Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AV0466

Datum uitspraak2006-01-26
Datum gepubliceerd2006-01-26
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers2200452005
Statusgepubliceerd


Indicatie

Savanna motivering straf en maatregel Uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat de gebeurtenissen die hebben geleid tot de dood van Savanna zijn voorafgegaan door een langere periode van stelselmatige mishandeling, opsluiting en verwaarlozing, met name in de zin van het niet verstrekken van voldoende en adequate voeding. Door de wijze waarop de feiten zijn tenlastegelegd is het hof niet toegekomen aan een afzonderlijke bewezenverklaring van bedoelde stelselmatige mishandeling respectievelijk verwaarlozing. Het hof ziet deze voorafgaande gebeurtenissen echter als omstandigheden tegen de achtergrond waarvan met name het onder 1 bewezenverklaarde feit is gepleegd. Op de laatste dag van haar leven is het handelen van de verdachte, waarbij zij Savanna een washandje in de mond heeft geduwd, dit vervolgens met verband heeft vastgezet, waarna verdachte haar in hulpeloze en levensbedreigende toestand heeft achtergelaten, Savanna fataal geworden. Het overlijden van Savanna is onomkeerbaar. Het betrof een mensenleven in de meest kwetsbare vorm; een kind van nog geen 3,5 jaar oud. Een kind dat voor haar geestelijke en lichamelijke welzijn volledig afhankelijk was van met name haar moeder. Het korte leven van Savanna moet door het handelen van de verdachte gekenmerkt zijn geweest door pijn, onzekerheid, dreiging en angst als gevolg waarvan Savanna erg moet hebben geleden. De verdachte heeft later op de bewuste dag met haar partner het levenloze lichaam van Savanna omwikkeld met een deken en een douchegordijn, het in een zak gedaan en in de kofferbak van een auto gelegd waarmee zij vervolgens naar Holten zijn gereden. Feiten als de onderhavige roepen in de samenleving gevoelens van verontwaardiging, ontzetting en onbegrip op. Dit soort misdrijven rechtvaardigt daarom een vrijheidsbenemende straf van aanzienlijke duur. (...) De onder 1 en 3 bewezenverklaarde feiten betreffen misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van meer dan vier jaren is gesteld. Gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de hiervoor weergegeven overwegingen van de deskundigen -met name met betrekking tot de ernst van de stoornis en het gevaar dat de verdachte opnieuw tot soortgelijke delicten zal komen-, komt het hof tot het oordeel dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege eist. Daarnaast vorderen de door dit misdrijf geschokte rechtsorde en de ernst van de door de verdachte begane feiten dat, naast deze maatregel van terbeschikkingstelling, een gevangenisstraf van zes jaren met aftrek van voorarrest wordt opgelegd.


Uitspraak

Rolnummer: 22-004520-05 Parketnummer(s): 09-753550-04 Datum uitspraak: 26 januari 2006 TEGENSPRAAK Gerechtshof te 's-Gravenhage meervoudige kamer voor strafzaken Arrest gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te 's-Gravenhage van 21 juni 2005 in de strafzaak tegen de verdachte: Sonja Paula DE J[.] thans verblijvende in Penitentiaire Inrichting Zuid Oost - Huis van Bewaring Ter Peel Evertsoord te Evertsoord. Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 12 januari 2006. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht. Tenlastelegging Aan verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals ter terechtzitting in eerste aanleg op vordering van de officier van justitie gewijzigd. Van de dagvaarding en van de vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd. Procesgang In eerste aanleg is de verdachte terzake van het onder 1 primair, 2 primair en onder 3 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren, met aftrek van voorarrest. Tevens is de terbeschikkingstelling van de verdachte gelast met verpleging van overheidswege. Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld. Beslissing op het verzoek tot het benoemen van een deskundige voor het geven van een 'second opinion' Bij verzoekschrift van 24 augustus 2004 (het hof leest 2005) heeft de raadsman van de verdachte de rechter-commissaris verzocht een deskundige te benoemen voor het geven van een 'second opinion' over het omtrent verdachte uitgebrachte rapport van het Pieter Baan Centrum (PBC-rapport). De rechter-commissaris heeft het verzoek bij beschikking van 7 november 2005 afgewezen. Per brief van 3 november 2005 heeft de raadsman het verzoek voorgelegd aan het hof. De raadsman heeft het verzoek thans ter terechtzitting herhaald. Naar de mening van de verdachte zou haar geestestoestand gedurende de periode dat zij in detentie verblijft zodanig zijn verbeterd, dat de kans op herhaling van feiten zoals onder 1 en 3 zijn tenlastegelegd, niet aanwezig is. Voorts wijst de raadsman op de ernst van de feiten en het ingrijpende karakter van terbeschikkingstelling met dwangverpleging, op grond waarvan het verzoek zou moeten worden toegewezen en tevens de kosten daarvan uit 's Rijks kas zouden moeten worden vergoed. Aan de verdachte kan in beginsel het recht op een tegenonderzoek c.q. 'second opinion' niet worden ontzegd, maar verdachte kan er niet zonder meer aanspraak op maken dat een door de verdediging gewenst onderzoek op kosten van de staat plaatsvindt. De verdediging heeft er blijkens een brief van de raadsman d.d. 23 december 2005 aan de advocaat-generaal van afgezien om zich zelf tot een deskundige te wenden, omdat dan volgens de raadsman het risico zou bestaan dat de verdachte zelf de kosten van een dergelijk onderzoek zou moeten betalen. Die keuze moet voor rekening van de verdediging blijven, mede gelet op het bepaalde in artikel 591 Wetboek van Strafvordering en het bepaalde in artikel 16 van de Wet tarieven in Strafzaken. Aan het hof is de noodzaak van een nader onderzoek niet gebleken, zodat het hof geen aanleiding ziet om van zijnswege een dergelijk onderzoek te gelasten. In dit verband heeft het hof het volgende in aanmerking genomen. De diagnose van het PBC dat er bij verdachte sprake is van een zeer ernstige borderline persoonlijkheidsstoornis (met anti-sociale kenmerken) - welke diagnose blijkens het dossier reeds in 1999 en 2001 door het Centrum GGZ de Rijnstreek respectievelijk een psycholoog van de Rijngeestgroep is gesteld (zie p. 20 respectievelijk p. 22 van het PBC-rapport) - door de verdediging niet is bestreden. De enkele stelling van verdachte, dat gedurende de periode van haar detentie (sedert 21 september 2004) haar geestestoestand is verbeterd in die zin dat de kans op herhaling van feiten zoals onder 1 en 3 tenlastegelegd volgens haar niet aanwezig is en dat die verbetering door mensen met wie zij in de Penitentiaire Inrichting contacten heeft zou worden bevestigd, rechtvaardigt - gelet op de aard van de een en andermaal gediagnostiseerde stoornis - niet dat het hof een onderzoek als door de verdediging gewenst zou gelasten. Het verzoek wordt mitsdien door het hof afgewezen. Het vonnis waarvan beroep Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt. Bewezenverklaring Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair en onder 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat: (zie de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt) Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken. Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging. Bewijsvoering Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht. Bewijsoverweging Met betrekking tot het bewezenverklaarde heeft het hof als volgt overwogen: * De doodsoorzaak Het hof overweegt daaromtrent het navolgende. In het sectie rapport van 28 december 2004 komt de patholoog H.A. Tromp tot de conclusie dat het intreden van de dood zonder meer verklaard kan worden door de combinatie van het gevonden te laag bloedsuikergehalte (ten gevolge van ondervoeding) en de gevonden tekenen van zuurstoftekort, waarbij overigens elk van deze bevindingen op zich zelf eveneens de dood tengevolge kan hebben. In het rapport van 5 januari 2005 komt R.A.C. Bilo, forensisch geneeskundige, tot de conclusie dat de meest waarschijnlijke verklaring voor het overlijden wordt gevormd door het gecombineerde gebruik van de knevel en het washandje. De ondervoeding had op termijn aanleiding tot overlijden kunnen geven. Ter terechtzitting van