Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU7704

Datum uitspraak2005-12-13
Datum gepubliceerd2005-12-13
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Assen
Zaaknummers19/035046-04
Statusgepubliceerd


Indicatie

Onder de geschetste omstandigheden was de verbalisant naar het oordeel van de rechtbank bevoegd om toe te zeggen, althans de indruk te wekken, dat met toezending van de omruilfactuur van vervolging zou worden afgezien. Het bovenstaande dient ertoe te leiden dat de officier van justitie in de onderhavige zaak niet kan worden ontvangen in de vervolging van de verdachte.


Uitspraak

RECHTBANK ASSEN STRAFVONNIS van de meervoudige economische kamer in de zaak van het openbaar ministerie tegen: [naam verdachte BV], gevestigd te [vestigingsplaats verdachte]. Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 5 oktober 2004 en op 29 november 2005. De verdachte is verschenen ter terechtzitting van 29 november 2005 in de persoon van de heer [naam directeur], directeur van verdachte sinds 10 mei 2004. Hij werd bijgestaan door mr. E.J. Kuiters, advocaat te Leeuwarden. De officier van justitie acht hetgeen is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen: schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel en onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen radarontvangstapparaten. TENLASTELEGGING De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat zij op of omstreeks 03 februari 2004, in de gemeente Hoogeveen, 143, althans een of meer radarontvangstapparaten, die geschikt waren om de aanwezigheid aan te tonen van een apparaat dat tot doel heeft om een overschrijding van de maximumsnelheid vast te stellen, heeft ingevoerd en/of te koop heeft aangeboden en/of in voorraad heeft gehad en/of heeft afgeleverd. DE ONTVANKELIJKHEID VAN DE OFFICIER VAN JUSTITIE Op grond van artikel 348 van het Wetboek van Strafvordering dient de rechtbank onder meer de ontvankelijkheid van de officier van justitie te onderzoeken. In dit verband heeft de rechtbank acht geslagen op het proces-verbaal van de Voedsel en Waren Autoriteit, Keuringsdienst van Waren, Noord, van 25 maart 2004, opgemaakt op ambtsbelofte door Eelke Broersma, controleambtenaar bij de Voedsel en Waren Autoriteit en aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar. Op 22 januari 2004 begeeft verbalisant zich naar het bedrijf van verdachte. Hij is vergezeld van de heer Hof, eveneens werkzaam als controleur Non-food product-veiligheid bij de Voedsel en Waren Autoriteit. Zij maken zich bekend als controleurs van de Voedsel en Waren Autoriteit / Keuringsdienst van Waren, Regionale dienst Noord. Verbalisant vraagt aan de heer [naam toenmalig directeur], toenmalig directeur van verdachte, of hij nog radarontvangstapparaten verhandelt. [naam toenamlig directeur] antwoordt dat deze niet meer verhandeld worden. In het magazijn heeft hij nog wel een aantal apparaten in voorraad maar deze staan klaar om te worden teruggestuurd naar de leverancier. Verbalisant ontvangt van [naam toenmalig directeur] een lijst uit het logistieke systeem waarop aangegeven staat dat in totaal 141 stuks radarontvangstapparaten geblokkeerd in voorraad zijn. Verbalisant spreekt met [naam toenmalig directeur] af dat zodra de radarontvangstapparaten omgeruild zijn hij aan verbalisant een kopie van de omruilfactuur zal sturen. Ter terechtzitting heeft de vertegenwoordiger van verdachte onder meer verklaard dat hij ervan uitging dat "het met het bezoek van de Voedsel en Waren Autoriteit gebeurd was." De verbalisant heeft bij hem het vertrouwen opgewekt dat verdachte niet verder zou worden vervolgd, zo interpreteert de rechtbank de verklaring van de heer [naam vertegenwoordiger verdachte]. De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende: slechts wanneer sprake is van een uitdrukkelijke en onvoorwaardelijke toezegging door een tot het nemen van de vervolgingsbeslissing bevoegde autoriteit om van vervolging af te zien, kan in zijn algemeenheid een beroep op niet-ontvankelijkheid worden gehonoreerd. In het onderhavige geval is het volgende gebleken. De verbalisant heeft het bedrijf op 22 januari 2004 bezocht. Toen is de afspraak gemaakt dat de omruilfactuur na het omruilen van de apparatuur aan verbalisant zou worden toegezonden. Dit was op dat moment kennelijk vigerend beleid. Op 27 januari 2004 immers ontvangt verbalisant ten kantore van de Keuringsdienst van Waren een e-mail dat naar aanleiding van telefonisch overleg op 23 januari 2004 met betrekking tot "handhavingsbeleid inzake aangetroffen radarverklikkers bij groothandelaren en winkelketen" beleid op schrift is gesteld zoals dat in overleg met het openbaar ministerie, in casu de heer K. Spee is afgesproken. Volgens dit beleid dienen, om reden dat bij de importeur in Naarden justitieel is opgetreden, geblokkeerde voorraden in beslag te worden genomen. Een kopie van deze e-mail is als bijlage 3 bij het proces-verbaal gevoegd. Onder de geschetste omstandigheden was de verbalisant naar het oordeel van de rechtbank op 22 januari 2004 bevoegd om de heer [naam toenmalig directeur] toe te zeggen, althans bij hem de indruk te wekken, dat met toezending van de omruilfactuur van vervolging zou worden afgezien. Dat was immers op dat moment het beleid. Aan de positie van de verbalisant, belast met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de wettelijke voorschriften, waarvan het toezicht op de naleving is opgedragen aan de Voedsel en Waren Autoriteit, waaronder Aanwijzing toezichthouders artikel 34 Wegenverkeerswet 1994, mocht de heer [naam toenmalig directeur] voorts het vertrouwen ontlenen dat verdachte ter zake van het in voorraad hebben van de (geblokkeerde) radarontvangstapparaten inderdaad niet verder zou worden vervolgd indien hij de gemaakte afspraak met verbalisant ten aanzien van de omruilfactuur zou nakomen. Zover is het overigens niet gekomen: reeds op 3 februari 2004 werd de apparatuur onder verdachte in beslag genomen. Het bovenstaande dient ertoe te leiden dat de officier van justitie in de onderhavige zaak niet kan worden ontvangen in de vervolging van de verdachte. De in beslag genomen radarontvangstapparaten dienen, nu verdachte terzake niet zal worden vervolgd aan haar te worden teruggegeven. BESLISSING VAN DE RECHTBANK Verklaart de officier van justitie te dezer zake niet ontvankelijk in de vervolging van de verdachte. De rechtbank gelast de teruggave aan verdachte van de navolgende in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: 15 stuks radardetectoren (Speedbuster), 13 stuks radardetectoren (Quintezz Z2 XT 7000) en 115 stuks radardetectoren (Quintezz Z1 XT 6000). Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.A.M. Kager, voorzitter, en mr. J.J. Schoemaker en mr. G. Kaaij, rechters, in tegenwoordigheid van R.C. Sprong, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 13 december 2005.-