Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU8636

Datum uitspraak2005-12-23
Datum gepubliceerd2005-12-23
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Almelo
Zaaknummers08/993037-05
Statusgepubliceerd


Indicatie

Illegale Hengelose sigrettenfabriek. Verdachte G. heeft zich schuldig gemaakt aan het vervaardigen en voorhanden hebben van 34.000.000 sigaretten in strijd met de Wet op de accijns, aan het bedrijfsmatig voorhanden hebben van waren met vervalste merken en aan het deelnemen aan een criminele organisatie. De rechtbank legt hem drie jaar gevangenisstraf op.


Uitspraak

RECHTBANK ALMELO Parketnummer: 08.993037/05 STRAFVONNIS Uitspraak: 23 december 2005 De rechtbank te Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo, tegen: [verdachte G.], geboren te [plaats en land op [datum] 1961, wonende te [land] thans verblijvende in het huis van bewaring te [plaats] terechtstaande –gelet op de nadere omschrijving tenlastelegging gedaan ter terechtzitting d.d. 12 december 2005- terzake dat: 1. (strafbaar gesteld bij artikel 5 in verbinding met artikel 97 van de Wet op de accijns) hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2005 tot en met 20 juli 2005 te Hengelo (O.) en/of te Rotterdam en/of te Vlaardingen en/of te Enschede en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, - (telkens) opzettelijk een of meer accijnsgoederen, te weten sigaretten (34.000.000 stuks of daaromtrent) heeft vervaardigd buiten een accijnsgoederenplaats die voor dat accijnsgoed (sigaretten) als zodanig is aangewezen; en/of - (telkens) opzettelijk een of meer accijnsgoederen, te weten sigaretten (34.000.000 stuks of daaromtrent) en/of ruwe tot verbruik bereide tabak (enkele duizenden kilo's of daaromtrent), in elk geval een of meer handelshoeveelheden/handelshoeveelheid sigaretten en/of tot verbruik bereide tabak, voor handen heeft gehad en/of voor handen heeft doen hebben, die (telkens) niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de accijns in de heffing waren betrokken; art 5 lid 1 onder a Wet op de accijns 2. (strafbaar gesteld bij artikel 337 van het Wetboek van Strafrecht) hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2005 tot en met 20 juli 2005 te Hengelo (O.) en/of te Rotterdam en/of te Vlaardingen en/of te Enschede en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk A. valse en/of vervalste en/of wederrechtelijke vervaardigde merken, te weten: - (de/het) woord- en/of beeldmerk(en) “Sovereign” en/of - (de/het) woord- en/of beeldmerk(en) “Lambert & Butler”; en/of B. waren (sigaretten), die zelf of op hun verpakking valselijk voorzien waren van de handelsnaam van een ander en/of een merk waarop een ander recht heeft, te weten: - (de/het) woord- en/of beeldmerk(en) “Sovereign”, tevens handelsnaam, zijnde een handelsnaam van een ander en/of een merk waarop een ander, te weten (telkens) Gallaher Limited, recht heeft, en/of - (de/het woord- en/of beeldmerk(en) “Lambert & Butler”, tevens handelsnaam, zijnde een handelsnaam van een ander en/of een merk waarop een ander, te weten (telkens) Imperial Tobacco Limited, recht heeft; en/of C. waren (sigaretten), waarop en/of op de verpakking waarvan een handelsnaam van een ander en/of een merk waarop een ander recht heeft, zij het dan ook met een geringe afwijking was nagebootst, te weten: - ( de/het) woord en/of beeldmerk(en) “Sovereign”, tevens handelsnaam, zijnde een handelsnaam van een ander en/of een merk waarop een ander, te weten (telkens) Gallaher Limited, recht heeft, en/of - de/het woord- en/of beeldmerk(en) “Lambert & Butler”, tevens handelsnaam, zijnde een handelsnaam van een ander en/of een merk waarop een ander, te weten (telkens) Imperial Tobacco Limited, recht heeft, heeft ingevoerd en/of heeft doen invoeren, en/of heeft uitgevoerd en/of heeft doen uitvoeren, en/of heeft verkocht en/of doen verkopen, en/of te koop heeft aangeboden, en/of te koop heeft doen aanbieden, en/of heeft afgeleverd en/of heeft doen afleveren, en/of heeft uitgedeeld en/of heeft doen uitdelen en/of in voorraad heeft gehad en/of in voorraad heeft doen hebben, zulks terwijl hij, verdachte, van het plegen van vorenomschreven misdrijven zijn beroep heeft gemaakt en/of het plegen van vorenomschreven misdrijven als bedrijf heeft uitgeoefend; art 337 lid 3 Wetboek van Strafrecht 3. (strafbaar gesteld bij artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht) hij in of omstreeks de periode van 1 november 2004 tot en met 20 juli 2005 te Hengelo (O.) en/of te Rotterdam en/of te Vlaardingen en/of te Enschede en/of (elders) in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, namelijk deel uitgemaakt van, een groep samenwerkende personen waarvan, behalve verdachte, [verdachte T] en/of [verdachte O] en/of [verdachte H] en/of een of meer anderen deel uitmaakten-, welke organisatie (groep) tot oogmerk had het plegen van de volgende misdrijven: - het opzettelijk vervaardigen van accijnsgoederen buiten een daartoe aangewezen plaats, strafbaar gesteld bij artikel 5 in verbinding met artikel 97 van de Wet op de accijns; - het opzettelijk voorhanden hebben van accijnsgoederen die niet in de heffing zijn betrokken, strafbaar gesteld bij artikel 5 in verbinding met artikel 97 van de Wet op de accijns; en/of - het beroeps- of bedrijfsmatig invoeren, doorvoeren, uitvoeren, verkopen, te koop aanbieden, afleveren, uitdelen en in voorraad hebben van merkvervalste goederen, strafbaar gesteld bij artikel 337 van het Wetboek van Strafrecht; art 140 lid 3 Wetboek van Strafrecht Gezien de stukken; Gelet op het onderzoek ter terechtzitting; Gehoord de vordering van de officier van justitie; Gelet op de verdediging door en/of namens verdachte gevoerd; De rechtbank heeft de in de tenlastelegging begane kennelijke schrijffouten verbeterd, in de bewezenverklaring. Verdachte wordt daardoor in zijn verdediging niet geschaad. De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte sub 1 onder het tweede gedachtestreepje ten aanzien van ruwe tabak en tot verbruik bereide tabak is tenlastegelegd, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken. Met name is niet bewezen dat ruwe tabak en tot verbruik bereide tabak een accijnsgoed is zoals gesteld in de Wet op de accijns. De rechtbank is door de inhoud van wettige bewijsmiddelen -die in de gevallen waarin de wet aanvulling van dit (verkorte) vonnis met de bewijsmiddelen vereist, in een aan dit vonnis te hechten bijlage zullen worden opgenomen- waarop na te melden beslissing steunt, tot de overtuiging gekomen en acht wettig bewezen dat verdachte het sub 1, sub 2 en sub 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat: 1. hij in de periode van 1 maart 2005 tot en met 20 juli 2005 te Hengelo (O.) en/of te Rotterdam en/of te Vlaardingen en/of te Enschede en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, - opzettelijk accijnsgoederen, te weten sigaretten (34.000.000 stuks) heeft vervaardigd buiten een accijnsgoederenplaats die voor dat accijnsgoed (sigaretten) als zodanig is aangewezen; en - opzettelijk accijnsgoederen, te weten sigaretten (34.000.000 stuks), voorhanden heeft gehad die niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de accijns in de heffing waren betrokken; 2. hij in de periode van 1 maart 2005 tot en met 20 juli 2005 te Hengelo (O.) en/of te Rotterdam en/of te Vlaardingen en/of te Enschede en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk B. vervalste en wederrechtelijke vervaardigde merken, te weten: - het woord- en beeldmerk “Sovereign” en - het woord- en beeldmerk “Lambert & Butler”; en B. waren (sigaretten), die zelf of op hun verpakking valselijk voorzien waren van de handelsnaam van een ander en een merk waarop een ander recht heeft, te weten: - het woord- en beeldmerk “Sovereign”, tevens handelsnaam, zijnde een handelsnaam van een ander en een merk waarop een ander, te weten Gallaher Limited, recht heeft, en - het woord- en beeldmerk “Lambert & Butler”, tevens handelsnaam, zijnde een handelsnaam van een ander en een merk waarop een ander, te weten Imperial Tobacco Limited, recht heeft; en C. waren (sigaretten), waarop op de verpakking waarvan een handelsnaam van een ander en een merk waarop een ander recht heeft, zij het dan ook met een geringe afwijking was nagebootst, te weten: - het woord en beeldmerk “Sovereign”, tevens handelsnaam, zijnde een handelsnaam van een ander en een merk waarop een ander, te weten Gallaher Limited, recht heeft, en - het woord- en beeldmerk “Lambert & Butler”, tevens handelsnaam, zijnde een handelsnaam van een ander en een merk waarop een ander, te weten Imperial Tobacco Limited, recht heeft, in voorraad heeft gehad, zulks terwijl hij, verdachte, het plegen van vorenomschreven misdrijven als bedrijf