de rechtbank zijn beide deskundigen gehoord. Voornoemde Tromp heeft aldaar verklaard dat zij na lezing van het rapport van genoemde Bilo tot het oordeel is gekomen dat in het gebruik van het washandje met een knevel eerder een doodsoorzaak is gelegen dan in het te lage bloedsuikergehalte, ook al is dat laatste wel van invloed geweest op het overlijden. Deskundige Bilo heeft toen verklaard dat het op zich zelf al levensbedreigende gecombineerde gebruik van een washandje en een knevel, afhankelijk van de conditie van het kind gevaar oplevert. In casu, aldus de deskundige, zijn de verkoudheid en de lage bloedsuiker (als gevolg van ondervoeding) complicerende en bijdragende factoren geweest. Het hof heeft daarenboven gelet op de wijze waarop Savanna op haar kamer is achtergelaten. Het hof is op grond van een en ander van oordeel dat Savanna, die op de dag van 20 september 2004 in een zeer slechte fysieke conditie verkeerde, is overleden door het gecombineerde gebruik van het washandje en het omwikkelen van het hoofd van Savanna met verband, terwijl zij vervolgens zonder toezicht en volstrekt hulpeloos in deze voor haar levensbedreigende situatie op haar kamer is achtergelaten. het (voorwaardelijk)opzet Het hof is van oordeel dat niet bewezen is dat de opzet van verdachte (in de zin van: de bedoeling) is geweest dat Savanna op 20 september 2004 zou overlijden. De vraag die vervolgens beantwoord dient te worden is of verdachte gehandeld heeft met voorwaardelijk opzet, dat wil zeggen of zij willens en wetens de naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk te achten kans heeft aanvaard dat Savanna als gevolg van het washandje in haar mond gecombineerd met het omwikkelen met verband, zou overlijden. Het hof overweegt hieromtrent het volgende. - ter terechtzitting bij de rechtbank heeft de verdachte verklaard: "Savanna pakte ook wel eens uit zichzelf een washandje en propte het dan in haar mond. Ik schrok daarvan, want dan ging ze kokhalzen............De laatste dag heb ik iets om haar mond en hoofd heen gedaan en vastgezet, zodat ze het washandje er niet uit kon trekken. Ik had Mario dat ook wel eens zien doen. Hij deed dat met een zwachtel of verband.........Ik herinner mij één keer. Ik heb het washandje toen als een bezetene uit de mond van Savanna gehaald, want haar ogen draaiden. Ik was bang voor het leven van Savanna". - bij de politie heeft de verdachte verklaard dat zij ook op 20 september 2004 een washandje in de mond van Savanna heeft gedaan; zij verklaarde: "Ik zag dat haar ogen wegdraaiden. Ik was radeloos en probeerde het washandje eruit te krijgen." (zie p. 119). "Ik zei tegen Savanna je doet je mond maar open anders krijg je een koude douche. Toen deed ze haar mond open en toen heb ik het washandje erin gedaan.........Savanna kokhalsde toen ze het washandje verder in haar mond deed.........Haar ogen draaiden weg alsof ze zat te stikken.........Ik schrok van haar kokhalsneigingen.........Ik heb toen geprobeerd het washandje eruit te halen." (zie p. 125). "Ik pakte haar bij haar arm en ik deed haar op bed. Ik deed het in haar mond. Ik heb haar toen onder het bed gedaan......... Ik weet dat ik het in een razernij heb gedaan".(zie p. 161). "Het omwikkelde verband liep over haar mond heen.........Het zat in eerste instantie bij haar neus. Ik heb dat verband toen zo naar beneden gedaan. Ik zag nog een snottebel bij Savanna.........U vraagt of Savanna door haar verkoudheid dan wel adem kon halen. Ja, want ze blies bellen met haar neus.........U vraagt waar het verband vandaan kwam......... Dit ligt altijd op het voeteneinde van Savanna haar bed."