
Jurisprudentie
AU7380
Datum uitspraak2005-09-02
Datum gepubliceerd2005-12-05
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers05/1113
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2005-12-05
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers05/1113
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bouwvergunning wordt geacht van rechtswege te zijn verleend na de stelling van verweerder in de beslissing op bezwaar dat bouwplan toch niet in strijd is met het bestemmingsplan.
Uitspraak
RECHTBANK TE ROTTERDAM
Enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken
Reg.nr.: WW44 05/1113 STRN
Uitspraak
in het geding tussen
XXX, wonende te Rotterdam, eisers,
en
het dagelijks bestuur van de deelgemeente Prins Alexander, verweerder.
1. Ontstaan en loop van de procedure
Bij besluit van 27 juli 2004 (verzonden op 16 september 2004) heeft verweerder geweigerd een bouwvergunning te verlenen voor een aanbouw aan de woning van eisers aan YYY te Rotterdam.
Tegen dit besluit hebben eisers bij ongedateerde brief (ingekomen bij verweerder op 5 oktober 2004) bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 15 februari 2005 (verzonden op 25 februari 2005) heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit (hierna: het bestreden besluit) hebben eisers bij brief van 9 maart 2005 (ingekomen bij de rechtbank op 10 maart 2005) beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 augustus 2005. Eisers waren aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. K.I. Siem, bijgestaan door J.P. Bemelman.
2. Overwegingen
Eisers hebben op 4 november 2003 een reguliere bouwvergunning aangevraagd voor het aanbrengen van een rechthoekige aanbouw in één woonlaag aan de voorgevel van hun woning aan YYYYY te Rotterdam.
Over het oorspronkelijke bouwplan is door de commissie voor Welstand en Monumenten (hierna: welstandscommissie) op 17 november 2003 een negatief advies uitgebracht. Op advies van de welstandscommissie hebben eisers het bouwplan aangepast door een raam in het bouwplan op te nemen. Met dit aangepaste bouwplan is de welstandscommissie bij advies van 14 januari 2004 akkoord gegaan.
Op grond van het vigerend bestemmingsplan Oosterflank geldt een bouwverbod voor bouwen in uit te werken plandelen, dat kan worden opgeheven indien er een uitwerkingsplan is of als het bouwplan past in een in voorbereiding zijnde uitwerking van het desbetreffende plangedeelte met voorafgaande verklaring van geen bezwaar van (thans) gedeputeerde staten van Zuid-Holland. In 1998 is naar aanleiding van een bouwaanvraag voor een aanbouw aan Palermohof 9 een uitwerking gemaakt dat geldt voor onder meer Palermohof 1 t/m 21 en 52 t/m 62 en Izmirerf 1 t/m 35. In verband hiermee heeft verweerder het bouwplan ter inzage gelegd, waarna één bedenking is ingebracht.
Op 20 april 2004 heeft de welstandscommissie negatief geadviseerd. Vervolgens heeft de welstandscommissie bij advies van 24 mei 2004 positief geadviseerd. Bij advies van 13 juli 2004 is de welstandscommissie teruggekomen op het advies van 24 mei 2004 op grond van - naar de welstandscommissie stelt - nieuwe informatie dat voor de schuine uitbouw op nummer 35 op 4 augustus 2003 een positief welstandsadvies is afgegeven. Per abuis - zo is later ter hoorzitting verklaard - is in het advies van 13 juli 2004 tevens het op 24 mei 2004 uitgebrachte advies opgenomen. Na het uitbrengen van het preadvies heeft de welstandcommissie op 2 februari 2005 deze fout hersteld.
Bij besluit van 27 juli 2004, verzonden 16 september 2004, heeft verweerder geweigerd een bouwvergunning te verlenen omdat het bouwplan in strijd is met het vigerende en toekomstige bestemmingsplan en met redelijke eisen van welstand (artikel 44, eerste lid, aanhef en onder c en d, van de Woningwet).
Naar aanleiding van het door eisers gemaakte bezwaar heeft de bezwaarschriftencommissie op 9 november 2004 geadviseerd het advies van de welstandscommissie niet aan het besluit ten grondslag te leggen wegens de onzorgvuldigheid waarmee deze commissie met de bouwaanvraag was omgegaan.
In reactie hierop heeft de dienst ROB in een memo van 9 februari 2005 gesteld het eens te zijn met het standpunt van de bezwaarschriftencommissie dat de welstandscommissie onzorgvuldig heeft gehandeld, maar - anders dan de bezwaarschriftencommissie - geadviseerd het laatste advies van de welstandcommissie te volgen in het belang van de gelijkvormigheid van aan te brengen aanbouwen in een zelfde gevelrij. Voorts heeft de dienst ROB gesteld dat zowel een rechthoekige als schuine aanbouw past in het vigerende bestemmingplan Oosterlflank en in het nieuwe, nog niet vastgestelde, voorontwerp bestemmingsplan Oosterflank Woonwijk, zodat de weigering van de bouwvergunning ten onrechte ook is gebaseerd op de strijdigheid met het bestemmingsplan en als enige argument voor de weigering van de bouwvergunning de negatieve welstandsbeoordeling aan de orde is.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder conform het contrair advies van de dienst ROB en conform de overige hiervan niet afwijkende onderdelen van het advies van de bezwaarschriftencommissie het bezwaar ongegrond verklaard onder handhaving van het primaire besluit van 27 juli 2004 en met aanpassing van de motivering daarvan.
