Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AV0841

Datum uitspraak2006-02-01
Datum gepubliceerd2006-02-02
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Utrecht
ZaaknummersSBR 05/3834 VV
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter


Indicatie

Bouwvergunning voor uitbreiding / verbouwing van het pand de Kleine Haag 3 te Amersfoort. Met melding milieubeheer kunnen volstaan. 24-uurs opvang voor dak- en thuisloze harddrugsverslaafden is een sociaal-medische voorziening. Geen zodanig verkeersaantrekkende werking dat verslechtering van de luchtkwaliteit is te verwachten.


Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT Sector bestuursrecht Reg. nr.: SBR 05/3834 VV Uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Utrecht op het verzoek om een voorlopige voorziening, in het geding tussen: [verzoeker]., allen wonende of gevestigd te Amersfoort, verzoekers, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort, verweerder. 1. INLEIDING 1.1 Het verzoek heeft betrekking op het besluit van verweerder van 11 november 2005, waarbij aan het Centrum Maliebaan bouwvergunning is verleend onder vrijstelling van het Bouwbesluit voor het uitbreiden en verbouwen van het pand aan de Kleine Haag 3 te Amersfoort voor verslavingszorg. 1.2 Het verzoek is op 20 januari 2006 ter zitting behandeld, waar van de zijde van verzoekers zijn verschenen [verzoeker] [verzoeker], allen bijgestaan door mr. A. ten Veen, advocaat te Amsterdam. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. T.P. Grünbauer, werkzaam bij de gemeente Amersfoort. Namens vergunninghouder is ter zitting verschenen [belanghebbende], clustermanager bij het Centrum Maliebaan, vergezeld van B. van ’t Land, adviseur van het bouwproject. 2. OVERWEGINGEN 2.1 Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. In de omstandigheid dat naar het oordeel van verweerder niet alle verzoekers tot de kring van belanghebbenden kunnen worden gerekend is geen grond gelegen het verzoek niet te behandelen, nu naar ook niet in geschil is in elk geval voor een aantal onder hen vaststaat dat zij in hun belangen rechtstreeks worden getroffen. 2.2 Voor zover deze toetsing meebrengt dat een oordeel wordt gegeven over het geschil in de bodemprocedure, heeft dit oordeel een voorlopig karakter en bindt dit de rechtbank niet bij haar beslissing in die procedure. 2.3 Ingevolge artikel 44, eerste lid, van de Woningwet, mag slechts en moet de reguliere bouwvergunning worden geweigerd, indien, voor zover hier van belang: a. het bouwen waarop de aanvraag betrekking heeft, niet voldoet aan de voorschriften die zijn gegeven bij het Bouwbesluit; b. het bouwen niet voldoet aan de bouwverordening; c. het bouwen in strijd is met een bestemmingsplan of met de eisen die krachtens zodanig plan zijn gesteld; d. het uiterlijk of de plaatsing van het bouwwerk in strijd is met redelijke eisen van welstand. 2.4 Het bouwplan behelst de verbouwing en ingebruikneming van het uit twee volwaardige bouwlagen met zolderetage bestaande pand aan de Kleine Haag 3 (in het centrum van Amersfoort) voor verslavingszorg gedurende 7 dagen per week en 24 uur per dag (zogeheten 24 uuropvang). Van het plan maakt tevens deel uit een uitbouw aan de achtergevel van dat pand, met een oppervlakte van 35,6 m², en de bouw van een fietsenstalling en berging met een totale oppervlakte van 11,25 m² op het terrein achter het pand. Het gebouw is voorheen in gebruik geweest voor het kruiswerk en als consultatiebureau. 2.5 De stelling van verzoekers dat hier sprake is van een onvolledige aanvraag om bouwvergunning die, gelet op de voorliggende stukken, had moeten leiden tot weigering van de bouwvergunning, kan niet slagen. Nog daargelaten dat slechts van deze in artikel 47 van de Woningwet geregelde bevoegdheid gebruik kan worden gemaakt nadat de aanvrager in elk geval de gelegenheid is gegeven de aanvraag aan te vullen, is op geen enkele wijze onderbouwd welke voor een adequate beoordeling van de aanvraag benodigde gegevens zouden ontbreken. 