Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AV0522

Datum uitspraak2006-01-13
Datum gepubliceerd2006-01-27
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers302042 VG 05-709
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton


Indicatie

kantonzaak, erfrecht en minderjarigenbeheer. Honoreren beroep op legitieme en daardoor nader vaststellen van omvang van hetgeen te verdelen overblijft vereist geen machtiging ex art. 1:345 BW. Benoeming van executeur-afwikkelingsbewindvoerder zet kantonrechter niet opzij.


Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD sector kanton – locatie Zwolle zaaknummer. : 302042 VG 05-709 datum : 13 januari 2006 Beschikking op een verzoek tot machtiging en goedkeuring ingediend door: mr. G.W. Broen, werkzaam bij IJsseloevers notarissen te (8260 AH) Kampen, Postbus 327, verzoeker, namens de alle vier in Hasselt wonende ouders van de minderjarige erfgenamen in de nalatenschap van: H. geboren te Den Haag op (…) en overleden op 28 oktober 2004, laatst gewoond hebbende te Hasselt. De procedure Op 16 december 2005 is ter griffie ingekomen een verzoekschrift, waarin, na telefonische intrekking van een onderdeel van het verzoek, wordt verzocht machtiging op de voet van art. 1:345 BW te verlenen aan de ouders om de executeur kwijting en décharge te mogen verlenen, en waarin voorts wordt verzocht de bijgevoegde conceptakte van verdeling goed te keuren op basis van art. 3:183 BW. De beoordeling 1. Blijkens het in de conceptakte van verdeling geciteerde testament heeft erflater zijn nakomelingen uitgesloten als erfgenaam en voor gelijke delen tot zijn erfgenamen, onder last van een legaat in contanten aan derden, benoemd vier thans nog minderjarigen. Tevens is J. J. benoemd tot executeur en afwikkelingsbewindvoerder; J. heeft die benoeming aanvaard. De nakomelingen van erflater hebben vervolgens aanspraak gemaakt op de legitieme portie. De executeur heeft met deze aanspraak rekening gehouden en de erfstellingen en het legaat zijn naar evenredigheid ingekort. 2. Namens de wettelijk vertegenwoordigers van de minderjarige erfgenamen wordt thans machtiging verzocht om de executeur kwijting en décharge te mogen verlenen op basis van art. 1:345 BW. De kantonrechter ziet evenwel niet in dat de verzochte rechtshandeling haar machtiging op de voet van genoemd wetsartikel behoeft. Met name ook is het honoreren van een beroep op de legitieme portie en het daardoor nader moeten vaststellen van de omvang van het over de erfgenamen te verdelen saldo op zichzelf geen “overeenkomst tot beëindiging van een geschil waarbij de minderjarige is betrokken”, zoals bedoeld in lid 3 van genoemd wetsartikel. Verzoeker wordt daarom niet ontvankelijk verklaard in dit onderdeel van het verzoek. 3. De verzochte goedkeuring voor de conceptakte van verdeling kan wel worden verleend. Die goedkeuring wordt op goede gronden verzocht, want hoewel in het testament is bepaald dat de executeur-afwikkelingsbewindvoerder zelfstandig bevoegd is de verdeling naar eigen inzicht tot stand te brengen, zonder medewerking van de rechthebbenden en zonder machtiging van de kantonrechter te behoeven, kan de wettelijke controlerende taak van de kantonrechter ter bescherming van personen die niet het vrije beheer hebben, niet door een partijverklaring opzij worden gezet. De kantonrechter verlangt van verzoeker dat deze te zijner tijd voor ieder van de vier minderjarigen aan de kantonrechter zendt: een kopie van de definitieve akte en een bewijs van storting van het aan de minderjarige toekomende bedrag op een ten name van die minderjarige staande bankrekening voorzien van een BEM-clausule, welke stukken zullen worden gevoegd in een door de griffie alhier aan te maken minderjarigenbewinddossier. De beslissing De kantonrechter: - verklaart verzoeker niet ontvankelijk in zijn verzoek tot machtiging; - verleent de verzochte goedkeuring voor de conceptakte van verdeling. Aldus gegeven door mr. M.E.L. Fikkers, kantonrechter, en uitgesproken in de openbare terechtzitting van 13 januari 2006, in tegenwoordigheid van de griffier. Tegen deze beslissing kan, behoudens berusting, hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dagtekening van deze eindbeschikking door indiening van een beroepschrift (door een advocaat) ter griffie van het gerechtshof Arnhem.