Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU7501

Datum uitspraak2005-11-29
Datum gepubliceerd2005-12-06
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers07.700085-05
Statusgepubliceerd


Indicatie

Warenwetbesluit Speelgoed; CEN EN 71-normen inzake veiligheid van speelgoed; rapport “Classification of toys - Guidelines”; objectieve bepaling of het speelgoed al dan niet bestemd is voor kinderen jonger dan 36 maanden


Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD Economische Politierechter te Zwolle Parketnummer: 07.700085-05 Uitspraak: 29 november 2005 S T R A F V O N N I S in de zaak van het openbaar ministerie tegen: [naam verdachte], geboren op [geboortedatum en plaats van verdachte], wonende te [adres verdachte]. Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 15 november 2005. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. I.P. de Groot, advocaat te Terneuzen. De officier van justitie, mr. S. Buis, heeft ter terechtzitting gevorderd dat de verdachte wordt vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. TENLASTELEGGING De verdachte is ten laste gelegd dat: (volgt tenlastelegging). BEWIJS In artikel 3, tweede lid van het Warenwetbesluit Speelgoed is bepaald dat speelgoed en kinderwaren moeten voldoen aan de in bijlage 2 vermelde voorschriften. Bijlage 2 behorende bij het Warenwetbesluit Speelgoed, vermeldt bij onderdeel A, artikel 1, tweede lid, dat speelgoed dat kennelijk bestemd is voor kinderen jonger dan 36 maanden, zo groot moet zijn dat zij niet door hen kunnen worden ingeslikt of ingeademd. De minister heeft in artikel 1 van de ‘Aanwijzing normen voor aanduiding van speelgoed’ de normen Veiligheid van speelgoed, CEN EN 71 genoemd als normen waaraan moet zijn voldaan om de CE-markering voor speelgoed te bezigen. Op grond van artikel 4 van het Warenwetbesluit speelgoed wordt, indien de CE-markering wordt gebezigd, vermoedt dat voldaan is aan het bij artikel 3, tweede lid bepaalde. Verder is er door de Europese Commissie voor Normalisatie het rapport “Classification of toys – Guidelines” uitgebracht. Het betreft richtlijnen om te bepalen welk speelgoed bestemd is voor kinderen jonger dan 36 maanden en welk speelgoed dat niet is. De raadsman van verdachte heeft, kort en zakelijk weergegeven, betoogd dat het in de tenlastelegging genoemde speelgoed naar de bedoeling van de fabrikant niet bestemd is voor kinderen jonger dan 36 maanden en dat het ten laste gelegde derhalve niet bewezen kan worden. De economische politierechter overweegt hieromtrent het volgende. Uit de CEN EN 71-normen inzake veiligheid van speelgoed is niet af te leiden dat de bedoeling van de fabrikant doorslaggevend is voor de bepaling of het speelgoed al dan niet bestemd is voor kinderen jonger dan 36 maanden. De economische politierechter is van oordeel dat zowel uit het rapport “Classification of toys – Guidelines” als uit de bewoordingen van, de bij het Warenwetbesluit Speelgoed behorende, bijlage 2 blijkt dat het om een objectief te bepalen bestemming van het speelgoed gaat. Het feit dat kinderen jonger dan 36 maanden normaal gesproken niet in staat zullen zijn deze treinsets (van respectievelijk 39, 101, 115 of 135 losse onderdelen) op te bouwen conform de scenes zoals aangegeven op de verpakkingsdozen, is niet bepalend voor de vaststelling dat het speelgoed kennelijk bestemd is voor kinderen van 36 maanden en ouder. Gelet op de, uit de onderliggende stukken gebleken, simpele vorm, de grootte van de onderdelen, assemblage en de eenvoudige hanteerbaarheid van het betreffende speelgoed is het, naar het oordeel van de economische politierechter, kennelijk ook bestemd voor kinderen jonger dan 36 maanden. Het feit dat de deskundigen ter terechtzitting zich hierover in minder stellige bewoordingen hebben uitgelaten dan in de processen-verbaal in het dossier, leidt voor de economische politierechter, anders dan de officier van justitie, niet