2.6 Evenmin slaagt het betoog dat verweerder ten onrechte is voorbijgegaan aan het bepaalde in artikel 52 van de Woningwet. Ingevolge artikel 52, eerste lid, van de Woningwet, voor zover hier van belang, houden burgemeester en wethouders, in afwijking van artikel 46, eerste lid, de beslissing omtrent een aanvraag om bouwvergunning aan, indien er geen grond is om de vergunning te weigeren en het bouwen tevens is aan te merken als het oprichten of veranderen van een inrichting waarvoor een vergunning krachtens artikel 8.1 van de Wet milieubeheer is vereist. Ingevolge artikel 8.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer is het verboden zonder daartoe verleende vergunning een inrichting op te richten, te veranderen of in werking te hebben. Ingevolge artikel 8.1, tweede lid, van die wet geldt het verbod niet met betrekking tot inrichtingen behorende bij een categorie die bij een algemene maatregel van bestuur krachtens artikel 8.40, eerste lid, is aangewezen, behoudens in gevallen waarin, krachtens de tweede volzin van dat lid, de bij die maatregel gestelde regels niet gelden voor een zodanige inrichting. Ingevolge artikel 8.40, eerste lid, van de Wet milieubeheer kunnen bij algemene maatregel van bestuur met betrekking tot de daarbij aangewezen categorieën van inrichtingen regels worden gesteld, die nodig zijn ter bescherming van het milieu. Bij de maatregel kan worden bepaald dat daarbij gestelde regels slechts gelden in daarbij aangegeven categorieën van gevallen. Ingevolge artikel 1.1, derde lid, van de Wet milieubeheer worden bij algemene maatregel van bestuur categorieën van inrichtingen aangewezen, die nadelige gevolgen voor het milieu kunnen veroorzaken. Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, voor zover hier van belang, worden als categorieën van inrichtingen als bedoeld in artikel 1.1, derde lid, van de wet aangewezen de categorieën van inrichtingen, die in bijlage I zijn genoemd. In bijlage I van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer zijn in artikel 23.1, onder b, als categorie aangewezen: inrichtingen voor het bieden van medische behandeling, verpleging of huisvesting tezamen met verzorging. Ingevolge artikel 2, eerste lid, van het Besluit woon- en verblijfsgebouwen milieubeheer, voor zover hier van belang, is dit besluit van toepassing op een inrichting waar een of meer voorzieningen of installaties aanwezig zijn, waardoor de inrichting kan worden aangemerkt als uitsluitend of in hoofdzaak een gebouw voor: a. 2e het bieden van dag- of nachtverblijf of het bieden van sociaal maatschappelijke opvang, hulp- of dienstverlening; e. het verrichten van medische of paramedische controle, onderzoek, behandeling, het bieden van verpleging, verzorging of therapie of het afnemen van bloed of plasma. Ingevolge het tweede lid van dit artikel is dit besluit eveneens van toepassing op inrichtingen waarin uitsluitend of in hoofdzaak sprake is van een samenstel van bedrijvigheden als bedoeld, in het eerste lid, onder a tot en met h. Ingevolge artikel 3, aanhef en sub d onder 2e, van dit Besluit, is het niet van toepassing op een inrichting als bedoeld in artikel 2 indien afvalstoffen worden op- of overgeslagen die van buiten de inrichting afkomstig zijn voorzover de inrichting beschikt over een capaciteit voor de opslag van gevaarlijke afvalstoffen. Verzoekers hebben zich op het standpunt gesteld dat de door het Centrum Maliebaan op het zogeheten meldingsformulier vermelde omvang van “gevaarlijk afval”, bestaande in 52 kg per jaar aan vuile spuiten (of injectienaalden), betekent dat de inrichting niet valt onder het Besluit woon- en verblijfsgebouwen milieubeheer, en de activiteiten binnen de inrichting dus vergunningplichtig zijn. Niet valt in te zien dat op grond hiervan Centrum Maliebaan niet heeft kunnen volstaan met genoemde melding. Zoals hiervoor is opgemerkt, is opslag van gevaarlijke afvalstoffen immers slechts een reden om het Besluit woon- en verblijfsgebouwen milieubeheer niet van toepassing te achten als sprake is van afvalstoffen van buiten de inrichting, terwijl hier sprake is van injectienaalden die ongebruikt en schoon aan het Centrum Maliebaan worden geleverd. Er is naar het oordeel van de voorzieningenrechter dus geen aanhoudingsplicht ontstaan wegens het ontbreken van het vereiste van een milieuvergunning voor de inrichting. 