorgehaald. Echter op grond van artikel 2 lid 2 van de Faillissementswet is de rechtbank van de laatste woonplaats van de schuldenaar bevoegd. Aan het vereiste dat de schuldenaar bij zijn vertrek naar België reeds één of meer schulden had jegens de verzoekster van het faillissement is voldaan, aangezien de schuldenaar de facturen over de periode 8 november 2004 tot en met 22 juni 2005 onbetaald heeft gelaten. De rechtbank dient haar internationale bevoegdheid tot het openen van een insolventieprocedure te bepalen aan de hand van artikel 3 lid 1 van Verordening 1346/2000 van de Raad van de Europese Unie. Bevoegd is de rechter van de lidstaat waar het centrum van de voornaamste belangen van de schuldenaar in Nederland gelegen is. Onder het centrum van de voornaamste belangen moet worden verstaan de plaats waar de schuldenaar gewoonlijk het beheer over zijn belangen voert en die daardoor als zodanig voor derden herkenbaar is. De rechtbank stelt vast dat uit de Gemeentelijke Basisadministratie blijkt dat de schuldenaar vóór indiening van het faillissementsverzoek, namelijk op 4 mei 2005 naar België is vertrokken. Dit betekent dat België dient te worden aangemerkt als het centrum van de voornaamste belangen van de schuldenaar, tenzij blijkt dat dit centrum van voornaamste belangen in Nederland is gelegen. Dit blijkt in ieder geval niet uit de inschrijving in het handelsregister bij de Kamer van Koophandel, nu deze inschrijving wegens opheffing van de onderneming op 11 oktober 2005 ambtshalve is doorgehaald. Niet aannemelijk is geworden dat de schuldenaar ná zijn vertrek naar België nog activiteiten heeft ontplooid in Nederland. Dat de schuldenaar bij zijn vertrek naar België reeds één of meer schulden had jegens de verzoekster van het faillissement is onvoldoende om aan te nemen dat het centrum van de voornaamste belangen van de schuldenaar in Nederland is gelegen. Gelet op het voorgaande moet worden geoordeeld dat de Nederlandse rechter geen bevoegdheid heeft de territoriale insolventieprocedure te openen. De rechtbank zal zich derhalve onbevoegd verklaren van het onderhavige verzoekschrift kennis te nemen. Beslissing De rechtbank: Verklaart zich onbevoegd van het onderhavige verzoekschrift kennis te nemen. Deze beschikking is gegeven in raadkamer op 23 november 2005 door mr. B.C. Vink, in tegenwoordigheid van de griffier(1). (1) Tegen deze uitspraak kan degene, aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, uitsluitend via een procureur binnen acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.