tot een ander oordeel. De economische politierechter acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1, 2, 3 en 4 ten laste is gelegd, met dien verstande dat: 1. hij op 14 december 2004 in de gemeente Staphorst op perceel [straatnaam en huisnummer] aldaar speelgoed, te weten één of meer treintjes (Wooden train 39 pcs MR-R6111), heeft verhandeld, terwijl dat speelgoed niet voldeed aan de eisen gesteld bij of krachtens het Warenwetbesluit Speelgoed met betrekking tot hun samenstelling, uitvoering, hoedanigheid en eigenschappen, aangezien dat speelgoed niet voldeed aan het gestelde in artikel 3 lid 2 van voornoemd besluit, te weten dat speelgoed en kinderwaren moeten voldoen aan de in bijlage 2 van genoemd besluit vermelde voorschriften, namelijk voldeed dat speelgoed niet aan a) de eis gesteld onder A ten tweede van die bijlage 2, te weten de eis dat speelgoed en kinderwaren kennelijk bestemd voor kinderen jonger dan 36 maanden, zo groot moeten zijn dat zij niet door hen kunnen worden ingeslikt of ingeademd en b) de eis gesteld onder A ten eerste onder e van die bijlage 2, te weten de eis dat speelgoed en kinderwaren geen gevaar voor verstikking dienen op te leveren, immers had hij, verdachte, toen aldaar voornoemde treintjes voorhanden en in voorraad, terwijl onderdelen van die treintjes in de cilinder voor kleine onderdelen (norm 8.2 NEN-EN 71-1) pasten en derhalve konden worden ingeslikt of ingeademd door die kinderen en verstikkingsgevaar konden opleveren; 2. hij op 14 december 2004 in de gemeente Staphorst op perceel [straatnaam en huisnummer aldaar speelgoed, te weten één of meer treintjes (wooden train 101 pcs MR-6107 2910), heeft verhandeld, terwijl dat speelgoed niet voldeed aan de eisen gesteld bij of krachtens het Warenwetbesluit Speelgoed met betrekking tot hun samenstelling, uitvoering, hoedanigheid en eigenschappen, aangezien dat speelgoed niet voldeed aan het gestelde in artikel 3 lid 2 van voornoemd besluit, te weten dat speelgoed en kinderwaren moeten voldoen aan de in bijlage 2 van genoemd besluit vermelde voorschriften, namelijk voldeed dat speelgoed niet aan a) de eis gesteld onder A ten tweede van die bijlage 2, te weten de eis dat speelgoed en kinderwaren kennelijk bestemd voor kinderen jonger dan 36 maanden, zo groot moeten zijn dat zij niet door hen kunnen worden ingeslikt of ingeademd en b) de eis gesteld onder A ten eerste onder e van die bijlage 2, te weten de eis dat speelgoed en kinderwaren geen gevaar voor verstikking dienen op te leveren, immers had hij, verdachte, toen aldaar voornoemde treintjes voorhanden en in voorraad, terwijl onderdelen van die treintjes in de cilinder voor kleine onderdelen (norm 8.2 NEN-EN 71-1) pasten en derhalve konden worden ingeslikt of ingeademd door die kinderen en verstikkingsgevaar konden opleveren; 3. hij op 14 december 2004 in de gemeente Staphorst op perceel [straatnaam en huisnummer] aldaar speelgoed, te weten één of meer treintjes (wooden train 135 pcs MR-6123 2903), heeft verhandeld, terwijl dat speelgoed niet voldeed aan de eisen gesteld bij of krachtens het Warenwetbesluit Speelgoed met betrekking tot hun samenstelling, uitvoering, hoedanigheid en eigenschappen, aangezien dat speelgoed niet voldeed aan het gestelde in artikel 3 lid 2 van voornoemd besluit, te weten dat speelgoed en kinderwaren moeten voldoen aan de in bijlage 2 van genoemd besluit vermelde voorschriften, namelijk voldeed dat speelgoed niet aan a) de eis gesteld onder A ten tweede van die bijlage 2, te weten de eis dat speelgoed en kinderwaren kennelijk bestemd voor kinderen jonger dan 36 maanden, zo groot moeten zijn dat zij niet door hen kunnen worden ingeslikt of ingeademd en b) de eis gesteld onder A ten eerste onder e van die bijlage 2, te weten de eis dat speelgoed en kinderwaren geen gevaar voor verstikking dienen op te leveren, immers had hij, verdachte, toen aldaar voornoemde treintjes voorhanden en in voorraad, terwijl