(zie p. 162). - Ten aanzien van de oorzaak van het overlijden van Savanna heeft de verdachte bij de politie verklaard: "U vraagt of ik nooit nagedacht heb over waardoor ze dood is gegaan. Ik kan maar drie dingen bedenken. Dat ze dood gegaan is door het bonken, dat er iets in haar hoofd gescheurd is, dat haar nek is gebroken of dat ze gestikt is.........U vraagt me waarom ze gestikt zou kunnen zijn. Ik heb dat ook wel eens......... Ik heb dan iets in mijn keel". (zie pp. 105 en 106). "U zegt dat er sectie is gedaan op Savanna haar lichaam. U zegt dat Savanna niet overleden is aan het gevolg van vallen maar aan zuurstofgebrek. Dat was een van de dingen waar ik bang voor was". (zie p. 125). - ten aanzien van toestand waarin de verdachte Savanna op 20 september 2004 achterliet heeft zij bij de politie als volgt verklaard: Toen kwamen wij in gevecht waarbij Savanna uitgleed.........Ik zag dat Savanna met haar hoofd tegen de badrand kwam.........Ze kwam met haar hoofd tegen de douche.........Ik zag dat haar ogen wegdraaiden.........Ze knalde tegen de muur en op de grond.........Ze was wel tig keer gevallen.........Ik zag dat Savanna raar en eng, kreukelachtig lag.........Ze zag er helemaal beurs uit.........Savanna zei heel veel keer AU.........Ik was opgelucht dat ze nog wat zei.........Savanna gleed uit.........Savanna valt op de grond en tegen het ijzeren krukje. Ik hoorde een knal.........Iets in mij zei dat het niet goed was.........Aan de ene kant was ik blij dat het nog goed was gegaan, ik dacht dat ze dood ging. Ik was boos.........Ik moest uitrazen.........Savanna en ik kregen ruzie.........Ik heb haar toen een klap in haar gezicht gegeven. Ik was schaamteloos bezig met haar. Ik heb haar één keer ruw geslagen op haar linkerwang.........Ik schrok weer dat ze toen viel.........Ik had mijn kind nog nooit zo hard geslagen.........Haar nekje ging dwars toen ze onder het bed ging.........Ik weet nog wel dat ze huilde toen ze onder het bed zat.........Ik dacht zoek het maar uit.........Ik ben toen naar de woonkamer gegaan. (zie pp. 117 t/m 121). en ter terechtzitting in eerste aanleg: "Ik herinner me dat ik aan de rechercheur heb voorgedaan hoe ik Savanna onder het bed zou hebben geduwd. Ik had een verband om haar mond gewikkeld, nadat ik een washandje in haar mond had gestopt. Ik heb haar alleen op de slaapkamer achtergelaten en de deur achter me dicht gedaan". - voor wat betreft de algehele conditie waarin Savanna verkeerde op 20 september 2004 heeft de verdachte het volgende verklaard: "Dat Savanna onwijs verkouden was en schrale lipjes had". (zie pp. 111). "Ik heb me echt wel zorgen gemaakt dat Savanna zo mager was."(zie pp. 139). "Savanna at al twee weken voor haar dood heel weinig. Ik maakte me daarover zorgen." (verklaring van de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg). Gelet op het bovenstaande overweegt het hof als volgt: Naar het oordeel van het hof is naar algemene ervaringsregels de kans dat een kind om het leven komt wanneer het een washandje in de mond geduwd krijgt, dat vervolgens wordt vastgezet door het hoofd van dat kind ter plaatse van de mond met verband te omwikkelen, aanmerkelijk te achten, zeker wanneer dat kind in slechte lichamelijke conditie verkeert en erg verkouden is. De deskundige Bilo heeft zowel in zijn boven vermelde rapport als ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat het gecombineerde gebruik van een washandje en een knevel ook voor een gezond kind een levensbedreigende handeling is. Maar voorts geldt dat het een feit van algemene bekendheid is dat het steken van voorwerpen in de mond of keel van kinderen levensgevaarlijke situaties kan veroorzaken. Ook de verdachte wist dat het in de mond stoppen van een washandje levensbedreigend kon zijn. Zij heeft gezien dat Savanna een keer moest kokhalzen toen zij een washandje in haar mond had en dat zij een andere keer toen daarbij ook een zwachtel was aangebracht met haar ogen draaide, waarbij de verdachte vreesde voor het leven van Savanna. Desniettegenstaande heeft de verdachte op 20 september 2004, ook nadat zij nog eerder op die dag opnieuw gezien had dat Savanna door het washandje in haar mond kokhalsde en haar ogen wegdraaiden alsof zij stikte, het hoofd van Savanna met een verband omwikkeld terwijl zij een washandje in haar mond had. Daarbij komt dat de verdachte zich bewust was van de slechte lichamelijke conditie van Savanna op 20 september 2004 en haar kind op die dag meermalen ernstig heeft mishandeld en tenslotte in hulpeloze toestand heeft achtergelaten, terwijl het kind in een zeer kleine ruimte onder haar bed lag. Het bovenstaande in aanmerking genomen is het hof van oordeel dat de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat Savanna ten gevolge van haar handelen zou komen te overlijden. