Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AV0292

Datum uitspraak2006-01-25
Datum gepubliceerd2006-01-25
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200502875/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 25 februari 2003, kenmerk MV 3674, heeft verweerder een melding, als bedoeld in artikel 8.19, tweede lid, van de Wet milieubeheer, geaccepteerd van 7 februari 2003 van [vergunninghoudster]. De melding heeft betrekking op enkele veranderingen van het tankstation aan de [locatie] te [plaats], kadastraal bekend gemeente Oss, sectie […], nummers […].


Uitspraak

200502875/1. Datum uitspraak: 25 januari 2006 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: [appellanten], wonend te [woonplaats], gemeente Oss, en het college van burgemeester en wethouders van Oss, verweerder. 1.    Procesverloop Bij besluit van 25 februari 2003, kenmerk MV 3674, heeft verweerder een melding, als bedoeld in artikel 8.19, tweede lid, van de Wet milieubeheer, geaccepteerd van 7 februari 2003 van [vergunninghoudster]. De melding heeft betrekking op enkele veranderingen van het tankstation aan de [locatie] te [plaats], kadastraal bekend gemeente Oss, sectie […], nummers […]. Bij uitspraak van 28 april 2004, verzonden op dezelfde dag, in zaak nr. 200308472/2, heeft de Afdeling het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit op het door appellanten daartegen gemaakte bezwaar van 5 april 2003 vernietigd en verweerder opgedragen binnen vier weken na verzending van deze uitspraak alsnog een beslissing te nemen op het bezwaar van appellanten. Tegen het uitblijven van een beslissing op bezwaar hebben appellanten bij brief van 1 april 2005, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, beroep ingesteld. Bij besluit van 2 juni 2005, kenmerk GMJZ/05/5313, heeft verweerder alsnog op het bezwaar van appellanten beslist. Verweerder heeft het bezwaar ongegrond verklaard. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 juni 2005, waar appellanten in persoon, bijgestaan door mr. C.J. Driessen, advocaat te Beers, zijn verschenen. Bij brief van 4 juli 2005 hebben appellanten de gronden van hun beroep aangevuld. Bij brief van 2 augustus 2005 heeft verweerder een verweerschrift ingediend. De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft een deskundigenbericht uitgebracht, gedateerd 6 oktober 2005. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld daarop te reageren. De Afdeling heeft de zaak verder behandeld ter zitting op 6 december 2005, waar appellanten in persoon, bijgestaan door mr. C.J. Driessen, advocaat te Beers, en verweerder, vertegenwoordigd door J.J.A. Wingens, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar als partij gehoord vergunninghoudster, vertegenwoordigd door [gemachtigde]. 2.    Overwegingen 2.1.    Aangezien de beslissing op bezwaar van 2 juni 2005 niet (geheel) tegemoet komt aan het bezwaar van appellanten, wordt ingevolge artikel 6:20, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht het beroep van appellanten tegen het niet tijdig nemen van een besluit geacht mede te zijn gericht tegen het besluit van 2 juni 2005, kenmerk GMJZ/05/5313. 2.2.    Appellanten stellen dat verweerder in strijd met de uitspraak van 28 april 2004 in zaak nr. 200308472/2 niet binnen de in deze uitspraak bepaalde termijn van vier weken op hun bezwaar heeft beslist. 2.3.    Ingevolge artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep met een besluit gelijkgesteld het niet tijdig nemen van een besluit.    Ingevolge artikel 6:12, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan het bezwaar- of beroepschrift tegen het niet tijdig nemen van een besluit worden ingediend, zodra het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen. 2.4.    Verweerder heeft pas na het instellen van het beroep alsnog op het bezwaar van appellanten beslist bij besluit van 2 juni 2005, kenmerk   GMJZ/05/5313. De Afdeling stelt vast dat verweerder niet binnen de in de voormelde uitspraak opgedragen termijn op het bezwaar van appellanten heeft beslist, zodat na ommekomst van die termijn beroep kon worden ingesteld tegen het niet tijdig nemen van dat besluit. Nu echter niet aannemelijk is gemaakt dat appellanten nog belang hebben bij een beoordeling van het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit, dient het beroep in zoverre niet-ontvankelijk te worden verklaard. De Afdeling ziet in het vorenstaande niettemin aanleiding om toepassing te geven aan de artikelen 8:74 en 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. 