onderdelen van die treintjes in de cilinder voor kleine onderdelen (norm 8.2 NEN-EN 71-1) pasten en derhalve konden worden ingeslikt of ingeademd door die kinderen en verstikkingsgevaar konden opleveren; 4. hij op 14 december 2004 in de gemeente Staphorst op perceel [straatnaam en huisnummer] aldaar speelgoed, te weten één of meer treintjes (wooden train 115 pcs MR-6122 2902), heeft verhandeld, terwijl dat speelgoed niet voldeed aan de eisen gesteld bij of krachtens het Warenwetbesluit Speelgoed met betrekking tot hun samenstelling, uitvoering, hoedanigheid en eigenschappen, aangezien dat speelgoed niet voldeed aan het gestelde in artikel 3 lid 2 van voornoemd besluit, te weten dat speelgoed en kinderwaren moeten voldoen aan de in bijlage 2 van genoemd besluit vermelde voorschriften, namelijk voldeed dat speelgoed niet aan a) de eis gesteld onder A ten tweede van die bijlage 2, te weten de eis dat speelgoed en kinderwaren kennelijk bestemd voor kinderen jonger dan 36 maanden, zo groot moeten zijn dat zij niet door hen kunnen worden ingeslikt of ingeademd en b) de eis gesteld onder A ten eerste onder e van die bijlage 2, te weten de eis dat speelgoed en kinderwaren geen gevaar voor verstikking dienen op te leveren, immers had hij, verdachte, toen aldaar voornoemde treintjes voorhanden en in voorraad, terwijl onderdelen van die treintjes in de cilinder voor kleine onderdelen (norm 8.2 NEN-EN 71-1) pasten en derhalve konden worden ingeslikt of ingeademd door die kinderen en verstikkingsgevaar konden opleveren. Van het onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de economische politierechter dat niet wettig en overtuigend bewezen acht. STRAFBAARHEID Het onder 1, 2, 3 en 4 bewezene levert op: overtreding van voorschriften, gesteld bij of krachtens artikel 4 van de Warenwet, viermaal gepleegd, strafbaar gesteld bij artikel 1 onder 40 juncto artikel 2 juncto artikel 6 van de Wet op de economische delicten juncto artikel 14 van de Warenwet juncto artikel 2 en 3 van het Warenwetbesluit Speelgoed. De verdachte is deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten. OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon en de draagkracht van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de economische politierechter de na te noemen beslissing passend. De economische politierechter is van oordeel dat de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen vermelde voorwerpen (244 stuks speelgoed: Mentari wooden train, artikelnummers: 6107, 6122, 6123, 6111) dienen te worden onttrokken aan het verkeer, omdat het voorwerpen betreft met betrekking tot welke de feiten zijn begaan en die van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet. Bij haar beslissing heeft de economische politierechter rekening gehouden met een de verdachte betreffend uittreksel d.d. 18 maart 2005 uit het algemeen documentatieregister van de justitiële documentatiedienst. De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 36b, 36c, 62 en 91 van het Wetboek van Strafrecht. BESLISSING Het onder 1, 2, 3, en 4 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar. Het onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken. De economische politierechter veroordeelt de verdachte terzake de vier bewezen verklaarde overtredingen tot betaling van vier geldboetes van elk € 1000,--, bij gebreke van betaling en verhaal telkens te vervangen door hechtenis voor de duur van 20 dagen. De geldboetes zullen niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. De economische politierechter verklaart onttrokken aan het verkeer de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen vermelde voorwerpen (244 stuks speelgoed: Mentari wooden train, artikelnummers: 6107, 6122, 6123, 6111). Aldus gewezen door mr. H.F.J.M. Schröder, economische politierechter, in tegenwoordigheid van mr. M. Nijhuis als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 november 2005.