
Jurisprudentie
AU8000
Datum uitspraak2005-12-14
Datum gepubliceerd2005-12-14
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200501801/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2005-12-14
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200501801/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 8 februari 2005 heeft verweerder op verzoek van [verzoeker] voorschrift K.4 van de aan haar verleende milieuvergunning (nr. 00-033) voor een metaalbewerkingsbedrijf, gelegen aan de [locatie] te [plaats], gewijzigd. Dit besluit is op 11 februari 2005 ter inzage gelegd.
Uitspraak
200501801/1.
Datum uitspraak: 14 december 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], gevestigd te [plaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Noordoostpolder,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 8 februari 2005 heeft verweerder op verzoek van [verzoeker] voorschrift K.4 van de aan haar verleende milieuvergunning (nr. 00-033) voor een metaalbewerkingsbedrijf, gelegen aan de [locatie] te [plaats], gewijzigd. Dit besluit is op 11 februari 2005 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit hebben appellanten bij brief van 17 februari 2005, bij de Raad van State ingekomen op 28 februari 2005, beroep ingesteld.
Bij brief van 29 april 2005 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 november 2005, waar verweerder, vertegenwoordigd door ing. A.A. Dekker-van Ooijen, ambtenaar van de gemeente, is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wetten op dit geding van toepassing blijft.
2.2. Verweerder heeft gesteld dat het beroep niet-ontvankelijk is.
Ingevolge artikel 20.6, tweede lid, van de Wet milieubeheer kan tegen een besluit als het onderhavige beroep worden ingesteld door:
a. degenen die bedenkingen hebben ingebracht tegen het ontwerp van het besluit;
b. de adviseurs die gebruik hebben gemaakt van de gelegenheid advies uit te brengen over het ontwerp van het besluit;
c. degenen die bedenkingen hebben tegen wijzigingen die bij het nemen van het besluit ten opzichte van het ontwerp daarvan zijn aangebracht;
d. belanghebbenden aan wie redelijkerwijs niet kan worden verweten geen bedenkingen te hebben ingebracht tegen het ontwerp van het besluit.
Appellanten hebben geen bedenkingen ingebracht tegen het ontwerp van het besluit. Verder is het bepaalde onder b en c hier niet van toepassing. Niet is gebleken van omstandigheden op grond waarvan appellanten redelijkerwijs niet kan worden verweten geen bedenkingen te hebben ingebracht tegen het ontwerp van het besluit.
2.3. Uit het vorenstaande volgt dat het beroep niet-ontvankelijk is.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, Voorzitter, en mr. P.C.E. van Wijmen en mr. S.F.M. Wortmann, Leden, in tegenwoordigheid van mr. J.C. Rijntjes-Lindhout, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Kreveld w.g. Rijntjes-Lindhout
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 december 2005
194-428.

