Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU7887

Datum uitspraak2005-12-06
Datum gepubliceerd2005-12-14
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200509462/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 17 oktober 2005 is ten aanzien van A (hierna: de vreemdeling) een vrijheidsontnemende maatregel toegepast, die nadien is voortgezet.


Uitspraak

RAAD VAN STATE 200509462/1. Datum uitspraak: 6 december 2005 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, appellant, tegen de uitspraak in zaak no. AWB 05/47342 van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Amsterdam, van 8 november 2005 in het geding tussen: A en appellant. 1. Procesverloop Bij besluit van 17 oktober 2005 is ten aanzien van A (hierna: de vreemdeling) een vrijheidsontnemende maatregel toegepast, die nadien is voortgezet. Dit besluit is aangehecht. Bij uitspraak van 8 november 2005, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank ’s-Gravenhage, nevenzittingsplaats Amsterdam (hierna: de rechtbank), voorzover thans van belang, het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep, voor zover gericht tegen de tenuitvoerlegging van de maatregel, gegrond verklaard en gelast dat de minister de vreemdeling binnen drie dagen naar een andere voor de tenuitvoerlegging van de maatregel geschikte locatie overplaatst. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft appellant (hierna: de minister) bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 15 november 2005, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. Bij brief van 21 november 2005 heeft de vreemdeling een reactie ingediend. Vervolgens is het onderzoek gesloten. 2. Overwegingen 2.1. In zijn reactie heeft de vreemdeling zich op het standpunt gesteld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is. Dit betoog faalt. In het hoger-beroepschrift onder 2 "Grieven" heeft de minister omschreven met welke onderdelen van de uitspraak hij zich niet kan verenigen en onder 3 "Aanvulling en toelichting op de grieven" heeft de minister de gronden daarvoor omschreven. Aldus is voldaan aan de eisen van artikel 85, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw 2000) en bestaat geen grond voor het oordeel dat de minister niet in zijn hoger beroep kan worden ontvangen. 2.2. In hoger beroep klaagt de minister dat - voor zover thans van belang - de rechtbank ten onrechte een oordeel heeft gegeven over de medische zorg op de detentieboot "Reno" te Rotterdam. 2.3. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 28 april 2005 in zaak no. 200410273/1, JV 2005/308), dient de rechtbank zich bij de beoordeling van de tenuitvoerlegging van een maatregel in de zin van artikel 94, vierde lid, van de Vw 2000 te beperken tot een oordeel over de aanwijzing van de plaats of ruimte voor de uitvoering van de maatregel, bezien in het licht van het daar geldende regime. Voor zover de desbetreffende vreemdeling over de toepassing van het regime binnen die plaats of ruimte klaagt, kan die klacht niet tot gegrondbevinding van het beroep leiden. Aangezien de klacht van de vreemdeling over de medische zorg uitsluitend betrekking heeft op de toepassing van het regime op de detentieboot, heeft de rechtbank het beroep ten onrechte gegrond verklaard en wijziging van de tenuitvoerlegging bevolen. 2.4. Het hoger beroep is gegrond. Hetgeen overigens is aangevoerd behoeft geen bespreking. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd, voor zover daarbij het beroep gegrond is verklaard en wijziging van de tenuitvoerlegging is bevolen. 2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I. verklaart het hoger beroep gegrond; II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Amsterdam, van 8 november 2005 in zaak no. AWB 05/47342, voor zover daarbij het beroep gegrond is verklaard en wijziging van de tenuitvoerlegging is bevolen; III. bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige. Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, Voorzitter, en mr. T.M.A. Claessens en mr. R. van der Spoel, Leden, in tegenwoordigheid van mr. H. Vonk, ambtenaar van Staat. w.g. Lubberdink w.g. Vonk Voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 6 december 2005 345. Verzonden: 6 december 2005 Voor eensluidend afschrift, de Secretaris van de Raad van State, voor deze,