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezenverklaarde levert op: Ten aanzien van het onder 1 primair bewezenverklaarde: Doodslag. Ten aanzien van het onder 2 primair bewezenverklaarde: Medeplegen van een lijk verbergen en wegvoeren met het oogmerk om het feit of de oorzaak van het overlijden te verhelen. Ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde: Opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden, meermalen gepleegd. en Medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden, meermalen gepleegd. Strafbaarheid van de verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar. Motivering straf en maatregel De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en opnieuw rechtdoende tot veroordeling van de verdachte terzake van het onder 1 primair, 2 primair en onder 3 tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren met aftrek van voorarrest en oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege. Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat de gebeurtenissen die hebben geleid tot de dood van Savanna zijn voorafgegaan door een langere periode van stelselmatige mishandeling, opsluiting en verwaarlozing, met name in de zin van het niet verstrekken van voldoende en adequate voeding. Door de wijze waarop de feiten zijn tenlastegelegd is het hof niet toegekomen aan een afzonderlijke bewezenverklaring van bedoelde stelselmatige mishandeling respectievelijk verwaarlozing. Het hof ziet deze voorafgaande gebeurtenissen echter als omstandigheden tegen de achtergrond waarvan met name het onder 1 bewezenverklaarde feit is gepleegd. Op de laatste dag van haar leven is het handelen van de verdachte, waarbij zij Savanna een washandje in de mond heeft geduwd, dit vervolgens met verband heeft vastgezet, waarna verdachte haar in hulpeloze en levensbedreigende toestand heeft achtergelaten, Savanna fataal geworden. Het overlijden van Savanna is onomkeerbaar. Het betrof een mensenleven in de meest kwetsbare vorm; een kind van nog geen 3,5 jaar oud. Een kind dat voor haar geestelijke en lichamelijke welzijn volledig afhankelijk was van met name haar moeder. Het korte leven van Savanna moet door het handelen van de verdachte gekenmerkt zijn geweest door pijn, onzekerheid, dreiging en angst als gevolg waarvan Savanna erg moet hebben geleden. De verdachte heeft later op de bewuste dag met haar partner het levenloze lichaam van Savanna omwikkeld met een deken en een douchegordijn, het in een zak gedaan en in de kofferbak van een auto gelegd waarmee zij vervolgens naar Holten zijn gereden. Feiten als de onderhavige roepen in de samenleving gevoelens van verontwaardiging, ontzetting en onbegrip op. Dit soort misdrijven rechtvaardigt daarom een vrijheidsbenemende straf van aanzienlijke duur. Het hof heeft in aanmerking genomen dat de verdachte blijkens een uittreksel uit het Justitiële Documentatieregister d.d. 23 september 2004, niet eerder met justitie in aanraking is geweest. Het hof heeft voorts acht geslagen op het omtrent de persoon van de verdachte opgemaakte rapport van het Pieter Baan Centrum, d.d. 18 mei 2005, opgemaakt en ondertekend door C.M. van Deutekom, psycholoog en J.M.J.F. Offermans, psychiater. De deskundigen rapporteren dat er bij de verdachte -wier eigen jeugdjaren in het teken stonden van chronische stress als gevolg van verwaarlozing en (seksuele) mishandeling- sprake is van een zeer ernstige borderline persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken. Bij de opvoeding van Savanna heeft deze problematiek doorgewerkt in de vorm van mishandeling, het bieden van onvoldoende zorg en het bij tijd en wijle zelfs onthouden van deze zorg en uiteindelijk in het doden van Savanna. Het gedrag van de verdachte tegenover Savanna en jegens haar partners zou sadisme kunnen doen vermoeden, doch het onderzoek heeft hiervoor geen aanknopingspunten gevonden. Veeleer tracht de verdachte op extreme en soms zelfs bizarre wijze controle te krijgen en te houden op haar kinderen (en partners). De verdachte zit boordevol woede en agressie, die