Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AV0608

Datum uitspraak2006-01-27
Datum gepubliceerd2006-01-31
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/922030-04
Statusgepubliceerd


Indicatie

De rechtbank komt tot een veroordeling voor het gedurende een aantal jaren niet (tijdig) doen van omzet- en inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen. Tevens bewezenverklaard dat de VOF niet een administratie heeft gevoerd overeenkomstig de eisen die de belastingwetgeving daaraan stelt en dat de verdachte daaraan feitelijk leiding heeft gegeven.


Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN Meervoudige kamer voor strafzaken Parketnummer: 06/922030-04 Uitspraak d.d.: 27 januari 2006 tegenspraak / dip VERKORT VONNIS in de zaak tegen: [verdachte], geboren te [plaats] op [geboortedatum], wonende te [postcode] [plaats], [adres] Onderzoek van de zaak Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 21 oktober 2005 en 13 januari 2006. De tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd dat: 1. [Naam bedrijf] in of omstreeks de periode van 1 januari 1998 tot en met 31 december 2002, te Zutphen en/of elders in Nederland, opzettelijk, terwijl hij -als administratieplichtige als bedoeld in artikel 52 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen- verplicht was tot het voeren van een administratie overeenkomstig de daaraan bij of krachtens de Belastingwet gestelde eisen, opzettelijk een zodanige administratie niet heeft gevoerd, terwijl dat feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven; art 69 lid 1 Algemene wet inzake rijksbelastingen art 68 lid 2 ahf/ond d Algemene wet inzake rijksbelastingen art 51 lid 2 ahf/ond 2° Wetboek van Strafrecht 2. [Naam bedrijf] in of omstreeks de periode van 1 januari 2002 tot en met 1 augustus 2002 en/of in of omstreeks de periode van 1 december 2002 tot en met 1 februari 2003, althans in het/de ja(a)r(en) 2002 en/of 2003, in de gemeente Winterswijk en/of elders in Nederland, opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten de aangifte voor de Omzetbelasting over de maand(en) november 2001 en/of december 2001 en/of oktober 2002 en/of november 2002 en/of december 2002 niet, en/of de aangifte voor de Omzetbelasting over de maand(en) januari 2002 tot en met juni 2002, althans over het jaar 2002, niet binnen de daarvoor gestelde termijn heeft gedaan aan de Inspecteur der belastingen / de Belastingdienst, terwijl dat feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven; art 69 lid 1 Algemene wet inzake rijksbelastingen art 68 lid 2 ahf/ond a Algemene wet inzake rijksbelastingen art 51 lid 2 ahf/ond 2° Wetboek van Strafrecht 3. hij in of omstreeks de periode van 1 april 1999 tot en met 1 april 2003, althans in het/de ja(a)r(en) 1999 en/of 2000 en/of 2001 en/of 2002 en/of 2003, in de gemeente Winterswijk en/of elders in Nederland, opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten de aangifte voor de Inkomstenbelasting over het/de ja(a)r(en) 1998 en/of 1999 en/of 2000 en/of 2001 en/of 2002, niet en/of niet binnen de daarvoor gestelde termijn heeft gedaan aan de Inspecteur der belastingen / de Belastingdienst, terwijl dat feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven; art 69 lid 1 Algemene wet inzake rijksbelastingen art 68 lid 2 ahf/ond a Algemene wet inzake rijksbelastingen. Taal- en/of schrijffouten Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. Geldigheid van de dagvaarding Ten aanzien van het preliminair gevoerde verweer van verdachte overweegt de rechtbank dat het onder 1 tenlastegelegde een duidelijke en begrijpelijke omschrijving bevat, waardoor de dagvaarding niet (partieel) nietig moet worden verklaard. Vrijspraak Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan aangezien onvoldoende is gebleken dat verdachte opdracht heeft gegeven tot het plegen van deze feiten danwel feitelijk leiding heeft gegeven aan de [Naam bedrijf]. De verdachte behoort hiervan te worden vrijgesproken. Bewezenverklaring Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat: hij in de periode van 1 april 1999 tot en met 1 april 2003 in de gemeente Winterswijk opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten de aangifte voor de Inkomstenbelasting over de jaren 1998 en 1999 en 2000 en 2001 en 2002, niet of niet binnen de daarvoor gestelde termijn heeft gedaan aan de Inspecteur der belastingen, terwijl die feiten ertoe strekken dat te weinig belasting wordt geheven. Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde Wat meer of anders is ten las-te gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezene levert op het misdrijf: opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte niet of niet binnen de daarvoor gestelde termijn doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd. Strafbaarheid van de verdachte Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Oplegging van straf en/of maatregel De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I). Gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf met daarnaast een taakstraf als na te melden - met welke strafmodaliteit verdachte heeft ingestemd - op zijn plaats. Bedoelde taakstraf zal moeten worden verricht op een projectplaats als opgenomen in de door de Stichting Reclassering Nederland gehanteerde lijst van projectplaatsen. De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat door verdachtes frauduleus handelen en nalaten aanzienlijk nadeel is ontstaan voor de Staat, te weten € 55.097,--. Ook heeft de rechtbank, net als de officier van justitie in zijn eis, rekening gehouden met het tijdsver-loop tussen het afnemen van de verhoren en de huidige afdoening van de ten laste gelegde feiten. De rechtbank acht een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen, mede gezien het feit dat verdachte wederom als zelfstandige in dezelfde branche werkzaam is. Toepasselijke wettelijke voorschriften Deze beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 68 en 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. BESLISSING De rechtbank beslist als volgt. Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar. Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden. Bepaalt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten: een werkstraf gedurende 200 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 100 dagen. Aldus gewezen door mrs. Van Hoorn, voorzitter, Van Lookeren Campagne en Draisma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Veenstra, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 januari 2006. Mr. Draisma is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.