Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU7374

Datum uitspraak2005-11-22
Datum gepubliceerd2007-07-20
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHerziening
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers02465/05 H
Statusgepubliceerd


Indicatie

Herziening


Uitspraak

22 november 2005 Strafkamer nr. 02465/05 H IC Hoge Raad der Nederlanden Arrest op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 27 september 1999, nummer 22/000756-99, ingediend door: [Aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1965, ten tijde van de aanvrage tot herziening gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "De Geerhorst" te Sittard. 1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Rechtbank te Rotterdam van 8 maart 1999 - de aanvrager vrijgesproken van het hem bij inleidende dagvaarding primair en subsidiair tenlastegelegde en hem voorts ter zake van "diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en terwijl het feit de dood ten gevolge heeft" veroordeeld tot twaalf jaren gevangenisstraf. 2. De aanvrage tot herziening De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. 3. Beoordeling van de aanvrage Bij arresten van de Hoge Raad van 25 maart 2003, nr. 02597/02 H, en 14 oktober 2003, nr. 01658/03 H, zijn eerdere aanvragen tot herziening van het arrest van het Hof niet-ontvankelijk verklaard. Voorzover de aanvrage steunt op gronden die in deze beslissingen ongenoegzaam zijn geoordeeld, kan zij niet worden ontvangen. Voor het overige kan hetgeen in de aanvrage is aangevoerd niet worden aangemerkt als een beroep op omstandigheden welke een ernstig vermoeden wekken als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2ยบ, Sv, zodat zij ook in zoverre niet kan worden ontvangen. 4. Beslissing De Hoge Raad verklaart de aanvrage niet-ontvankelijk. Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber, en uitgesproken op 22 november 2005.