
Jurisprudentie
AV0544
Datum uitspraak2006-01-04
Datum gepubliceerd2006-01-31
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers05/73 WOW44
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2006-01-31
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers05/73 WOW44
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bouwvergunning voor 144 recreatiewoningen op terrein Ennerveld te Wapenveld in speciale beschermingszone Veluwe niet in strijd met artikel 6 lid 3 van de Habitatrichtlijn. Minister van LNV is belanghebbende, maar heeft zijn stellingen over mogelijke cumulatieve effecten niet onderbouwd, hoewel het belang van de instandhouding van de vogelbeschermingszone ten tijde hier van belang aan hem was toevertrouwd.
Uitspraak
RECHTBANK ZUTPHEN
Meervoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken
Reg.nr.: 05/73 WOW44
UITSPRAAK
in het geding tussen:
de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, eiser,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerde, verweerder,
alsmede Ennerveld B.V., gevestigd te Vught, derde-partij.
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerder van 7 december 2004, verzonden 8 december 2004.
2. Feiten en procesverloop
Bij besluiten van 10 mei 2004 heeft verweerder een viertal bouwvergunningen eerste fase verleend aan de derde-partij voor de bouw van (in totaal) 144 recreatiewoningen op het perceel Molenweg 1-3 te Wapenveld (het terrein Ennerveld).
Bij brief van 16 juni 2004 heeft eiser daartegen bezwaar gemaakt.
Bij het in rubriek 1 genoemde besluit van 7 december 2004 (hierna: het bestreden besluit) heeft verweerder, met overneming van het advies van de commissie voor de bezwaar- en beroepschriften, het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft bij brief van 17 januari 2005 beroep ingesteld en bij brief van 16 februari 2005 de gronden ingediend. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingezonden. Bij brief van 19 mei 2005 heeft de derde-partij haar visie gegeven. Op 4 augustus 2005 zijn nadere stukken ingezonden door verweerder en de derde-partij.
Het beroep is, gevoegd met de beroepen in de zaken met reg.nrs. 04/1417 en 05/80, behandeld ter zitting van 16 augustus 2005. Namens eiser is verschenen mr. P.J. Kooiman. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door P. Pasveer en J.C. Lieske. Namens de derde-partij is verschenen mr. D.H.J. Kochx, advocaat te Etten-Leur.
3. Motivering
3.1. Het terrein Ennerveld is tot 1996 in gebruik geweest als camping met 360 stacaravans. In 2001 is op het terrein een Asielzoekerscentrum (AZC) gevestigd, dat inmiddels weer is gesloten. De derde-partij is voornemens het terrein te transformeren tot een bungalowpark onder de naam Bospark Saint Patrick, waarvan de geprojecteerde recreatiewoningen deel uit zullen maken. Het terrein is gelegen in het gebied Veluwe, dat bij besluit van 24 maart 2000 op grond van artikel 27 van de Natuurbeschermingswet 1998 is aangewezen als speciale (vogel)beschermingszone in het kader van de Vogelrichtlijn (richtlijn 79/409 EEG), met name omdat het gebied behoort tot een van de vijf belangrijkste broedgebieden in Nederland van – voor zover hier van belang – Wespendief en Zwarte Specht.
3.2. De rechtbank overweegt ambtshalve dat verweerder eiser terecht heeft aangemerkt als belanghebbende bij de primaire besluiten. Het belang van de instandhouding van een speciale beschermingszone kan, gelet op de in artikel 27 van de Natuurbeschermingswet 1998 aan eiser toegekende bevoegdheid, worden aangemerkt als een belang dat als zodanig aan eiser is toevertrouwd. Het verlenen van bouwvergunning voor het oprichten van 144 recreatiewoningen in het gebied raakt in zodanige mate dat belang, dat eiser op grond van artikel 1:2, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht als belanghebbende moet worden aangemerkt.
3.3. Nu het gaat om een aangewezen vogelbeschermingszone is het in artikel 6 van de Habitatrichtlijn (richtlijn 92/43/EEG) neergelegde beschermingsregime van toepassing. In artikel 6, derde lid, van de Habitatrichtlijn is bepaald dat voor elk binnen de richtlijn vallend plan of project dat niet direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van het gebied, maar afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor zo’n gebied, een passende beoordeling wordt gemaakt van de gevolgen voor het gebied, rekening houdend met de instandhoudingsdoelstellingen van dat gebied.
3.4. Niet in geschil is dat het onderhavige bouwproject op zichzelf beschouwd, gelet op het onderzoeksrapport van de Vereniging Onderzoek Flora en Fauna (VOFF) van 30 augustus 2004, geen significante gevolgen heeft voor de vogelbeschermingszone en in het bijzonder geen significante invloed zal kunnen hebben op de in de zone aanwezige populaties van Wespendief en Zwarte Specht, van welke soorten 1-2 broedparen onder meer het Ennerveld gebruiken voor hun voedselvoorziening.
3.5. Eiser heeft evenwel in beroep aangevoerd dat verweerder ten onrechte geen rekening heeft gehouden met cumulatieve effecten die kunnen optreden wanneer het project wordt bezien in combinatie met andere plannen of projecten. Eiser heeft in dit verband gewezen op plannen voor uitbreiding van recreatieterreinen in Beekbergen, Hoenderloo en Ede.
3.6. Verweerder heeft in het verweerschrift gesteld dat er in de omgeving van het Ennerveld geen plannen en projecten in ontwikkeling zijn die in combinatie met het onderhavige project een cumulatief effect kunnen hebben. De door eiser genoemde uitbreidingslocaties zijn volgens verweerder op zo grote afstand gelegen dat niet aannemelijk is dat het onderhavige project in combinatie met die plannen significante gevolgen heeft voor het gebied Veluwe.
3.7. De rechtbank kan verweerder in dit standpunt volgen. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat eiser zijn stellingen over mogelijke cumulatieve effecten in het geheel niet met concrete gegevens – bijvoorbeeld inzake gevaren voor de populaties van Wespendief en Zwarte Specht op de Veluwe – heeft onderbouwd, hetgeen wel van eiser, zijnde het bestuursorgaan waaraan het belang van de instandhouding van de vogelbeschermingszone ten tijde hier van belang was toevertrouwd, had mogen worden verwacht. Voor zover eiser ter zitting van de rechtbank nog heeft gewezen op plannen voor de bouw van appartementen in Wapenveld, geeft dit geen aanleiding voor een ander oordeel, nu dat project – zoals door verweerder onweersproken is gesteld – in strijd is met het bestemmingsplan en daarvoor ten tijde hier van belang nog geen bouwaanvraag was ingediend
3.8. Nu aldus niet is gebleken van andere plannen of projecten in combinatie waarmee relevante cumulatieve effecten zouden kunnen optreden, acht de rechtbank het niet aannemelijk dat het onderhavige bouwproject significante gevolgen heeft voor de vogelbeschermingszone Veluwe, zodat een passende beoordeling op grond van artikel 6, derde lid, van de Habitatrichtlijn achterwege heeft kunnen blijven. Van verlening van bouwvergunningen in strijd met deze bepaling is derhalve geen sprake.
3.9. De eerst ter zitting door verweerder en de derde-partij opgeworpen vraag of eiser in zijn hoedanigheid van overheidsorgaan een beroep kan doen op directe werking van artikel 6 van de Habitatrichtlijn, kan thans buiten bespreking blijven.
3.10. Ook overigens heeft de rechtbank in hetgeen door eiser is aangevoerd geen grond gevonden voor vernietiging van het bestreden besluit. Het beroep is derhalve ongegrond. Voor een veroordeling in proceskosten bestaat geen aanleiding.
4. Beslissing
De rechtbank,
recht doende:
- verklaart het beroep ongegrond.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.
Aldus gegeven door mr. K. van Duyvendijk, mr. R.P. van Baaren en mr. M.M.L.A.T. Doll, en door eerstgenoemde in het openbaar uitgesproken op 4 januari 2006 in tegenwoordigheid van de griffier.
Afschrift verzonden op: