Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU7360

Datum uitspraak2005-12-02
Datum gepubliceerd2005-12-02
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers40183
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bouwleges. Art. 43 Woningwet. Groot of gewoon onderhoud.


Uitspraak

Nr. 40.183 2 december 2005 Za gewezen op het beroep in cassatie van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Middelburg (hierna: het college) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 2 september 2003, nr. BK-02/02664, betreffende na te melden van X te Z geheven leges. 1. Heffing, bezwaar en geding voor het Hof Van belanghebbende is bij schriftelijke kennisgeving, gedagtekend 2 oktober 2001, ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een bouwvergunning ten behoeve van het pand a-straat 1-3 te Z een bedrag van ƒ 2533,50 (€ 1149,65) aan leges geheven, welk bedrag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de heffingsambtenaar van de gemeente Middelburg (hierna: de Heffingsambtenaar) is verminderd tot € 1072,57. Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Heffingsamtenaar vernietigd en het bedrag aan leges verminderd naar een heffingsgrondslag van ƒ 10.000 exclusief omzetbelasting. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht. 2. Geding in cassatie Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Middelburg (hierna: het College) heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend. Het College heeft een conclusie van repliek ingediend. 3. Beoordeling van de middelen 3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan. 3.1.1. Belanghebbende en zijn echtgenote zijn eigenaar en bewoner van de onroerende zaak a-straat 1-3 te Z. De woning vormt een monument in de zin van artikel 3 van de Monumentenwet 1988. 3.1.2. In het jaar 2000 heeft belanghebbende het voornemen opgevat om tot restauratie van de woning over te gaan. Belanghebbende heeft daartoe een architect geraadpleegd die op of omstreeks 7 mei 2001 bij de gemeente Middelburg een bouw- en monumentenvergunning heeft aangevraagd. 3.1.3. De monumentencommissie van de gemeente Middelburg heeft op de aanvraag van belanghebbende positief geadviseerd. De vergunning is op 14 september 2001 verleend. Daarbij is een bedrag van ƒ 2533,50 aan leges in rekening gebracht. 3.1.4. De werkzaamheden aan de woning zijn in augustus en september 2001 uitgevoerd. In een brief van 13 augustus 2001 heeft het aannemersbedrijf belanghebbende en de gemeente Middelburg geïnformeerd over de te verrichten werkzaamheden. Aan de woning zijn de navolgende werkzaamheden verricht: - de kap van de woning is gerestaureerd, waarbij dakisolatie is aangebracht; de hoofddraagconstructie (gebinten) is niet vervangen; - de daksporen zijn vervangen; - een aantal koppen van balken op de tweede verdieping die door bruinrot waren aangetast, alsmede twee spanten en een muur op de eerste en tweede etage van de woning die respectievelijk door de bonte knaagkever en door zwam waren aangetast, zijn gesaneerd. 3.1.5. De totale kosten van deze werkzaamheden (inclusief omzetbelasting) hebben ƒ 169.905,44 bedragen. 3.2. Het geschil voor het Hof betrof de hoogte van de bouwkosten, zijnde de grondslag voor de heffing van de leges. 3.3. Het Hof heeft geoordeeld dat werkzaamheden die als (groot) onderhoud zijn aan te merken niet in het verzoek tot het verkrijgen van een bouwverguning behoeven te worden opgenomen, en dat in het onderhavige geval de aan de woning verrichte werkzaamheden - behoudens de plaatsing van de twee dakramen en de lichtpui - niet anders dan als het uitvoeren van groot dan wel achterstallig onderhoud kunnen worden aangemerkt. Het feit dat daarbij tevens dakisolatie is aangebracht, is naar 's Hofs oordeel niet anders te duiden dan als een aanpassing aan de eisen van de tijd die niet tot een andersluidende kwalificatie van de werkzaamheden leidt. Tegen deze oordelen keren zich de middelen. 3.4. In 's Hofs oordelen ligt besloten het oordeel dat ook werkzaamheden die behoren tot het groot onderhoud - dat wil zeggen die onderhoudswerkzaamheden welke noodzakelijk zijn om te voorkomen dat het voortbestaan van de woning als zodanig in gevaar komt - alsmede aanpassingen aan de eisen van de tijd moeten worden aangemerkt als werkzaamheden behorende tot het gewone onderhoud, als bedoeld in artikel 43, lid 1, letter b, van de Woningwet (tekst 1 januari 1999 tot en met 14 augustus 2002. Dit oordeel is onjuist. Het tweede middel slaagt derhalve. 's Hofs uitspraak kan niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen. Het eerste middel behoeft geen behandeling. 4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. Door het verwijzingshof zal worden beoordeeld of aan belanghebbende voor de kosten van het geding voor het Hof een vergoeding dient te worden toegekend. 5. Beslissing De Hoge Raad: verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht, en verwijst het geding naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest. Dit arrest is gewezen door de vice-president A.G. Pos als voorzitter, en de raadsheren L. Monné en P.J. van Amersfoort, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 2 december 2005.