Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AV1465

Datum uitspraak2006-02-10
Datum gepubliceerd2006-02-10
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/552439-05
Statusgepubliceerd


Indicatie

Rechtbank volgt eis in zaak waarbij twee Apeldoornse politieambtenaren tijdens het uitoefenen van hun werk slachtoffer worden van een ernstig verkeersongeval bij de snelweg.


Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN Meervoudige kamer voor strafzaken Parketnummer: 06/552439-05 Uitspraak d.d.: 10 februari 2006 tegenspraak / dip VERKORT VONNIS in de zaak tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], wonende te [postcode, woonplaats], [adres]. Onderzoek van de zaak Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 27 januari 2006. De tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd dat: hij op of omstreeks 07 oktober 2005 in de gemeente Apeldoorn, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden over de weg, De (noord-westelijke) verbindingsweg tussen de Rijksweg A50 met de Rijksweg A1 (onderdeel van klaverblad Beekbergen), althans op de Rijskweg A50 en/of de Rijksweg A1, terwijl de omstandigheden als volgt waren; - voornoemde (verbindings)weg bestond uit een rijstrook van ongeveer 3,70 meter breed met, gelet op de rijrichting van verdachte, aan de rechterzijde daarvan een vluchtstrook met een breedte van ongeveer 3,10 meter en/of - voornoemde rijstrook en vluchtstrook waren door middel van een doorgetrokken streep van elkaar gescheiden en/of - in de (directe) nabijheid van deze doorgetrokken streep waren (ten behoeve van wegwerkzaamheden) rood-wit gestreepte bebakeningborden geplaatst en/of - (ten behoeve van wegwerkzaamheden) gold ter plaatse een snelheidsbeperking en/of gold voor verdachte een maximum snelheid van 70 kilometer per uur en/of - gelet op de rijrichting van verdachte maakte de weg een (flauwe) bocht naar rechts en/of - ter plaatse had kort voor het ongeval een ander ongeval plaatsgevonden, waardoor zich op de vluchtstrook en/of de berm meerdere, althans één, voertuig en/of een aantal personen bevonden en/of - ongeveer 35 meter voor de plaats van het eerdere ongeval stond (ter waarschuwing) op de vluchtstrook en/of de berm een (herkenbaar) politievoertuig met de (oranje) alarmlichten aan en/of - verdachte was ter plaatse (goed) bekend en/of - hij -verdachte- had (kort) voor het ongeval een (grote) hoeveelheid alcoholhoudende drank gedronken. Hij, verdachte, heeft zich toen daar, gelet op voornoemde omstandigheden, zodanig gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, immers heeft hij roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend; - gereden met een snelheid van ongeveer 110 kilometer per uur, althans met een (veel) hogere snelheid dan de voor hem geldende maximum snelheid van 70 kilometer per uur, althans met een (veel) te hoge snelheid voor een veilig verkeer ter plaatse en/of - niet de rijbaan gevolgd en/of - niet de handelingen verricht die van hem, verdachte, werden vereist en/of niet het door hem bestuurde motorvoertuig onder controle gehouden, immers heeft hij -verdachte- bij het opmerken van de (oranje) (alarm)lichten (hard) geremd en/of is hij -verdachte- met het door hem bestuurde voertuig geheel of gedeeltelijk in de, gelet op de rijrichting van verdachte, linker berm terechtgekomen, waarna of waarbij het door verdachte bestuurde voertuig is geslipt, althans is hij -verdachte- de macht over het stuur verloren, waarbij of waarna hij -verdachte- met het door hem bestuurde voertuig tegen een aantal, althans één, zich op de vluchtstrook bevindende voetganger(s) (verbalisant(en) in de uitoefening van hun/zijn functie) en/of één zich op de vluchtstrook en/of de berm bevindend voertuig is gebotst, aangereden en/of aangegleden, waardoor; - een ander (genaamd de heer [slachtoffer 1]) werd gedood, althans zwaar lichamelijk letsel (open geslagen schedel, althans hoofdletsel en/of gebarste huid van de keel en/of (open) scheenbeenbreuk(en) en/of verbrijzelde botstructuren van de onderkaak en/of bovenkaak en/of jukbogen en/of oogkassen en/of neuswortelbeentje) en/of - een ander (genaamd de heer [slachtoffer 2]) zwaar lichamelijk letsel, te weten (meerdere) gebroken wervel(s), althans zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, zulks terwijl voornoemd feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat hij, verdachte, - verkeer in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994 en/of - de krachtens de Wegenverkeerswet 1994 vastgestelde maximumsnelheid van 70 kilometer per uur in ernstige mate heeft overschreden, immers reed verdachte met een snelheid van ten minste 110 kilometer per uur, in ieder geval met een (veel) te hoge snelheid voor een veilig verkeer ter plaatse. art 6 Wegenverkeerswet 1994 ALTHANS, dat A. hij op of omstreeks 07 oktober 2005 in gemeente Apeldoorn, als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 690 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn; artikel 8 lid 2 afh/ond a Wegenverkeerswet 1994 en/of B. hij op of omstreeks 07 oktober 2005 in de gemeente Apeldoorn, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) daarmee heeft gereden over de weg, De (noord-westelijke) verbindingsweg tussen de Rijksweg A50 met de Rijksweg A1 (onderdeel