Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU8355

Datum uitspraak2005-12-01
Datum gepubliceerd2005-12-19
RechtsgebiedAmbtenarenrecht
Soort ProcedureHerziening
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/179 ABP
Statusgepubliceerd


Indicatie

Afwijzing van het verzoek om herziening.


Uitspraak

05/179 ABP U I T S P R A A K met toepassing van artikel 17 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) op het verzoek van: [verzoeker], wonende te [woonplaats], verzoeker, om herziening van de uitspraak (destijds genoemd: beschikking) van de Raad van 22 maart 1984, nr. A.B.P. 1980/51. I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING Verzoeker heeft bij brief van 1 december 2004, onder inzending van een aantal stukken welke hij nadien nog enkele malen heeft aangevuld, om herziening verzocht van bovenvermelde uitspraak van de Raad. Namens het bestuur van de Stichting Pensioenfonds ABP te Heerlen, als rechtsopvolger van de Raad van toezicht van het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds, hierna aangeduid als gedaagde, is een verweerschrift ingediend. Daarna heeft verzoeker de gronden voor zijn verzoek nog nader aangegeven en stukken ingediend. Het verzoek om herziening is behandeld ter zitting van de Raad op 20 oktober 2005. Verzoeker is daar, zoals door hem tevoren bericht, niet verschenen, terwijl gedaagde zich heeft doen vertegenwoordigen door P.J. Consten, werkzaam bij de Stichting Pensioenfonds ABP. II. MOTIVERING Ingevolge artikel 8:88, eerste lid, van de Awb, gelezen in samenhang met artikel 17 van de Beroepswet, kan de Raad op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak, b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en c. waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden. De Raad heeft bij zijn uitspraak van 22 maart 1984, nr. A.B.P. 1980/51, het verzet van verzoeker tegen de uitspraak (destijds genoemd: beschikking) van de toenmalige Voorzitter van de Raad van 17 november 1983 ongegrond verklaard. Bij laatstgenoemde uitspraak is het hoger beroep dat verzoeker had ingediend tegen een uitspraak van het toenmalige Ambtenarengerecht te ’s-Gravenhage van 3 februari 1978 niet-ontvankelijk verklaard wegens - niet te verontschuldigen - overschrijding van de voor het instellen van hoger beroep voorgeschreven termijn. Verzoeker heeft ter ondersteuning van zijn verzoek om herziening van de uitspraak van 22 maart 1984 aangevoerd dat hij destijds niet bekend was met de beroepstermijn en dat ook zijn advocaat de termijnoverschrijding waarschijnlijk niet heeft opgemerkt. Dit zijn echter gronden die bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak bekend waren of redelijkerwijs bekend konden zijn, zodat niet voldaan is aan het gestelde in artikel 8:88, aanhef en onder b, van de Awb, zoals hierboven omschreven. Hetgeen verzoeker overigens heeft aangevoerd heeft geen betrekking op de uitspraak waarvan hij herziening heeft verzocht, maar op het onderliggende geschil waarin door het bovengenoemde Ambtenarengerecht uitspraak is gedaan en aan de beoordeling waarvan de Raad ten gevolge van de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep niet heeft kunnen toekomen. Gelet op de eisen die artikel 8:88 van de Awb stelt aan een verzoek om herziening, moet de Raad dan ook vaststellen dat het verzoek om herziening niet kan slagen. De Raad acht geen termen aanwezig om met toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht een der partijen te veroordelen in de proceskosten. Beslist wordt derhalve als volgt. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Wijst het verzoek om herziening af. Aldus gegeven door mr. C.G. Kasdorp als voorzitter en mr. G.L.M.J. Stevens en mr. H.R. Geerling-Brouwer als leden, in tegenwoordigheid van E. Heemsbergen als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 1 december 2005. (get.) C.G. Kasdorp. (get.) E. Heemsbergen. HD 14.11