heeft uitgeoefend; 3. hij in de periode van 1 november 2004 tot en met 20 juli 2005 te Hengelo (O.) en/of te Rotterdam en/of te Vlaardingen en/of te Enschede en/of elders in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, namelijk deel uitgemaakt van, een groep samenwerkende personen waarvan, behalve verdachte, [verdachte T] en/of [verdachte O] en anderen deel uitmaakten-, welke organisatie (groep) tot oogmerk had het plegen van de volgende misdrijven: - het opzettelijk vervaardigen van accijnsgoederen buiten een daartoe aangewezen plaats, strafbaar gesteld bij artikel 5 in verbinding met artikel 97 van de Wet op de accijns; - het opzettelijk voorhanden hebben van accijnsgoederen die niet in de heffing zijn betrokken, strafbaar gesteld bij artikel 5 in verbinding met artikel 97 van de Wet op de accijns; en/of - het beroeps- of bedrijfsmatig invoeren, doorvoeren, uitvoeren, verkopen, te koop aanbieden, afleveren, uitdelen en in voorraad hebben van merkvervalste goederen, strafbaar gesteld bij artikel 337 van het Wetboek van Strafrecht; Tot deze beslissing geven reden de in die bewijsmiddelen voorkomende feiten en omstandigheden, waarbij de inhoud van die bewijsmiddelen telkens alleen is gebezigd tot bewijs van het telastegelegde feit, waarop deze inhoud in het bijzonder betrekking heeft. De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte sub 1, sub 2 en sub 3 meer of anders is tenlastegelegd, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken. Het bewezen verklaarde levert op: wat betreft sub 1, het misdrijf: - "Opzettelijk een accijnsgoed vervaardigen buiten een accijnsgoederenplaats die voor dat soort accijnsgoed als zodanig is aangewezen, terwijl het feit gepleegd wordt door twee of meer verenigde personen", en - “Opzettelijk een accijnsgoed voorhanden hebben dat niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet de op de accijns in de heffing is betrokken, terwijl het feit gepleegd wordt door twee of meer verenigde personen” telkens strafbaar gesteld bij artikel 97 van de Wet op de accijns juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht; Begaan in eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht en wat betreft sub 2, het misdrijf: - "Opzettelijk vervalste en wederrechtelijke vervaardigde merken in voorraad hebben gehad, terwijl de schuldige het plegen van dit misdrijf als bedrijf uitoefent, terwijl het feit gepleegd wordt door twee of meer verenigde personen", en - “Opzettelijk waren die zelf op hun verpakking valselijk voorzien waren van de handelsnaam van een ander en een merk waarop een ander recht heeft in voorraad hebben gehad, terwijl de schuldige het plegen van dit misdrijf als bedrijf uitoefent, terwijl het feit gepleegd wordt door twee of meer verenigde personen" en - “Opzettelijk waren waarop op de verpakking waarvan een handelsnaam van een ander en een merk waarop een ander recht heeft, zij het dan ook met een geringe afwijking was nagebootst in voorraad hebben gehad en de schuldige het plegen van dit misdrijf als bedrijf uitoefent, terwijl het feit gepleegd wordt door twee of meer verenigde personen" telkens strafbaar gesteld bij artikel 337 van het Wetboek van Strafrecht juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht; Begaan in eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht en wat betreft sub 3, het misdrijf: “Het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven” strafbaar gesteld bij artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht; De verdachte is strafbaar, aangezien niet is gebleken van een zijn strafbaarheid uitsluitende omstandigheid. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte, terzake de feiten sub 1, sub 2 en sub 3 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, met aftrek van het voorarrest, met toewijzing van de civiele vordering, zijnde een voorschot van € 25000,= en oplegging daarbij van de zogenaamde Terwee-maatregel. De rechtbank overweegt wat de straf betreft, dat op grond van de aard van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoon van verdachte, zoals één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, aan verdachte de straf behoort te worden opgelegd, zoals deze hierna zal worden bepaald, waarbij nog het volgende is overwogen: Het dient verdachte ernstig worden aangerekend dat hij deel heeft uitgemaakt van een groep personen die zich in gestructureerd verband en op planmatige wijze in Nederland, op grote schaal bezig hield met het produceren van illegale sigaretten die bestemd waren voor de buitenlandse markt en met accijnsontduiking. Verdachte was in de organisatie belast met de dagelijkse gang van zaken en het draaiende houden van de machines in de illegale sigarettenfabriek. Hij was de zetbaas voor de medeverdachte [verdachte O] en daarmee het aanspreekpunt voor de illegale arbeiders in de fabriek. Georganiseerde criminaliteit in de hier bedoelde zin vormt een ernstige bedreiging voor de openbare orde. Een grootschalige productie en smokkel van illegale sigaretten verstoort de reguliere markt voor die sigaretten in de Europese Unie en werkt bovendien ontwrichtend op het systeem van een gemeenschappelijke economische ordening die in Europees verband wordt nagestreefd. De bewezenverklaarde feiten hebben als resultaat gehad dat voor zeer grote bedragen aan accijns is ontdoken alsmede dat bonafide bedrijven, die wel aan accijnsverplichtingen voldoen, oneerlijke concurrentie is aangedaan. Verdachte heeft er ter terechtzitting blijk van gegeven het laakbare van zijn handelswijze niet in te willen zien. Immers heeft hij ter terechtzitting aangegeven dat hij dacht alles op legale wijze zou worden geregeld door zijn werkgever [verdachte O]. Pas nadat de werkvergunningen voor zijn werknemers uitbleven begon hij onraad te ruiken. De rechtbank is van oordeel, dat verdachte gedurende lange tijd als tussenpersoon tussen de bovenste laag en onderste laag van de organisatie heeft gefungeerd. Daarnaast heeft hij samen met de medeverdachte [verdachte T] in opdracht van [verdachte O] panden gehuurd en isolatiemateriaal besteld ten behoeve van de illegale productie en opslag van de sigaretten. Verdachte heeft vanaf het moment dat hij in Roemenië werd benaderd alleen oog gehad voor zijn eigen geldelijk gewin en de illegale praktijken uiteindelijk voor lief genomen. De rechtbank zal bij de strafbepaling rekening houden met het feit dat verdachte als buitenlander in Nederland gedetineerd zit, de rol die verdachte in de organisatie vervulde en het blanco strafblad van verdachte. De rechtbank zal daarom een lagere straf opleggen dan die door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank overweegt verder, dat Gallaher Limited en Imperial Tobacco Limited, ter zake van de feiten 1 en 2, zich ter terechtzitting alsnog als benadeelde partijen hebben gevoegd in het strafproces, en op de voet van artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave hebben gedaan van de vordering tot schadevergoeding als benadeelde partijen, zijnde een voorschot van € 25000,=. De rechtbank is van oordeel dat de vorderingen van de voornoemde benadeelde partijen in het geheel niet van zo eenvoudige aard zijn dat zij zich lenen voor een behandeling in het strafgeding. De rechtbank zal daarom de benadeelde partijen geheel niet–ontvankelijk verklaren in hun vordering en bepalen dat de benadeelde partijen de vordering, slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen. De na te melden straf is gegrond, behalve op voormelde artikelen, op de artikelen 10, 27, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht. R E C H T D O E N D E: Verklaart niet bewezen wat aan verdachte sub 1 onder het tweede gedachtestreepje ten aanzien van ruwe tot verbruik bereide tabak is tenlastegelegd, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken. Verklaart bewezen, dat het sub 1, sub 2 en sub 3 tenlastegelegde zoals boven omschreven door verdachte is begaan. Verstaat, dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven vermeld. Verklaart verdachte strafbaar. Veroordeelt verdachte ter zake daarvan tot een gevangenisstraf voor de tijd van 3 jaar. Beveelt dat de tijd, die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. Bepaalt dat de benadeelde partijen Gallaher Limited en Imperial Tobacco Limited niet-ontvankelijk zijn in hun vorderingen en dat de benadeelde partijen deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen. Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte sub 1, sub 2 en sub 3 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij; Aldus gewezen door mr. Veurink, voorzitter, mr. Vogel en mr. Caminada, rechters, in tegenwoordigheid van Veldhuis, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 23 december 2005.