In het hiertegen ingestelde beroep hebben eisers aangevoerd dat het bouwplan past in het bestemmingsplan en dat het niet in strijd met redelijke eisen van welstand. Eisers zijn van mening dat het welstandsadvies zodanig onzorgvuldig tot stand is gekomen dat dit niet meer aan het besluit ten grondslag mag worden gelegd. Eisers hebben voorts aangevoerd dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld door na het uitbrengen van het advies door de bezwaarschriftencommissie nogmaals advies aan de dienst ROB en de welstandscommissie te vragen, terwijl eisers niet meer in de gelegenheid zijn gesteld daarop te reageren. Verder hebben eisers aangevoerd dat de afhandelingsduur, zowel met betrekking tot de behandeling van de aanvraag als de behandeling van het bezwaar te lang is geweest.
Ten aanzien van de afhandelingsduur overweegt de rechtbank dat niet de in artikel 7:10 van de Algemene wet bestuursrecht geldende beslistermijnen van toepassing zijn, maar de in artikel 46 van de Woningwet opgenomen regeling.
Op grond van artikel 46, eerste lid, aanhef en onder b, van de Woningwet moeten burgemeester en wethouders binnen twaalf weken na ontvangst van de aanvraag om een reguliere bouwvergunning daaromtrent beslissen. In afwijking van het eerste lid kunnen burgemeester en wethouders ingevolge het tweede lid hun beslissing eenmaal met ten hoogste zes weken verdagen. Ingevolge het derde lid van dit artikel is het eerste lid niet van toepassing indien slechts bouwvergunning kan worden verleend nadat vrijstelling is verleend als bedoeld in de artikelen 15, 17 of 19 van de WRO. Indien burgemeester en wethouders niet voldoen aan het eerste lid, is de bouwvergunning ingevolge het vierde lid van rechtswege verleend.
De bouwaanvraag is op 4 november 2003 door verweerder ontvangen. Na het negatieve welstandsadvies van 17 november 2003 hebben eisers de aanvraag gewijzigd. Ten aanzien van deze gewijzigde aanvraag is door de welstandcommissie op 14 januari 2004 opnieuw geadviseerd. Op 19 februari 2004 is de ter inzage legging van de (gewijzigde) bouwaanvraag gepubliceerd. Hoewel de exacte datum waarop de gewijzigde aanvraag is ingediend niet uit de stukken blijkt, kan wel worden vastgesteld dat dit in elk geval uiterlijk op 14 januari 2004 is geschiedt. Verweerder had derhalve uiterlijk voor 7 april 2004 op deze aanvraag moeten beslissen. Deze beslissing hebben zij niet verdaagd. Het besluit tot weigering van de bouwvergunning is genomen op 27 juli 2004 en eerst op 26 september 2004 door toezending aan eisers bekend gemaakt. Het weigeringsbesluit is dus in elk geval genomen na het verstrijken van de beslistermijn van artikel 46, eerste lid, van de Woningwet.
De rechtbank stelt vast dat er geen sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 46, derde lid, van de WRO, die ziet op gevallen waarin het bouwplan in strijd met het bestemmingsplan is. Verweerder heeft aan de weigering om bouwvergunning te verlenen in eerste instantie ten grondslag gelegd dat sprake is van strijdigheid met het bestemmingsplan en het niet voldoen aan redelijke eisen van welstand (artikel 44, eerste lid aanhef onder c en d, van de Woningwet), maar bij het bestreden besluit heeft hij de eerst genoemde weigeringsgrond laten vervallen in navolging van het advies van de dienst ROB van 9 februari 2005.
Uit het vorenstaande volgt dat de in artikel 46, eerste lid, van de Woningwet gestelde termijn niet buiten toepassing is op grond van het derde lid en dat verweerder niet binnen deze termijn een beslissing op de bouwaanvraag heeft genomen. Ingevolge artikel 46, vierde lid, van de Woningwet is uiterlijk op 7 april 2004 een bouwvergunning van rechtswege is verleend. Het negatieve welstandsadvies kan hieraan niet afdoen.
Onder deze omstandigheden was verweerder niet meer bevoegd nadien op de bouwaanvraag te beslissen. Door dit bij de beslissing op bezwaarschrift te miskennen heeft verweerder het bezwaarschrift ten onrechte ongegrond verklaard.
Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit moet worden vernietigd. Verweerder was op 27 juli 2004 niet meer bevoegd op de aanvraag om bouwvergunning te beslissen. De rechtbank zal daarom met toepassing van artikel 8:72, vierde lid van de Algemene wet bestuursrecht het besluit van 27 juli 2004 vernietigen.
Eisers verzoek om schadevergoeding vanwege de lange afhandelingsduur, minder woongenot en extra kosten wijst de rechtbank af, omdat niet onderbouwd is of en welke schade eiseres hebben geleden en op welk bedrag deze schade zou moeten worden gewaardeerd. Evenmin ziet de rechtbank aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eisers in verband met de behandeling van het beroep tot aan deze uitspraak redelijkerwijs hebben moeten maken, omdat er niet is gebleken dat eisers kosten hebben gemaakt die op grond van het Besluit Proceskostenvergoeding Bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank merkt in dit verband op dat eisers zich niet hebben laten bijstaan door een professionele rechtshulpverlener.
3. Beslissing
De rechtbank,
recht doende:
verklaart het beroep gegrond,
vernietigt het bestreden besluit,
bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit, hetgeen in dit geval inhoudt dat het besluit van 27 juli 2004 wordt vernietigd,
bepaalt dat de gemeente Rotterdam aan eisers het door hen betaalde griffierecht van € 138,00 vergoedt,
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.I. van Strien.
De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.B. van Zantvoort als griffier, uitgesproken in het openbaar op 2 september 2005.
De griffier: De rechter:
Afschrift verzonden op:
Een belanghebbende - onder wie in elk geval eisers worden begrepen - en verweerder kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage. De termijn voor het indienen van het beroepschrift bedraagt zes weken en vangt aan met ingang van de dag na die waarop het afschrift van deze uitspraak is verzonden.

