Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU9913

Datum uitspraak2006-01-18
Datum gepubliceerd2006-01-23
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Almelo
Zaaknummers75585 / KG ZA 06-2
Statusgepubliceerd


Indicatie

Het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers vordert gedaagde te veroordelen om binnen drie dagen na betekening van het vonnis het AZC te ontruimen en ontruimd te houden. Gedaagde wenst niet uit het AZC te vertrekken, hoewel haar opvang in het kader van de Rva 2005 van rechtswege is beëindigd op grond van het feit dat zij de haar aangeboden, passende, woonruimte heeft geweigerd.


Uitspraak

RECHTBANK ALMELO Sector Civiel zaaknummer: 75585 / KG ZA 06-2 datum vonnis: 18 januari 2006 (kh) Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Almelo, rechtdoende in kort geding, in de zaak van: de rechtspersoon volgens artikel 2 van de Wet centraal orgaan opvang asielzoekers Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers, gevestigd te Rijswijk, eiseres, verder te noemen het COA, advocaat: mr. C. Frijlink te ’s-Gravenhage, procureur: mr. T.J. van Drooge, tegen gedaagde voorheen wonende in het AZC, gedaagde, in persoon verschenen. Het procesverloop Het COA heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding. De zaak is behandeld ter terechtzitting van 4 januari 2006. Ter zitting zijn verschenen: mr. Frijlink, en gedaagde. De standpunten zijn toegelicht. Gedaagde heeft zich doen vergezellen van haar meerderjarige dochter A die als tolk voor haar is opgetreden. Het vonnis is bepaald op vandaag. De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing 1. In deze zaak staat het navolgende vast. Gedaagde is afkomstig uit Afghanistan en is als asielzoekster Nederland ingereisd. Zij heeft een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verkregen die op 8 maart 2003 is omgezet in een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd. Gedaagde verblijft sinds 22 februari 2002 in het AZC. Op gedaagde is van toepassing de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (Rva 2005). De Rva 2005 heeft betrekking op asielzoekers die niet beschikken over voldoende middelen om in de noodzakelijke kosten van hun bestaan te voorzien. Het COA draagt op grond van art. 3 Rva 2005 zorg voor de centrale opvang van asielzoekers door erin te voorzien dat aan hen opvang wordt geboden in een opvangcentrum, welke opvang niet oneindig is. Op grond van art. 7 lid 1 sub a Rva 2005 in verband met art. 44 lid 1 Vreemdelingenwet 2000 eindigt de opvang van een asielzoeker van rechtswege: indien op de asielaanvraag inwilligend is beslist: op de dag waarop naar het oordeel van het COA passende huisvesting buiten een centrum kan worden gerealiseerd. Het COA heeft bemiddeld bij het vinden van passende woonruimte, waarbij voor gedaagde woonruimte is gevonden op het adres (straat) te V. Gedaagde heeft de aangeboden woning echter geweigerd te betrekken en de huurovereenkomst niet getekend. Ingevolge art. 7 lid 1 sub a Rva 2005 betekent weigering de woning te accepteren dat opvang in het kader van de Rva 2005 van rechtswege is beëindigd. Gedaagde is bij brief van 15 december 2005 door de advocaat van het COA gesommeerd het AZC binnen drie dagen te ontruimen. Aan die sommatie heeft gedaagde geen gehoor gegeven. 2. Het COA vordert thans, uitvoerbaar bij voorraad, gedaagde te veroordelen het AZC binnen drie dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en ontruimd te houden met al het hare en de haren, met machtiging van het COA om dit vonnis, na betekening, ten uitvoer te doen leggen met behulp van de sterke arm indien gedaagde aan deze veroordeling niet voldoet. Voorts vordert het COA veroordeling van gedaagde in de kosten van dit geding. 3. Het COA legt aan zijn vordering ten grondslag onrechtmatig handelen door gedaagde, nu de opvang van gedaagde in het kader van de Rva 2005 van rechtswege is beëindigd en zij thans niet uit het AZC wenst te vertrekken. 4. Gedaagde stelt zich op het standpunt dat zij de woning in V. heeft geweigerd, omdat de afstand tussen V. en A., de plaats waar haar dochter inmiddels woonachtig is, een te groot bezwaar voor haar was. Zij voert aan dat het voor haar van groot belang is om in de buurt van haar dochter te wonen. Tijdens de behandeling heeft zij aangegeven dat zij zelf onlangs andere woonruimte heeft gevonden in O., te weten een woning aan de (straat), waarvan zij op 12 januari 2006 de sleutels en de huurovereenkomst zal ontvangen. 5. Gelet op bovenstaande alsmede gelet op het feit dat het COA heeft aangegeven evenwel belang te hebben bij een executoriale titel, komt het gevorderde naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor en kan derhalve worden toegewezen. 6. Gedaagde dient als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van dit geding te worden veroordeeld. De beslissing De voorzieningenrechter: I. Veroordeelt gedaagde het AZC aan de (straat) te A. binnen drie dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en ontruimd te houden met al het hare en de haren, met machtiging van het COA om dit vonnis, na betekening, ten uitvoer te doen leggen met behulp van de sterke arm indien gedaagde aan deze veroordeling niet voldoet. II. Veroordeelt gedaagde in de kosten van dit geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van het COA begroot op € 329,60 aan verschotten en € 384,-- aan salaris van de procureur. III. Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad. Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. H.H.C.V. Breitbarth, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 januari 2006, in tegenwoordigheid van de griffier.