Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU9195

Datum uitspraak2005-10-28
Datum gepubliceerd2006-01-06
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers130722
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter


Indicatie

Vaststaat dat de krakers het pand aan de Kroonstraat 150 zonder recht of titel in gebruik hebben en dat zij daarmee inbreuk maken op het eigendomsrecht van de gemeente. Het is echter de vraag of de gemeente haar eigendomsrecht door middel van een kort geding kan geldend maken. Daarvoor is vereist dat de gemeente een voldoende spoedeisend belang heeft bij haar ontruimingsvordering en dit belang zwaarder weegt dan het belang van de krakers bij een afwijzing van de vordering.


Uitspraak

Rechtbank Arnhem Sector civiel recht Zaak-/rolnummer: 130722 / KG ZA 05-527 Datum vonnis: 28 oktober 2005 Vonnis in kort geding in de zaak van de publiekrechtelijke rechtspersoon GEMEENTE NIJMEGEN, gevestigd te Nijmegen, eiseres, procureur mr. P.J.M. van Wersch, advocaat mw. mr. M.L.J. Bomers te Nijmegen, tegen HEN DIE VERBLIJVEN IN DE ONROERENDE ZAAK AAN DE KROONSTRAAT 150 (6511 DX) TE NIJMEGEN, gedaagden, bijgestaan door J.L.B. Sévèke te Nijmegen. Het verloop van de procedure Eiseres (hierna te noemen: de gemeente) heeft gedaagden (hierna te noemen: de krakers) ter zitting in kort geding doen dagvaarden en gevorderd als weergegeven in de dagvaarding. Eén der krakers, de heer [gedaagde], is verschenen en heeft geconcludeerd tot weigering van de gevorderde voorziening. De advocaat van de gemeente en de gemachtigde van de krakers hebben de zaak bepleit, beiden overeenkomstig de door hen overgelegde pleitnotitie. Daarbij hebben zij producties in het geding gebracht. Ten slotte is vonnis bepaald. De vaststaande feiten 1. De gemeente is eigenares van het pand aan de Kroonstraat 150 te Nijmegen (ook bekend als het voormalige R.K. Weeshuis). 2. Omstreeks mei 2003 is de begane grond van het pand, ter voorkoming van kraak, door de gemeente aan zogenoemde “anti-krakers” in gebruik gegeven. In de hiertoe gesloten overeenkomst is vastgelegd dat de verdiepingen op geen enkele wijze mogen worden gebruikt. 3. Op of omstreeks 12 september 2004 hebben de krakers (een gedeelte van) de eerste verdieping van dit pand zonder toestemming van de gemeente in gebruik genomen. 4. Vanwege de bewoning door de krakers heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen (verder: het college) de gemeente bij besluit van 26 november 2004 onder aanzegging van bestuursdwang gelast een aantal voorzieningen te treffen ter verbetering van de brandveiligheid van de verdiepingen. Daarbij heeft het college, overeenkomstig het bepaalde in artikel 23 van de Woningwet, de gemeente de keuze gelaten tussen het uitvoeren van de aanschrijving en het (doen) staken van de bewoning, nu de kosten die zijn verbonden aan de uitvoering van de aanschrijving niet in redelijke verhouding staan tot de daarvan te verwachten opbrengsten (criterium van lonendheid). 5. De krakers hebben daarop in kort geding gevorderd dat het college zal worden verboden uitvoering te geven aan de aangezegde bestuursdwang. Bij vordering in reconventie heeft de gemeente gevorderd dat de krakers (de eerste verdieping van) het pand ontruimen en ontruimd houden. Bij vonnis van 8 februari 2005 heeft de voorzieningenrechter de vordering van de krakers toegewezen en het college verboden de bestuursdwang toe te passen, onder gelijktijdige afwijzing van de vordering in reconventie. 6. Op 21 maart 2005 en 7 april 2005 zijn vanwege het college hercontroles ten aanzien van de brandveiligheid van het pand uitgevoerd. In het in dit verband op 15 juni 2005 opgemaakte rapport wordt gesteld dat de verdiepingen van het pand in diverse opzichten (nog steeds) niet voldoen aan de eisen die gelden op grond van het Bouwbesluit en de Bouwverordening. 7. Voorts heeft het college, in het kader van de herontwikkeling van het voormalige weeshuis en na instemming van de raadscommissie stadsgebieden, op 20 september 2005 definitief besloten het pand te verkopen aan de Koninklijke Woudenberg Ameide B.V. 8. In het licht van het vorenstaande heeft de advocaat van de gemeente bij brief van 1 augustus 2005 namens de gemeente de krakers gesommeerd het pand uiterlijk 10 augustus 2005 te verlaten en te ontruimen en vervolgens ontruimd te houden. Aan deze sommatie hebben de krakers geen gehoor gegeven. De vorderingen 1. De gemeente vordert thans, kort gezegd, dat de krakers worden veroordeeld het pand aan de Kroonstraat 150 te Nijmegen binnen vijf dagen na betekening van het vonnis te ontruimen en ontruimd te houden, met machtiging van de gemeente om, indien de krakers in gebreke blijven aan het te wijzen vonnis te voldoen, zelf de ontruiming te bewerkstelligen, desnoods met behulp van de sterke arm. Voorts vordert de gemeente te bepalen dat het in deze zaak te wijzen vonnis gedurende een jaar ten uitvoer kan worden gelegd op een wijze als bedoeld in artikel 557a Rv. Tot slot vordert de gemeente dat de krakers hoofdelijk in de kosten van het geding worden veroordeeld. 2. De gemeente heeft aan haar vorderingen samengevat ten grondslag gelegd dat de krakers zonder recht of titel in het pand verblijven en (mitsdien) een inbreuk maken op haar eigendomsrecht. Dit klemt, nu de krakers hun belang bij de bewoning van het pand hebben aangetoond noch aannemelijk gemaakt, terwijl voorts – door de slechte staat van het pand en met name door de brandonveiligheid van de verdiepingen – een onaanvaardbaar risico bestaat dat de bewoning door de krakers gevaar voor personen of zaken oplevert, waarvoor de gemeente als eigenaar aansprakelijk kan worden gesteld. Deze aansprakelijkheid wenst de gemeente niet te dragen. Gelet hierop en mede vanwege het belang van de gemeente om het pand in ontruimde toestand te verkopen en te leveren aan Koninklijke Woudenberg Ameide BV heeft de gemeente – naar zij stelt – een spoedeisend belang bij haar vordering. 3. De krakers hebben gemotiveerd verweer gevoerd waarop hierna – voor zover nodig – nader zal worden ingegaan. De beoordeling van de vorderingen 1. Vooropgesteld wordt dat het standpunt van de krakers, dat de dagvaarding niet op juiste wijze zou zijn betekend, niet tot nietigheid daarvan kan leiden, nu de krakers zich ter zitting hebben doen vertegenwoordigen. 2. Vaststaat dat de krakers het pand aan de Kroonstraat 150 zonder recht of titel in gebruik hebben en dat zij daarmee inbreuk maken op het eigendomsrecht van de gemeente. Het is echter de vraag of de gemeente haar eigendomsrecht door middel van een kort geding kan geldend maken. Daarvoor is vereist dat de gemeente een voldoende spoedeisend belang heeft bij haar ontruimingsvordering en dit belang zwaarder weegt dan het belang van de krakers bij een afwijzing van de vordering, hetgeen door de krakers uitdrukkelijk wordt betwist. 3. De meest verstrekkende grond die de gemeente aan haar vorderingen ten grondslag heeft gelegd, betreft de (brand)onveiligheid van de verdiepingen van het pand en in verband daarmee het risico dat de gemeente loopt om in haar hoedanigheid van eigenaar van het pand aansprakelijk te worden gesteld voor schade aan derden, veroorzaakt door de bewoning van deze verdiepingen dan wel een gedeelte daarvan (de risico-aansprakelijkheid zoals neergelegd in artikel 6:174 Burgerlijk Wetboek). De voorzieningenrechter overweegt dienaangaande het volgende. 4. Voor het intreden van de aansprakelijkheid ingevolge artikel 6:174 Burgerlijk Wetboek (BW) is niet alleen vereist dat het pand niet voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen, doch tevens dat het daardoor gevaar oplevert voor personen of zaken en dit gevaar zich ook daadwerkelijk heeft verwezenlijkt. Of het pand al dan niet voldoet aan de eisen die men in de gegeven omstandigheden daaraan mag stellen, zal moeten worden beoordeeld vanuit het oogpunt van veiligheid. Daarbij is van belang dat de aansprakelijkheid ex artikel 6:174 BW wordt gekwalificeerd als een risico-aansprakelijkheid, zodat – als het gevaar zich verwezenlijkt – het ontbreken van schuld bij de gemeente niet zonder meer leidt tot het opheffen van de aansprakelijkheid. 5. Op 21 maart 2005 en 7 april 2005 zijn vanwege het college hercontroles uitgevoerd ten aanzien van de brandveiligheid en bouwkundige staat van (onder meer) de verdiepingen van het pand. Uit het door de gemeente in dit verband overgelegde rapport van de directie Brandweer van 15 juni 2005, kan worden opgemaakt dat de verdiepingen op diverse punten niet voldoen aan de brandveiligheidsvoorschriften zoals opgenomen in het Bouwbesluit en de Bouwverordening. Zo is de aanwezige ruimte niet ingedeeld in subcompartimenten met een brandwerendheid van ten minste twintig minuten, terwijl voorts niet wordt voldaan aan de algemene eis dat een bestaand bouwwerk voldoende routes heeft waarlangs bij brand een veilige plaats kan worden bereikt. Daarnaast is vastgesteld dat onvoldoende brandhaspels aanwezig zijn, dat een brandmeldinstallatie ontbreekt en dat, voor zover het de tweede verdieping betreft, de plafonds zijn voorzien van zachtboardbedekking, welke bedekking in geval van brand onvoldoende brandwerende eigenschappen bezit en teveel rook produceert. Ook is de elektrische installatie op meerdere punten onveilig beoordeeld (door loshangende bedrading) en zijn, bij gebreke van een gasaanvoerleiding, in de kookruimte meerdere gasflessen aangetroffen. In voornoemd rapport van 15 juni 2005 wordt het gebruik van het pand ten behoeve van de woonfunctie om die reden als “niet verantwoord" gekwalificeerd. 