van klaverblad Beekbergen), althans de Rijskweg A50 en/of de Rijksweg A1, waarbij hij -verdachte- - heeft gereden met een snelheid van ongeveer 110 kilometer per uur, althans een (veel) hogere snelheid dan de aldaar geldende maximum snelheid van 70 kilometer per uur, althans met een (veel) te hoge snelheid voor een veilig verkeer ter plaatse en/of - niet de rijbaan heeft gevolgd en/of - niet de handelingen heeft verricht die van hem, verdachte, werden vereist en/of niet het door hem bestuurde motorvoertuig onder controle gehouden, immers is hij -verdachte- met het door hem bestuurde voertuig geheel of gedeeltelijk in de, gelet op de rijrichting van verdachte, linker berm terechtgekomen, waarna of waarbij het door verdachte bestuurde voertuig is geslipt, althans is hij -verdachte- de macht over het stuur verloren, waarbij of ten gevolge waarvan hij -verdachte- met het door hem bestuurde voertuig tegen een aantal, althans één, zich op de vluchtstrook bevindende voetganger(s) (verbalisant(en) in de uitoefening van zijn/hun functie) en/of één zich op de vluchtstrook en/of berm bevindend voertuig is gebotst, aangereden en/of aangegleden, door welke gedraging(en)van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd; Artikel 5 Wegenverkeerswet 1994 art 8 lid 2 ahf/ond a Wegenverkeerswet 1994. Taal- en/of schrijffouten Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. Bewezenverklaring Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat: hij op 7 oktober 2005 in de gemeente Apeldoorn, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden over de weg, de (noord-westelijke) verbindingsweg tussen de Rijksweg A50 met de Rijksweg A1 (onderdeel van klaverblad Beekbergen), terwijl de omstandigheden als volgt waren; - voornoemde verbindingsweg bestond uit een rijstrook van ongeveer 3,70 meter breed met, gelet op de rijrichting van verdachte, aan de rechterzijde daarvan een vluchtstrook met een breedte van ongeveer 3,10 meter en - voornoemde rijstrook en vluchtstrook waren door middel van een doorgetrokken streep van elkaar gescheiden en - in de directe nabijheid van deze doorgetrokken streep waren (ten behoeve van wegwerkzaamheden) rood-wit gestreepte bebakeningborden geplaatst en - (ten behoeve van wegwerkzaamheden) gold ter plaatse een snelheidsbeperking en gold voor verdachte een maximum snelheid van 70 kilometer per uur en - gelet op de rijrichting van verdachte maakte de weg een flauwe bocht naar rechts en - ter plaatse had kort voor het ongeval een ander ongeval plaatsgevonden, waardoor zich op de vluchtstrook en/of de berm meerdere voertuigen en een aantal personen bevonden en - ongeveer 35 meter voor de plaats van het eerdere ongeval stond (ter waarschuwing) op de vluchtstrook een herkenbaar politievoertuig met de oranje alarmlichten aan en - verdachte was ter plaatse goed bekend en - hij - verdachte - had kort voor het ongeval een grote hoeveelheid alcoholhoudende drank gedronken. Hij, verdachte, heeft zich toen daar, gelet op voornoemde omstandigheden, zodanig gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, immers heeft hij zeer onvoorzichtig en onoplettend; - gereden met een veel hogere snelheid dan de voor hem geldende maximum snelheid van 70 kilometer per uur en - niet de rijbaan gevolgd en - niet de handelingen verricht die van hem, verdachte, werden vereist en niet het door hem bestuurde motorvoertuig onder controle gehouden, immers heeft is hij – verdachte - met het door hem bestuurde voertuig geheel of gedeeltelijk in de, gelet op de rijrichting van verdachte, linker berm terechtgekomen, waarna het door verdachte bestuurde voertuig is geslipt, althans is hij - verdachte - de macht over het stuur verloren, waarna hij - verdachte - met het door hem bestuurde voertuig tegen een aantal zich op de vluchtstrook bevindende voetgangers (verbalisanten in de uitoefening van hun functie) en één zich op de vluchtstrook en/of de berm bevindend voertuig is gebotst, waardoor; - een ander (genaamd de heer [slachtoffer 1]) werd gedood en - een ander (genaamd de heer [slachtoffer 2]) zwaar lichamelijk letsel, te weten meerdere gebroken wervels, werd toegebracht, zulks terwijl voornoemd feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat hij, verdachte, - verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994. Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde Wat meer of anders is ten las-te gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezene levert op het misdrijf: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood en een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en de schuldige verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994. Strafbaarheid van de verdachte Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Oplegging van straf en/of maatregel De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I). Gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank een taakstraf als na te melden op zijn plaats. Deze taakstraf zal moeten worden verricht op een projectplaats als opgenomen in de door de Stichting Reclassering Nederland gehanteerde lijst van projectplaatsen. De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte is op 7 oktober 2005 betrokken geraakt bij een ernstig verkeersongeval op het verkeersknooppunt