Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU8136

Datum uitspraak2005-11-30
Datum gepubliceerd2005-12-14
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Alkmaar
Zaaknummers82202/FA RK 05-622
Statusgepubliceerd


Indicatie

De rechter acht bijzondere omstandigheden aanwezig om, ondanks het feit dat op de man de schuldsanering van toepassing is, het verzoek van de man om de kinderalimentatie gedurende de periode van de schuldsanering op nihil te stellen af te wijzen. Na de ontbinding van het huwelijk hadden partijen geen schulden. De man is in de schuldsanering terecht gekomen door de schulden van zijn nieuwe echtgenote waarmee hij in gemeenschap van goederen is gehuwd.


Uitspraak

RECHTBANK TE ALKMAAR Sector civiel recht zaak- en rekestnummer: 82202/FA RK 05-622 datum: 30 november 2005 Beschikking van de enkelvoudige kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken in de zaak van: [de man], wonende te Rotterdam, verzoekende partij, procureur: mr. M. Bakker, advocaat: mr. V. Vos te Rotterdam, tegen: [de vrouw], wonende te Alkmaar, gerekwestreerde, procureur: mr. C.H. Boll. Partijen zullen verder ook worden aangeduid als de man en de vrouw. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE Ter griffie van deze rechtbank is op 4 augustus 2005 het verzoekschrift van de man ingekomen waarin wordt verzocht de bij beschikking van deze rechtbank van 11 mei 2000 vastgestelde bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen [naam dochter], geboren op [geboortedatum en –plaats], en [naam zoon], geboren op [geboortedatum en –plaats], op nihil te stellen met ingang van 30 maart 2005 totdat de schuldsaneringsregeling ten aanzien van de man zal zijn beëindigd, althans te stellen op een door de rechtbank vast te stellen bedrag. De vrouw heeft daarop een verweerschrift ingediend, strekkende tot afwijzing van het verzoek. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 4 november 2005. Hiervan is proces-verbaal opgemaakt. DE BEHANDELING VAN DE ZAAK De man voert als grond voor het verzoek aan dat hij in verband met de schuldsanering een inspanningsverplichting heeft om de schulden zo spoedig mogelijk af te lossen. Indien de alimentatie voor de duur van de schuldsanering op nihil wordt gesteld, zal de man in de gelegenheid worden gesteld met een hoger bedrag op de schulden af te lossen, waardoor de man eerder in staat is een schone lei te verkrijgen en de betaling van de alimentatie zal kunnen hervatten. De vrouw is van oordeel dat de verplichting om een bijdrage te leveren in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen zwaarder weegt dan de aflossing van de schulden, nu deze schulden zijn ontstaan na de ontbinding van het huwelijk tussen partijen. De rechtbank overweegt het volgende. Ten tijde van het uiteengaan van partijen hebben de man en de vrouw ieder een bedrag van (omgerekend) Euro 11.595,40 ontvangen en uit het ontbonden huwelijk van partijen resteerden geen schulden. De man is vervolgens in gemeenschap van goederen getrouwd met zijn huidige partner die nog (hoofdelijk) aansprakelijk was voor een groot aantal schulden uit een eerder huwelijk. Die schulden zijn niet door de voormalige partner van de echtgenote van de man afbetaald. Om die reden worden thans de huidige partner van de man en eveneens de man aangesproken voor de betreffende schuldenlast. In verband met die schulden is de man krachtens een uitspraak van de rechtbank te Rotterdam van 30 maart 2005 in de regeling van de WSNP gekomen. Uitgangspunt is dat bij een alimentatieplichtige die is opgenomen in de wettelijke schuldsaneringsregeling geen draagkracht kan worden aangenomen tot betaling van een onderhoudsbijdrage. Naar het oordeel van de rechtbank is er in deze zaak, gelet op het voorgaande, voldoende reden om af te wijken van voormeld uitgangspunt, nu de man zich had dienen te realiseren dat de mogelijkheid bestond dat de voormalige partner van zijn huidige echtgenote niet tot betaling van de gemeenschapsschulden uit het huwelijk van laatstgenoemden zou overgaan. De rechtbank acht het niet redelijk indien de inbreng van deze schulden wordt afgewenteld op de alimentatie, te meer nu de man dit risico had kunnen ondervangen door op huwelijkse voorwaarden te trouwen. De rechtbank is daarom van oordeel dat de door de man te betalen bijdrage dient te worden gecontinueerd. Het feit dat er bij de vaststelling van het vrij te laten inkomen door de rechter-commissaris in de schuldsanering (voorlopig) geen rekening is gehouden met de te betalen alimentatie doet daar niet aan af. De rechtbank zal het verzoek van de man derhalve afwijzen. DE BESLISSING De rechtbank : Wijst af het verzoek van de man. Deze beschikking is gegeven door mr. J.H Gisolf, lid van gemelde kamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 november 2005 in tegenwoordigheid van L. Goos, griffier.