6. Op grond van het voorgaande en mede gelet op het ter zitting verhandelde is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat de veiligheid van het door de krakers bewoonde gedeelte van het pand onvoldoende is gewaarborgd. Daarbij merkt de voorzieningenrechter op dat voor de te stellen brandveiligheidsnormen naar zijn voorlopig oordeel terecht is uitgegaan van een gebruik van zowel de eerste als de tweede verdieping, nu voor de gemeente niet controleerbaar is welk gedeelte van het pand feitelijk door de krakers wordt gebruikt. 7. Dat de verdiepingen niet veilig kunnen worden bewoond is te meer aannemelijk nu de gemeente – juist in het kader van een (brand)veilig gebruik – enkel de begane grond aan zogenoemde “anti-kraakbewoners” in gebruik heeft gegeven, onder een gelijktijdig en expliciet verbod tot gebruik van de verdiepingen. Hoewel de krakers de (brand)onveiligheid hebben betwist, hebben zij hun standpunt in dezen niet onderbouwd door overlegging van een deskundig tegenadvies (het overgelegde advies van architect ir. B.J.M. Smits is in dit verband niet toereikend en dateert bovendien van vóór de inspecties). Dit klemt, nu voorshands geen aanleiding bestaat om aan de deskundigheid van de brandweer te twijfelen. 8. Gelet op het voorgaande – de bewoning door de krakers van een onveilig pand – is de voorzieningenrechter met de gemeente van oordeel dat er sprake is van een onbeheersbaar risico voor de gemeente dat het onder 4. bedoelde gevaar zich realiseert. 9. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan van de gemeente niet worden verlangd dat zij dit risico nog langer draagt. Voor zover de krakers zich op het standpunt hebben gesteld dat dit risico eveneens aanwezig is indien zij de bewoning staken, miskennen zij hiermee dat het risico op schade en/of letsel door hun aanwezigheid onmiskenbaar wordt vergroot. Dat geen sprake is van een acuut brandgevaarlijke situatie, zoals door de krakers gesteld, kan – wat daar verder ook van zij – hieraan niet afdoen. 10. Gelet op het vorenstaande heeft de gemeente een spoedeisend belang bij de gevorderde ontruiming. Dit belang dient zwaarder te wegen dan het woonbelang van de krakers, nu ter zitting is gebleken dat er sprake is van het nodige verloop in de bewoning door de krakers en de krakers in het geheel niet hebben onderbouwd waarom het hen niet is gelukt elders (reguliere) woonruimte te vinden. De door de gemeente gevorderde ontruiming en de daarbij behorende nevenvordering zullen daarom worden toegewezen. 11. Aan de krakers zal een iets ruimere termijn (één maand) worden gegeven dan door de gemeente gevorderd, waarbij dezerzijds wordt opgemerkt dat ter zitting is gebleken dat de gemeente met deze termijn kan instemmen. De overige gronden en verweren behoeven geen (verdere) bespreking meer, nu de vorderingen reeds op grond van het vorenstaande worden toegewezen. 12. Als de in het ongelijk gestelde partij zullen de krakers in de kosten van dit kort geding worden verwezen. De beslissing De voorzieningenrechter 1. veroordeelt de krakers om, binnen één maand na betekening van dit vonnis, de onroerende zaak gelegen aan de Kroonstraat 150 te Nijmegen te verlaten en te ontruimen met al degenen die en al hetgeen dat zich daarop en daarin van zijnentwege bevinden respectievelijk bevindt; 2. machtigt de gemeente om, indien de krakers niet vrijwillig aan dit ontruimingsvonnis mochten voldoen, de ontruiming zelf op kosten van de krakers ten uitvoer te leggen, zonnodig met de sterke arm van politie en justitie; 3. bepaalt dat dit vonnis gedurende één jaar na de dag waarop de hierboven onder 1. genoemde termijn verstrijkt, ten uitvoer kan worden gelegd tegen eenieder die zich ten tijde van de tenuitvoerlegging zonder recht of titel in voormelde onroerende zaak bevindt of daar binnentreedt en telkens wanneer zich dit voordoet; 4. veroordeelt de krakers hoofdelijk, met dien verstande dat indien en voor zover de een betaalt, ook de ander daardoor zal zijn bevrijd, in de kosten van deze procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van de gemeente bepaald op € 816,- voor salaris en op € 329,60 voor verschotten (€244,- wegens griffierecht en € 85,60 wegens het uitbrengen der dagvaarding), Dit vonnis is gewezen door mr. J.D.A. den Tonkelaar en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.A. van Hoof op 28 oktober 2005. de griffier de rechter