2.7 Op het in geding zijnde perceel rust ingevolge het stadsvernieuwingsplan CSG en de daarbij behorende plankaart de bestemming “Centrumfuncties”, met nadere differentiatie “Maatschappelijke doeleinden”. Ingevolge het eerste en tweede lid van artikel 4 van dit bestemmingsplan zijn op de als zodanig aangewezen gronden uitsluitend bouwwerken en werken ten dienste van dat doel toelaatbaar. In het derde lid van dit artikel is een beschrijving in hoofdlijnen gegeven. Voor de functionele structuur binnen het gebied geldt ingevolge die bepaling de aanwijzing dat overeenkomstig de op de kaart aangegeven bestemmingsdifferentiatie binnen de desbetreffende bouwvlakken alleen de volgende functie is toegelaten: maatschappelijke (sociaalmedische en religieuze) doeleinden. 2.8 Verzoekers hebben naar voren gebracht dat het bouwplan strijdig is met de (nader gedifferentieerde) bestemming. Zij steunen dat op het ontbreken van een precisering van het begrip “maatschappelijke doeleinden” in het plan, de ten tijde van de totstandkoming van dit bestemmingsplan in het normale spraakgebruik gangbare invulling van dat begrip, en het feitelijke gebruik van het pand door de jaren heen. Mede gelet op het ten opzichte van die eerdere functies sterk afwijkende ruimtelijke effect is volgens verzoekster de beoogde 24-uursopvang voor dak- en thuisloze harddrugsverslaafden niet als een sociaal-medische voorziening aan te merken. 2.9 Ook deze grief moet worden verworpen. Er kan naar voorlopig oordeel immers geen twijfel bestaan aan het sociaal medische karakter van de voorgenomen opvang van dak- en thuisloze harddrugsverslaafden. Dat geldt eens te meer nu ter zitting is gebleken dat de harddrugsverslaafden ter plaatse medische begeleiding zullen krijgen en dat ze de gelegenheid wordt gegeven tot douchen, verschonen van kleding, eten en drinken, gebruik van een computer enzovoorts. De omstandigheid dat het pand voorheen in gebruik is geweest voor minder controversiële sociaal medische functies maakt niet dat onderhavige opvang niet zou passen binnen de geldende bestemming. Voor zover ten tijde van de totstandkoming van het onderhavige bestemmingsplan - mogelijk - niet gedacht zal zijn aan onderhavige invulling van de bestemming, doet dat aan het voorgaande niet af, mede in verband met de duidelijke strekking van het bestemmingsplan. Voor zover verzoekers in de veronderstelling verkeren dat ter plaatse sprake is van nachtverblijf in een kamer met bed is daarvan niet gebleken. Ter zitting is immers toegelicht dat het hier gaat om een uitklapbare behandeltafel ten behoeve van medische behandeling. 2.10 Ten slotte faalt ook het betoog dat verweerder in dit geval niet heeft kunnen afzien van een onderzoek naar de gevolgen van de 24-uursopvang voor de luchtkwaliteit. Gelet op de aard van deze opvang en de beoogde doelgroep acht de voorzieningenrechter niet aannemelijk dat de opvang een zodanig verkeersaantrekkende werking zal hebben dat een verslechtering van de luchtkwaliteit ter plaatse is te verwachten. Zoals ter zitting is toegelicht, hebben de cliënten van Centrum Maliebaan geen auto ter beschikking. 2.11 De voorzieningenrechter ziet gelet op hetgeen hiervoor is overwogen geen aanleiding om verweerder in de proceskosten te veroordelen. 3. BESLISSING De voorzieningenrechter: wijst het verzoek af. Aldus vastgesteld door mr. H.J.H. van Meegen, en in het openbaar uitgesproken op 1 februari 2006. De griffier: De voorzieningenrechter: J.D. Koteris mr. H.J.H. van Meegen Afschrift verzonden aan partijen op: