Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AV1572

Datum uitspraak2006-02-02
Datum gepubliceerd2006-02-13
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers526/2004 NOT
Statusgepubliceerd
SectorNotariskamer


Indicatie

artikel 107 Wet op het notarisambt.


Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER Bij vervroeging Beslissing van 2 februari 2006 in de zaak onder rekestnummer 526/2004 NOT van: J. [X], wonende te [woonplaats], APPELLANT, t e g e n MR. A.J [Y], oud-notaris te [woonplaats], GEÏNTIMEERDE, gemachtigde: mr. M.J.J.R. [Z]. 1. Het geding in hoger beroep 1.1. Ter griffie van het hof alhier is op 28 april 2004 ingekomen een verzoekschrift, van de zijde van appellant, verder te noemen klager, waarbij hij hoger beroep heeft ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te ’s- Gravenhage, verder te noemen de kamer, van 24 maart 2004, waarbij de klacht van klager tegen geïntimeerde, verder te noemen de notaris, ongegrond is verklaard. 1.2. Van de zijde van de notaris is op 22 september 2004 een verweerschrift – met bijlagen - ter griffie van het hof ingekomen. 1.3. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 12 januari 2006. Klager en de gemachtigde van de oud-notaris zijn verschenen. Zij hebben het woord gevoerd. De oud-notaris is – alhoewel daartoe behoorlijk opgeroepen – niet verschenen. 2. De stukken van het geding Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie alsmede van de hiervoor genoemde stukken. 3. De ontvankelijkheid van het hoger beroep 3.1. Klager heeft de beslissing van de kamer van 24 maart 2004 ontvangen als bijlage bij een brief van de secretaris van de kamer. 3.2. Nu klager ingevolge artikel 107 van de Wet op het notarisambt binnen dertig dagen na de dag van verzending van voornoemde brief in hoger beroep kon komen en het verzoekschrift eerst na afloop van deze termijn – op 28 april 2004 - ter griffie van het hof is ontvangen, is het beroepschrift te laat ingediend. 3.3. Het vorenoverwogene leidt tot de slotsom dat klager in zijn hoger beroep niet kan worden ontvangen. 3.4. Het vorenoverwogene leidt tot de navolgende beslissing. 4. De beslissing Het hof: - verklaart de klager niet ontvankelijk in zijn hoger beroep tegen de beslissing van de kamer van 24 maart 2004. Deze beslissing is gegeven door mrs. N.A.M., Schipper, A.L.G.A. Stille, en P.J.N. van Os en in het openbaar uitgesproken op donderdag 2 februari 2006. Kamer van Toezicht over de Notarissen en Kandidaat-Notarissen 's-Gravenhage Beslissing inzake de klacht onder nummer 03-30 van: J. [X], hierna ook te noemen: klager, tegen mr A.J. [Y], tot aan zijn defungeren op 15 juni 2003 notaris te [plaats], hierna ook te noemen: de notaris. De procedure De Kamer heeft kennisgenomen van: ? de klacht, ingekomen op 21 augustus 2003, ? het antwoord namens de notaris, met bijlagen, door zijn opvolger, notaris mr M.J.J.R. [Z], ? de repliek van klager, ? de dupliek namens de notaris door mr [Z]. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 25 februari 2004. Daarbij waren aanwezig klager en ­namens de notaris­ mr [Z]. Van het verhandelde is proces-verbaal opgemaakt. De feiten Bij proces-verbaal van de gerechtsdeurwaarder M. de Braak te [plaats] van 13 november 2000 is op verzoek van M.A. [T], gewezen echtgenote van klager, ten laste van klager executoriaal beslag gelegd op het pand aan de [adres] te [plaats] wegens de verbeurte door klager van dwangsommen tot een hoofdsom van ? 