2.5.    Niet bestreden wordt dat het Besluit LPG-tankstations milieubeheer (hierna: het Besluit) op de inrichting van toepassing is. 2.6.    Appellanten stellen dat de verplaatsing van de LPG-afleverzuil van het tankstation, waarop de melding betrekking heeft, onvoldoende is, omdat de afstand van die zuil tot enkele open stootvoegen van hun huis nog steeds minder bedraagt dan de in voorschrift 4.1.1 van bijlage I bij het Besluit voorgeschreven afstand van 15 meter. 2.6.1.    Ingevolge voorschrift 4.1.0 van bijlage I bij het Besluit moeten de afstanden tussen het reservoir, het vulpunt of het aflevertoestel en laag gelegen ruimten veilig zijn. Behoudens de gevallen als bedoeld in voorschrift 4.8 wordt aan dit vereiste voldaan indien de in voorschrift 4.1.1 genoemde afstanden in acht zijn genomen.    Ingevolge voorschrift 4.1.1 van bijlage I bij het Besluit mogen binnen 15 meter van de horizontale projectie van het reservoir, het vulpunt en het aflevertoestel geen kelderopeningen, putten die in open verbinding staan met de openbare riolering, en aanzuigopeningen van ventilatiesystemen gelegen op minder dan 1,5 meter boven het maaiveld, aanwezig zijn. 2.6.2.    Verweerder heeft zich in het besluit van 2 juni 2005 primair op het standpunt gesteld dat voorschrift 4.1.1 van bijlage I van het Besluit niet ziet op stootvoegen. Subsidiair heeft verweerder het standpunt ingenomen dat de afstand voldoende veilig is, zodat wordt voldaan aan de veiligheidseis in voorschrift 4.1.0 en dat daarom en vanwege de specifieke omstandigheden niet aan de afstandseis van voorschrift 4.1.1 behoeft te worden voldaan. Hij heeft dat standpunt onderbouwd met een rapport van de VROM-inspectie van 16 december 2004. 2.6.3.    De Afdeling is van oordeel, gelet ook op het deskundigenbericht, dat de open stootvoegen moeten worden aangemerkt als aanzuigopeningen ten behoeve van de ventilatie van het betrokken pand. De LPG-afleverzuil bevindt zich binnen een afstand van 15 meter van ten minste een van deze open stootvoegen. Dit is in strijd met voorschrift 4.1.1 van bijlage I bij het Besluit. De redenen waarom verweerder de feitelijke situatie hier veilig acht, bieden als zodanig geen grondslag om met toepassing van voorschrift 4.1.0  af te wijken van de in voorschrift 4.1.1 voorgeschreven minimumafstand. De beroepsgrond treft derhalve doel. 2.7.    Het beroep, voor zover ontvankelijk, is gegrond. 2.8.    Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld. Daarbij is in aanmerking genomen dat de onderhavige zaak en de zaken nr. 200502828/1 en nr. 200502877/1 moeten worden aangemerkt als samenhangende zaken als bedoeld in artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht en dat in verband daarmee het bedrag dat voor de in verband met de behandeling van de beroepen gemaakte proceskosten dient te worden vergoed, gelijkelijk over de zaken is verdeeld. 3.    Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I.    verklaart het beroep voor zover gericht tegen het uitblijven van een beslissing op bezwaar niet-ontvankelijk; II.    verklaart het beroep voor het overige gegrond; III.    veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Oss tot vergoeding van bij appellanten in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 332,27 (zegge: driehonderdtweeëndertig euro en zevenentwintig cent), waarvan een gedeelte groot € 268,33 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Oss aan appellanten onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald; IV.    gelast dat de gemeente Oss aan appellanten het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 138,00 (zegge: honderdachtendertig euro) vergoedt. Aldus vastgesteld door mr. H. Beekhuis, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.A.G. Stolker, ambtenaar van Staat. w.g. Beekhuis    w.g. Stolker Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 25 januari 2006 157-424.