
Jurisprudentie
AV0257
Datum uitspraak2006-01-25
Datum gepubliceerd2006-01-25
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200503353/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2006-01-25
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200503353/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 28 februari 2005, kenmerk 04.004171, heeft verweerder krachtens de Wet milieubeheer aan [vergunninghouder] een vergunning verleend voor het oprichten en in werking hebben van een inrichting bestemd voor metaalbewerking, gelegen aan de [locatie] te Brummen, kadastraal bekend gemeente Brummen, sectie […], nummer […]. Dit besluit is op 10 maart 2005 ter inzage gelegd.
Uitspraak
200503353/1.
Datum uitspraak: 25 januari 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], allen wonend te Brummen,
en
het college van burgemeester en wethouders van Brummen,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 28 februari 2005, kenmerk 04.004171, heeft verweerder krachtens de Wet milieubeheer aan [vergunninghouder] een vergunning verleend voor het oprichten en in werking hebben van een inrichting bestemd voor metaalbewerking, gelegen aan de [locatie] te Brummen, kadastraal bekend gemeente Brummen, sectie […], nummer […]. Dit besluit is op 10 maart 2005 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit hebben appellanten bij brief van 11 april 2005, bij de Raad van State ingekomen op 18 april 2005, beroep ingesteld.
Bij brief van 3 juni 2005 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft een deskundigenbericht uitgebracht, gedateerd 1 september 2005. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld daarop te reageren.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 januari 2006, waar appellanten in persoon, vertegenwoordigd door [gemachtigden], zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wetten op dit geding van toepassing blijft.
Op 1 december 2005 zijn de wet van 16 juli 2005, houdende wijziging van de Wet milieubeheer en de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Stb. 2005, 432), en het Besluit van 8 oktober 2005, houdende wijziging van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Stb. 2005, 527), in werking getreden. Nu het bestreden besluit vóór 1 december 2005 is genomen, moet dit worden beoordeeld aan de hand van het recht zoals dat gold vóór inwerkingtreding van deze wet en dit besluit.
2.2. Appellanten voeren aan dat de aanvraag om vergunning onvoldoende gegevens bevat omdat deze ten onrechte geen inzicht geeft in de omvang van de geluid- en trillingbelasting vanwege de activiteiten van de inrichting. Zij stellen voorts geluidoverlast te ondervinden vanwege het laden en lossen met een heftruck en trillinghinder te ervaren vanwege het gebruik van een plaatschaar.
2.2.1. In het aanvraagformulier om vergunning zijn de activiteiten van de inrichting omschreven als "laswerk plaatwerk van kleine constructies". Onder punt 5.3 van de aanvraag is bij "Omschrijving (belangrijkste) geluid- en trillingbronnen binnen de inrichting" een plaatschaar vermeld. Ten behoeve van de aanvraag is geen akoestisch- of trillingonderzoek verricht. In het deskundigenbericht wordt opgemerkt dat in de inrichting ook een vorkheftruck aanwezig is en dat deze wordt gebruikt om grondstoffen en (metalen) eindproducten te laden en te lossen. Het laden en lossen vindt mede plaats op het buitenterrein van de inrichting. Deze activiteiten zijn echter niet in de aanvraag vermeld. Naar het oordeel van de Afdeling is de geluidbelasting afkomstig van deze activiteiten mede bepalend voor de beoordeling van de geluidbelasting die de inrichting veroorzaakt. Daarnaast kan op grond van de gegevens uit de aanvraag niet worden nagegaan of de activiteiten in de inrichting trillinghinder veroorzaken en, zo dit het geval zou zijn, wat de omvang van de hinder is.
De Afdeling overweegt, mede gezien het deskundigenbericht, dat verweerder door het ontbreken van de bovengenoemde informatie niet in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat deze aanvraag voldoende gegevens bevat om een goede beoordeling van de gevolgen voor het milieu mogelijk te maken. Het voorgaande in aanmerking genomen is de Afdeling van oordeel dat verweerder, nu hij evenmin op een andere wijze de noodzakelijke informatie heeft verkregen, door inhoudelijk op de aanvraag te beslissen in strijd heeft gehandeld met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht en met het rechtsbeginsel dat een besluit zorgvuldig moet worden genomen. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd.
2.3. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Brummen van 28 februari 2005, 04.004171;
III. gelast dat de gemeente Brummen aan appellanten het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 138,00 (zegge: honderdachtendertig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, Voorzitter, en mr. J.G.C. Wiebenga en mr. Ch.W. Mouton, Leden, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van Driel, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Kreveld w.g. Van Driel
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 januari 2006
414.