ergens een uitweg moet vinden. Door haar gebrekkige realiteitstoetsing met oordeels- en kritiekstoornissen en haar gebrek aan empathische vermogens heeft de verdachte niet of nauwelijks kunnen invoelen en begrijpen wat de impact en de gevolgen van haar gedrag voor Savanna waren. De deskundigen concluderen dat de verdachte als sterk verminderd toerekeningsvatbaar kan worden beschouwd voor de onder 1 en 3 tenlastegelegde feiten. Bij het onder 2 tenlastegelegde feit hebben meer de antisociale aspecten van haar persoonlijkheidsstoornis een rol gespeeld. Bij dit feit heeft de verdachte vooral instrumenteel en berekenend en vanuit een lacunair geweten gehandeld. Voor dit laatste feit achten de deskundigen de verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar. Gelet op de ernst van de borderline persoonlijkheidsstoornis, de afloop bij Savanna, maar ook gezien de problemen die zich al eerder hebben voorgedaan bij haar twee oudste kinderen, en uitgaande van de onverwerkte en uiterst problematische relatie tussen de verdachte en haar eigen moeder, moet de kans op herhaling van de onder 1 en 3 tenlastegelegde feiten volgens de deskundigen zeer groot worden geacht. Het herhalingsgevaar voor een toekomstig agressief delict betreft niet alleen eventuele kinderen van de verdachte, maar zou zich ook kunnen richten op (een) partner(s) of anderen die van haar zorg afhankelijk zijn. Teneinde dit recidivegevaar terug te dringen adviseren de deskundigen aan de verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging op te leggen. Iedere andere vorm van behandeling zou volstrekt onvoldoende tegemoetkomen aan de ernst van verdachtes' problematiek en de duur die een adequate behandeling zal vereisen met het oog op het verminderen van het recidivegevaar. Het hof neemt de conclusies van de deskundigen inzake de mate waarin de feiten aan de verdachte kunnen worden toegerekend over en maakt deze tot de zijne. Het hof houdt daarmee rekening bij het bepalen van de op te leggen gevangenisstraf. De onder 1 en 3 bewezenverklaarde feiten betreffen misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van meer dan vier jaren is gesteld. Gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de hiervoor weergegeven overwegingen van de deskundigen -met name met betrekking tot de ernst van de stoornis en het gevaar dat de verdachte opnieuw tot soortgelijke delicten zal komen-, komt het hof tot het oordeel dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege eist. Daarnaast vorderen de door dit misdrijf geschokte rechtsorde en de ernst van de door de verdachte begane feiten dat, naast deze maatregel van terbeschikkingstelling, een gevangenisstraf van na te melden duur wordt opgelegd. De raadsman van de verdachte heeft het hof verzocht in het arrest een advies op te nemen omtrent het tijdstip van aanvang van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging. Het hof ziet echter geen aanleiding aan dit verzoek gevolg te geven, nu de plaatsing in een justitiële inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden ingevolge artikel 42 van de Penitentiaire maatregel in beginsel aanvangt nadat eenderde van de opgelegde vrijheidsstraf ten uitvoer is gelegd en het hof geen argumenten ziet om daarvan af te wijken. Toepasselijke wettelijke voorschriften Het hof heeft gelet op de artikelen 37a, 37b, 47, 57, 151, 282 en 287 van het Wetboek van Strafrecht. BESLISSING Het hof: Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht. Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair en onder 3 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij. Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert. Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezenverklaarde. Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) jaren. Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht. Gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat de verdachte van overheidswege zal worden verpleegd. Dit arrest is gewezen door mr. L. Verheij, mr. C.M.P. Flint-Van Noort en mr. D. Jalink, in bijzijn van de griffier mr. P.G. Berkepeis. Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 26 januari 2006.