Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU9793

Datum uitspraak2006-01-18
Datum gepubliceerd2006-01-18
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200504477/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 20 augustus 2003 heeft appellant (hierna: het college) geweigerd om op basis van de door [wederpartij] overgelegde stukken de gegevens betreffende zijn echtgenote op zijn persoonslijst in de gemeentelijke basisadministratie te wijzigen.


Uitspraak

200504477/1. Datum uitspraak: 18 januari 2006 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: het college van burgemeester en wethouders van Heerlen, appellant, tegen de uitspraak in zaak no. AWB 04/1831 van de rechtbank Maastricht van 13 april 2005 in het geding tussen: [wederpartij], wonend te Heerlen en appellant. 1.    Procesverloop Bij besluit van 20 augustus 2003 heeft appellant (hierna: het college) geweigerd om op basis van de door [wederpartij] overgelegde stukken de gegevens betreffende zijn echtgenote op zijn persoonslijst in de gemeentelijke basisadministratie te wijzigen. Bij besluit van 7 september 2004 heeft het college het daartegen door [wederpartij] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 13 april 2005, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Maastricht (hierna: de rechtbank) het daartegen door [wederpartij] ingestelde beroep gegrond verklaard, de beslissing op bezwaar vernietigd en het college opgedragen een nieuw besluit te nemen op het bezwaar. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 19 mei 2005, bij de Raad van State ingekomen op 23 mei 2005, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. Bij brief van 8 augustus 2005 heeft [wederpartij] van antwoord gediend. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 november 2005, waar het college, vertegenwoordigd door mr. J.P.H.M. Quaedvlieg, werkzaam bij de gemeente, en [wederpartij], vertegenwoordigd door mr. M.M.F. Starmans, advocaat te Heerlen, zijn verschenen. 2.    Overwegingen 2.1.    Ingevolge artikel 34, eerste lid, aanhef en onder a, ten eerste, van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (hierna: de Wet GBA) worden in de basisadministratie van de gemeente van inschrijving over de ingeschrevene gegevens opgenomen over de burgerlijke staat.    Ingevolge artikel 36, tweede lid, van de Wet GBA worden de gegevens over de burgerlijke staat, indien zij feiten betreffen die zich buiten Nederland hebben voorgedaan, ontleend aan een geschrift als bedoeld onder a, bij gebreke hiervan aan een geschrift als bedoeld onder b of c, bij gebreke ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder d en bij gebreke ten slotte ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder e: a. een akte over het desbetreffende feit, die is opgenomen in de registers van de Nederlandse burgerlijke stand; b. een in Nederland gedane rechterlijke uitspraak over het desbetreffende feit die in kracht van gewijsde is gegaan; c. een buiten Nederland overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte akte die ten doel heeft tot bewijs te dienen van het desbetreffende feit, of een over dat feit gedane rechterlijke uitspraak, of bij gebreke daarvan een akte van bekendheid of beëdigde verklaring, bedoeld in artikel 45 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek; d. een geschrift dat overeenkomstig de plaatselijke voorschriften is opgemaakt door een bevoegde instantie, waarin het desbetreffende feit is vermeld; e. een verklaring die betrokkene ten overstaan van een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaar onder eed of belofte heeft afgelegd, die op schrift is gesteld en door betrokkene is ondertekend.    Ingevolge artikel 37, eerste lid, van de Wet GBA mogen, indien aannemelijk is dat omtrent een gegeven over de familierechtelijke betrekkingen tot de ouders of de kinderen, over het huwelijk en de eerdere huwelijken, over de echtgenoot en de eerdere echtgenoten, over het geregistreerd partnerschap en de eerdere geregistreerde partnerschappen of over de geregistreerde partner en de eerdere geregistreerde partners een geschrift als bedoeld in artikel 36, tweede lid, onder c of d, kan worden verschaft, deze gegevens niet aan een geschrift als bedoeld in artikel 36, tweede lid, onder e, worden ontleend.    Ingevolge artikel 37, tweede lid, van de Wet GBA worden aan een geschrift als bedoeld in artikel 36, tweede lid, onder c, d of e, alsmede artikel 36, derde lid, geen gegevens ontleend, voor zover de Nederlandse openbare orde zich verzet tegen de erkenning van de rechtsgeldigheid van de in deze geschriften vermelde feiten.    Ingevolge artikel 37, derde lid, van de Wet GBA worden aan een geschrift als bedoeld in artikel 36, tweede lid, onder d en e, geen gegevens ontleend, indien aannemelijk is dat de gegevens onjuist zijn.    Ingevolge artikel 77, eerste lid, van de Wet GBA, voorzover thans van belang, is degene die ingevolge deze afdeling in persoon verschijnt bij het college van burgemeester en wethouders verplicht desgevraagd met het oog op de vaststelling van zijn identiteit een op hem betrekking hebbend document over te leggen, als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.    Ingevolge artikel 82, eerste lid, van de Wet GBA voldoet het college van burgemeester en wethouders binnen vier weken kosteloos aan het verzoek van betrokkene hem betreffende gegevens in de basisadministratie te verbeteren, aan te vullen of te verwijderen, indien deze feitelijk onjuist dan wel onvolledig zijn of in strijd met een wettelijk voorschrift worden verwerkt. Het verzoek bevat de aan te brengen wijzigingen. 2.2.    Voorop staat dat de gegevens in de basisadministratie betrouwbaar en duidelijk moeten zijn. De gebruikers van de gegevens moeten erop kunnen vertrouwen dat de gegevens in beginsel juist zijn (TK 1988-1989, 21 123, nr. 3, blz. 13). In overeenstemming met dit uitgangspunt is in artikel 82, eerste lid, van de Wet GBA bepaald dat het college voldoet aan het verzoek van een betrokkene de hem betreffende gegevens te verbeteren, indien deze feitelijk onjuist zijn. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen onder meer in de uitspraak van 19 mei 2004 in zaak no. 200306622/1 kunnen in het licht van de hoge eisen van betrouwbaarheid waaraan in de gemeentelijke basisadministratie opgenomen gegevens moeten voldoen, de gegevens van een ingeschreven persoon slechts onder omstandigheden - na overtuigend bewijs - worden gewijzigd, en uitsluitend indien daartoe een door de wet aangewezen geschikt document wordt overgelegd. 2.3.    Bij brief van 25 juli 2003 heeft [wederpartij] verzocht de gegevens betreffende zijn echtgenote op zijn persoonslijst in de gemeentelijke basisadministratie te wijzigen. Op deze persoonskaart is onder meer vermeld dat [wederpartij] in 1966 is gehuwd met [echtgenote 1], geboren in 1936. Voorts is op deze kaart vermeld dat [wederpartij] een zoon zou hebben genaamd [zoon], geboren in 1968. [wederpartij] stelt dat deze gegevens onjuist zijn. Hij stelt slechts één keer in zijn leven in het huwelijk te zijn getreden en wel op 18 augustus 1967 met [echtgenote 2], geboren in 1948 te [plaats] en dat uit dit huwelijk vijf dochters zijn geboren. Daartoe heeft [wederpartij] een huwelijksakte, uittreksels uit de geboorteakte en een identiteitsbewijs, alsmede een kopie van het paspoort en een "copie intégrale d'acte de naissance" van [echtgenote 2] en het trouwboekje van [wederpartij] overgelegd. 2.4.    Het college betoogt dat niet is gebleken en ook niet aannemelijk is gemaakt dat de in de gemeentelijke basisadministratie geregistreerde gegevens niet op waarheid berusten. Dat die gegevens afwijken van de thans door [wederpartij] overgelegde gegevens maakt dat niet anders, aldus het college. Wat betreft de door [wederpartij] overgelegde huwelijksakte en de geboorteakte merkt het college op dat daaruit inderdaad blijkt dat [wederpartij] in 1967 is gehuwd met [echtgenote 2], geboren in 1948. Dit huwelijk en deze persoon kunnen echter niet worden geregistreerd boven op het reeds geregistreerde huwelijk in 1966 met [echtgenote 1], geboren in 1936. Registratie van de thans door [wederpartij] aangeboden huwelijksakte zou strijd opleveren met de Nederlandse openbare orde. Het college betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het niet aan het college is aan te duiden welke gegevens nodig zijn om de gegevens in de gemeentelijke basisadministratie te wijzigen. Bij brief van 16 maart 2004 heeft het college aangegeven dat duidelijk moet blijken dat de persoon op het in die brief genoemde document dezelfde moet zijn als de vrouw die in de gemeentelijke basisadministratie is opgenomen. Het college voert aan dat het bewijsrisico in dit geval bij [wederpartij] ligt en dat deze er niet in is geslaagd dit bewijs te leveren. 2.5.    Het betoog slaagt. Voor het wijzigen van eenmaal in de basisadministratie geregistreerde gegevens zal gelet op het systeem van de Wet GBA onomstotelijk moeten vaststaan dat deze feitelijk onjuist zijn. Anders dan de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat [wederpartij] er niet in is geslaagd aan te tonen dat de in 1970 verstrekte gegevens feitelijk onjuist zijn. De door [wederpartij] overgelegde brondocumenten sluiten immers geenszins uit, dat naast het in 1967 gesloten huwelijk blijkend uit de akte met betrekking tot [echtgenote 2], geboren in 1948, niet ook sprake is geweest van een huwelijk gesloten in 1966 met [echtgenote 1], geboren in 1936. Voorts is de Afdeling van oordeel dat de aanvankelijk opgegeven naam, de huwelijksdatum, het aantal kinderen alsmede het geslacht daarvan en de geboortedatum van de vrouw te zeer verschillen van de in 2003 opgegeven gegevens om als resultaat van een communicatiestoornis dan wel als vergissing te kunnen worden aangemerkt. Onder die omstandigheden heeft het college niet door [wederpartij] aangetoond hoeven achten dat de bij het verzoek overgelegde bescheiden betrekking hebben op de op zijn persoonskaart geregistreerde echtgenote, ook al zou moeten worden uitgegaan van de juistheid van de gegevens die met betrekking tot [echtgenote 2] zijn overgelegd. Mede gelet op het bepaalde in artikel 77, eerste lid, van de Wet GBA, ligt de bewijslast met betrekking tot het vaststellen van de identiteit in beginsel bij [wederpartij]. Nu [wederpartij] in het kader van de inschrijving in de toenmalige bevolkingsregisters omtrent de identiteit van zijn echtgenote gegevens van een andere inhoud had verstrekt, was het niet aan het college, maar aan hem om aan te tonen dat de overgelegde bescheiden op zijn echtgenote betrekking hebben. [wederpartij] heeft weliswaar gesteld dat niet hij maar zijn toenmalige werkgever in 1970 met betrekking tot zijn echtgenote foutieve gegevens had verstrekt en dat deze aldus in de basisadministratie terecht zijn gekomen, maar zulks is niet, althans onvoldoende, aannemelijk gemaakt. Daarom moet [wederpartij] voor de inlevering van de oorspronkelijke gegevens verantwoordelijk worden gehouden.    Uit het voorgaande volgt dat het college het verzoek van [wederpartij] om de gegevens van zijn echtgenote in de gemeentelijke basisadministratie te wijzigen dan ook terecht heeft afgewezen. 2.6.    Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het inleidende beroep alsnog ongegrond verklaren. 2.7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3.    Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I.    verklaart het hoger beroep gegrond; II.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 13 april 2005, AWB 04/1831; III.    verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond. Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, Voorzitter, en mr. R.R. Winter en mr. Ch.W. Mouton, Leden, in tegenwoordigheid van mr. P.M.M. de Leeuw-van Zanten, ambtenaar van Staat. w.g. Slump    w.g. De Leeuw-van Zanten Voorzitter    ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 18 januari 2006 97-440.