10.000,-. Op 17 juni 2002 heeft het deurwaarderskantoor Korenhof en De Braak te [plaats] het kantoor van de notaris verzocht om de executie van dit pand bij openbare veiling in werking te stellen. Bij twee afzonderlijke brieven van 25 juli 2002 van de notaris zijn klager en mogelijke huurders/bewoners ingelicht over de openbare verkoop van het pand op 15 oktober 2002 ten overstaan van de notaris. Klager is op 9 augustus 2002 door genoemd deurwaarderskantoor bij deurwaardersexploot aangezegd dat de openbare verkoop van het pand aan de [adres] te [plaats] zal plaatsvinden op 15 oktober 2002 in het Venduehuis van de Vereniging van Notarissen te [plaats] ten overstaan van notaris [Y] als de daartoe aangewezen notaris. De openbare veiling is verder gepubliceerd bij advertentie in de Haagsche Courant en in het veilingboek van het VendueHuis der Notarissen te [plaats]. De klacht Klager verwijt de notaris dat deze het pand aan de [adres] te [plaats] op 15 oktober 2002 openbaar heeft verkocht, ofschoon klager de notaris, althans het notariskantoor, op 14 oktober 2002 telefonisch had laten weten dat hij het nog verschuldigde bedrag ad € 6.800,- zou betalen en daartoe met de secretaresse van de notaris had afgesproken dat zij klager de rekening zou toesturen. Klager heeft, gelet op die afspraak, gemeend dat hij op de rekening zou moeten wachten voordat hij het verschuldigde bedrag op een bank- of girorekening van de notaris zou kunnen storten. Bovendien heeft de notaris volgens klager nagelaten gebruik te maken van de mogelijkheid om de schuld van klager te voldoen met het bedrag dat klager op zijn salarisrekening had staan, op welke salarisrekening immers ook beslag was gelegd. Het verweer De notaris heeft gemotiveerd verweer gevoerd, dat hierna ­voor zover nodig­ zal worden besproken. De beoordeling van de klacht Dat de door klager gestelde mededelingen door een secretaresse van het notariskantoor zijn gedaan, wordt door de notaris, als uitvoerder voor de deurwaarder, betwist en is bovendien niet door klager aannemelijk gemaakt. Volgens de notaris zal een medewerk(st)er klager voor een betalingsregeling eerder hebben verwezen, zoals gebruikelijk, naar de deurwaarder, als de opdrachtgever van de notaris. Klager heeft herhaaldelijk brieven ontvangen waarin hem door de notaris is medegedeeld dat, waar en wanneer de veiling zou plaatsvinden. Eén maand voordat de veiling zou plaatsvinden is de openbare verkoop in de Haagsche Courant gepubliceerd. Bovendien heeft klager bij de mondelinge behandeling erkend dat hij in september en oktober 2002 bezoek ontvangen heeft van potentiële kopers die de woning van klager wilden bezichtigen. Klager heeft desondanks geen tijdige maatregelen genomen, is niet met de deurwaarder in contact getreden, noch met de notaris, behalve ?zoals door hem gesteld? telefonisch op de dag vóór de openbare verkoop. Dat de openbare verkoop vervolgens heeft plaatsgevonden, kan naar het oordeel van de Kamer, gelet op het voorgaande, niet aan de notaris worden verweten, maar is geheel voor rekening en risico van klager geweest. De Kamer acht de klacht daarom ongegrond. De beslissing De Kamer voornoemd: verklaart de klacht ongegrond. Deze beslissing is gegeven door mrs H.F.M. Hofhuis, voorzitter, R. van der Galiën, J. Hulsebosch, R.R.J.F.H. Muller en M.G.L. den Os-Brand, en in tegenwoordigheid van de secretaris, mr A. Saab, in het openbaar uitgesproken op 24 maart 2004. Afschrift van deze beslissing wordt bij aangetekende brief aan de notaris en aan de klager gezonden. Binnen dertig dagen na de dagtekening van de begeleidende brief kunnen de notaris en de klager van deze beslissing in hoger beroep komen bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.