Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AV0545

Datum uitspraak2006-01-04
Datum gepubliceerd2006-01-31
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers05/80 WOW44
Statusgepubliceerd


Indicatie

College van gedeputeerde staten van Gelderland is niet aan te merken als belanghebbende bij bouwvergunning voor 144 recreatiewoningen op terrein Ennerveld te Wapenveld in speciale beschermingszone Veluwe.


Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN Meervoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken Reg.nr.: 05/80 WOW44 UITSPRAAK in het geding tussen: het college van Gedeputeerde Staten van Gelderland, eiser, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerde, verweerder, alsmede Ennerveld B.V., gevestigd te Vught, derde-partij. 1. Aanduiding bestreden besluit Besluit van verweerder van 7 december 2004, verzonden 8 december 2004. 2. Feiten en procesverloop Bij besluiten van 10 mei 2004 heeft verweerder een viertal bouwvergunningen eerste fase verleend aan de derde-partij voor de bouw van (in totaal) 144 recreatiewoningen op het perceel Molenweg 1-3 te Wapenveld (het terrein Ennerveld). Bij brief van 15 juni 2004 heeft eiser daartegen bezwaar gemaakt. Bij het thans bestreden besluit heeft verweerder, met overneming van het advies van de commissie voor de bezwaar- en beroepschriften, het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard. Eiser heeft daartegen bij brief van 18 januari 2005 beroep bij de rechtbank ingesteld en bij brief van 15 februari 2005 de gronden ingediend. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingezonden. Bij brief van 13 mei 2005 heeft de derde-partij haar visie gegeven. Het beroep is, gevoegd met de beroepen in de zaken met reg.nrs. 0411417 en 05173, behandeld ter zitting van 16 augustus 2005, waar eiser zich heeft laten vertegenwoordigen door mr. R. van Liempt en T.J. Portegijs en verweerder door P. Pasveer en J.C. Lieske. Namens de derde-partij is mr. D.H.J. Kochx verschenen. 3. Motivering Het onderhavige perceel, het terrein van de voormalige camping Ennerveld, is gelegen in het gebied Veluwe, dat is aangewezen als speciale beschermingszone (SBZ) in het kader van de (Europese) Vogelrichtlijn en ten tijde hier van belang was aangemeld in het kader van de (Europese) Habitatrichtlijn. In verband hiermee heeft eiser bezwaar gemaakt tegen de verlening van bouwvergunning voor 144 recreatiewoningen en daarbij aangevoerd - kort gezegd - dat geen toereikend onderzoek is verricht in het kader van artikel 6, derde lid, van de Habitatrichtlijn en daardoor geen zekerheid is verkregen dat de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zullen worden aangetast. Uit het beginsel van de gemeenschapstrouw, zoals neergelegd in artikel 10 van het EG-Verdrag, volgt naar de mening van eiser niet alleen dat hij gehouden is om zelf de bepalingen van de Vogel- en Habitatrichtlijn toe te passen, maar ook dat hij gehouden en bevoegd is om te bewerkstelligen dat andere overheden dat doen, aangezien de Veluwe een prominente plaats inneemt in het provinciale natuurbeleid. Ten tweede heeft eiser in bezwaar aangevoerd dat de toets aan het bestemmingsplan niet zorgvuldig is uitgevoerd, omdat uit de bouwaanvraag niet blijkt dat de recreatiewoningen bedrijfsmatig zullen worden geƫxploiteerd. Verweerder heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat eiser niet kan worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dienaangaande overweegt de rechtbank als volgt. Voor de kwalificatie van bestuursorganen als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Awb dienen de hun toevertrouwde belangen rechtstreeks bij het besluit te zijn betrokken. De vraag of kan worden gesproken van een aan een bestuursorgaan als zodanig toevertrouwd belang moet worden beoordeeld aan de hand van de taken en bevoegdheden die aan het bestuursorgaan in kwestie zijn opgedragen. Daarvoor is de wetgeving bepalend. De verlening van een bouwvergunning is ingevolge artikel 40 van de Woningwet toebedeeld aan het college van burgemeester en wethouders, waarbij onder meer moet worden getoetst aan het bestemmingsplan. Aan het college van gedeputeerde staten in de betrokken provincie is in de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) een aantal sturende, alsmede preventief en repressief toetsende taken toebedeeld, waaronder de goedkeuring van een bestemmingsplan. Aan deze bevoegdheidsverdeling zou onvoldoende recht worden gedaan indien het college van gedeputeerde staten ook daar waar het aan de wet geen concrete bevoegdheden kan ontlenen, niettemin als belanghebbende in de zin van de Awb zou moeten worden aangemerkt bij een besluit van een college van burgemeester en wethouders tot verlening van een bouwvergunning. Het belang van het college van gedeputeerde staten als toezichthouder met het oog op een goede ruimtelijke ordening is of kon in de fase van de goedkeuring van het bestemmingsplan worden behartigd. De rechtbank wijst in dit verband op de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 5 maart 1999, AB 1999/418, en 28 april 2004, AB 2004/259. Voorts waren ten tijde hier van belang in de Natuurbeschermingswet aan het college van gedeputeerde staten geen taken en bevoegdheden toebedeeld waaraan dit college c.q. eiser een rechtstreeks belang bij de onderhavige bouwvergunningverlening zou kunnen ontlenen. Tot slot kan naar het oordeel van de rechtbank uit het beginsel van de gemeenschapstrouw, neergelegd in artikel 10 van het EG-Verdrag, niet worden afgeleid dat aan het college van gedeputeerde staten als zodanig de taak is toebedeeld om erop toe te zien dat bij de verlening van een bouwvergunning door het college van burgemeester en wethouders het bepaalde in de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn in acht wordt genomen. Dat de Veluwe een prominente plaats inneemt in het 'natuurbeleid' van de provincie Gelderland maakt dit niet anders. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat verweerder het bezwaar van eiser terecht en op goede gronden niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het beroep is derhalve ongegrond. 4. Beslissinq De rechtbank, recht doende: - verklaart het beroep ongegrond. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019,2500 EA Den Haag. Aldus gegeven door mr. K. van Duyvendijk, mr. R.P. van Baaren en mr. M.M.L.A.T. Doll, en door eerstgenoemde in het openbaar uitgesproken op 4 januari 2006 in tegenwoordigheid van de griffier Afschrift verzonden op: - 9 JAN. 2006