tussen de Rijksweg A50 met de Rijksweg A1 te Apeldoorn. Verdachte is die bewuste vrijdagavond rond 23.45 uur in zijn auto gestapt om naar Amsterdam te rijden. Vanaf de A50 wilde verdachte zijn weg vervolgen naar de A1. Hij was ter plaatse goed bekend, aangezien hij vrijwel dagelijks dit stuk weg reed. Hij wist dat er wegwerkzaamheden waren en dat er in verband daarmee op dat stuk van het traject een snelheidsbeperking van toepassing was. Op dat moment waren op de vluchtstrook van de betreffende verbindingsweg twee politiemensen bezig met de afhandeling van een ongeval, dat daar enige tijd eerder had plaatsgevonden. De twee politiemensen hadden daartoe de benodigde veiligheidsmaatregelen getroffen, onder meer door ongeveer 35 meter voor de plek waar dat ongeval had plaatsgevonden en de Renault van de betrokken bestuurder was gestrand, een politieauto met alarmlichten te plaatsen. Verdachte is met een te hoge snelheid de flauwe bocht van de verbindingsweg opgereden en is daarbij met zijn auto van de weg geraakt, naar zijn zeggen op het moment dat hij vaag aan zijn rechterzijde lichten had zien flikkeren. Daarna is zijn auto in een slip geraakt en uiteindelijk tegen de in de berm staande Renault terechtgekomen, waarbij de zich nabij de Renault bevindende politieambtenaar [slachtoffer 1] dodelijk werd gewond en de politieambtenaar [slachtoffer 2] zwaar gewond raakte. Verdachte is met zijn auto gaan rijden, ondanks dat hij kort tevoren een forse hoeveelheid bier had gedronken en zelfs door een vriendin nog was gewaarschuwd dat het niet verantwoord was om nog auto te rijden. Verdachte heeft die waarschuwing in de wind geslagen, zich daarbij kennelijk niet of onvoldoende realiserend het gevaarzettend karakter van alcoholgebruik in het verkeer. Het behoeft geen betoog dat het fatale gevolg, het overlijden van de politieman [slachtoffer 1], intens verdriet bij de nabestaanden en vrienden/collega’s heeft veroorzaakt. De politieman [slachtoffer 2] heeft ernstig nekletsel opgelopen en kampt tot op de dag van vandaag met de traumatische gevolgen van die dramatische dag, waarbij twee politiefunctionarissen in de uitoefening van hun beroep het slachtoffer zijn geworden van onvoorzichtige weggedrag van een medeweggebruiker. Het aspect dat hier alcoholgebruik een aanzienlijke rol heeft gespeeld, maakt het – zoals door een zoon van de heer [slachtoffer 1] ter zitting verwoord – voor de nabestaanden onacceptabel. Het is begrijpelijk dat een strafoplegging in welke vorm dan ook, het aangerichte leed nooit ongedaan zal kunnen maken. Dit ongeval heeft niet alleen diep ingegrepen in het leven van de familie en bij vrienden/collega’s van de slachtoffers, maar heeft ook zijn traumatische weerslag gehad op degenen die getuigen van dit tragisch ongeval zijn geweest. De rechtbank heeft voorts rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte - gelet op zijn justitiële documentatie - niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen. Verder heeft de rechtbank laten meewegen het gevoel van onmacht dat bij verdachte overheerst ten aanzien van het door zijn handelwijze ontstane ongeval en de omstandigheid dat hij gebukt gaat onder het (onomkeerbare) gevolg daarvan. Verdachte is tengevolge van deze gebeurtenis ontslagen en dreigt mede hierdoor in financiële problemen te komen. Uit het reclasseringsrapport komt naar voren dat verdachte zich kennelijke realiseert dat hij iets zal moeten doen aan zijn alcoholgebruik. De rechtbank acht gelet op het vorenstaande naast een taakstraf een bijkomende straf van ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur als door de officier van justitie gevorderd passend bij de aard en de ernst van het onderhavige feit. Aan verdachtes opstelling ter terechtzitting heeft de rechtbank de indruk overgehouden, dat hij niet of onvoldoende gemotiveerd is om daadwerkelijk hulpverlening te aanvaarden bij het beteugelen van zijn drankgebruik. De rechtbank ziet daarin aanleiding een geheel onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen en in die zin legt zij dan ook een hogere straf op dan door de officier van justitie gevorderd. Toepasselijke wettelijke voorschriften Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 27 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994. BESLISSING De rechtbank beslist als volgt. Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar. Veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten: een werkstraf gedurende 240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 (honderdtwintig) dagen. Beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht. Ontzegt verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 36 (zesendertig) maanden. Bepaalt, dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs van de veroordeelde ingevolge artikel 167 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip, waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179 van die wet genoemde bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingehouden is geweest, op de duur van bovengenoemde bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht. Aldus gewezen door mrs. Buijs, voorzitter, Kuiken en Eijkelestam, rechters, in tegenwoordigheid van Van Bun, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 februari 2006.