Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU9060

Datum uitspraak2005-12-20
Datum gepubliceerd2007-07-20
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHerziening
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers02700/05 H
Statusgepubliceerd


Indicatie

Herziening


Uitspraak

20 december 2005 Strafkamer nr. 02700/05 H LR/IC Hoge Raad der Nederlanden Arrest op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Krijgsraad te velde West van 26 juni 1957, nummer 295/57, ingediend door: [Aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1920, wonende te [woonplaats]. 1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd De Krijgsraad heeft de aanvrager ter zake van "opzettelijke ongehoorzaamheid, gepleegd in tijd van oorlog" veroordeeld tot één week militaire detentie. 2. De aanvrage tot herziening De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. 3. Beoordeling van de aanvrage 3.1. Als grondslag voor een herziening kunnen, voorzover hier van belang, krachtens het eerste lid, aanhef en onder 2° van art. 457 Sv slechts dienen een of meer door een opgave van bewijsmiddelen gestaafde omstandigheden van feitelijke aard die bij het onderzoek op de terechtzitting niet zijn gebleken en die het ernstig vermoeden wekken dat, waren zij bekend geweest, het onderzoek der zaak zou hebben geleid hetzij tot vrijspraak van de veroordeelde, hetzij tot ontslag van rechtsvervolging, hetzij tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot toepasselijkverklaring van een minder zware strafbepaling. 3.2. Art. 459 Sv schrijft voor dat de aanvrage tot herziening inhoudt de omstandigheid als hiervoor bedoeld, waarop zij steunt, en verder een opgave bevat van de bewijsmiddelen waaruit van die omstandigheid kan blijken. 3.3. Het in de aanvrage gestelde behelst niets wat kan worden aangemerkt als een beroep op omstandigheden van feitelijke aard als hiervoor onder 3.1 vermeld. De aanvrage kan daarom, gelet op de art. 459 en 460 Sv, niet worden ontvangen. 4. Beslissing De Hoge Raad verklaart de aanvrage niet-ontvankelijk. Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 20 december 2005.