Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU9786

Datum uitspraak2006-01-11
Datum gepubliceerd2006-01-18
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200510081/1
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter


Indicatie

Bij besluit met verzenddatum 1 december 2005, kenmerk 012157, heeft verweerder een verzoek van verzoeker om handhavend op te treden inzake het zanddepot aan de Vreehorstweg te Winterswijk afgewezen.


Uitspraak

200510081/1. Datum uitspraak: 11 januari 2006 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen: [verzoeker], wonend te [woonplaats], en het college van burgemeester en wethouders van Winterswijk, verweerder. 1.    Procesverloop Bij besluit met verzenddatum 1 december 2005, kenmerk 012157, heeft verweerder een verzoek van verzoeker om handhavend op te treden inzake het zanddepot aan de Vreehorstweg te Winterswijk afgewezen. Tegen dit besluit heeft verzoeker bezwaar gemaakt. Bij brief van 6 december 2005, bij de rechtbank Zutphen ingekomen op 8 december 2005, doorgezonden aan de Raad van State, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 2 januari 2006, waar verzoeker in persoon en verweerder, vertegenwoordigd door mr. A.M.A. Hooghiemstra en W.H. Hakstege, ambtenaren der gemeente, zijn verschenen. 2.    Overwegingen 2.1.    Verzoeker verzoekt de Voorzitter bij wijze van voorlopige voorziening stillegging van de activiteiten ter zake van het zanddepot aan de Vreehorstweg in verband met overtredingen van voorschriften van de vigerende milieuvergunning en met het oog op het risico van verontreiniging van de bodem en het grond- en oppervlaktewater ter plaatse. Hij voert hierbij aan dat het terrein vrij toegankelijk is en dat er geen controle plaatsvindt op hetgeen ter plaatse wordt gestort. 2.2.    Verweerder stelt dat aan de overtredingen, voor zover geconstateerd, inmiddels een einde is gekomen, dat er thans geen sprake is van (bodem)verontreinigingen, dat het terrein niet meer vrij toegankelijk is en dat registratie plaatsvindt van hetgeen ter plaatse wordt gestort. 2.3.    De Voorzitter is, gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting, van oordeel dat met het verzoek geen spoedeisend belang is gemoeid dat het treffen van de verzochte voorziening rechtvaardigt. 2.4.    Gelet hierop ziet de Voorzitter aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen. 2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3.    Beslissing De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: wijst het verzoek af. Aldus vastgesteld door mr. H. Beekhuis, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, ambtenaar van Staat. w.g. Beekhuis    w.g. Sparreboom Voorzitter    ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 11 januari 2006 195-424.