Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AV1602

Datum uitspraak2006-02-03
Datum gepubliceerd2006-02-14
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers05/2241
Statusgepubliceerd


Indicatie

Afwijzing inschrijving geldtransactiekantoor wegens administratieve tekortkomingen.


Uitspraak

RECHTBANK TE ROTTERDAM Meervoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken Reg.nr.: BC 05/2241 PEE Uitspraak in het geding tussen Kooner Moneytransfer V.o.f., gevestigd te Amsterdam, eiseres, gemachtigde drs. E. Obispo, en De Nederlandsche Bank N.V., verweerster, gemachtigde mr. A.J. Haasjes. 1. Ontstaan en loop van de procedure Bij besluit van 30 december 2004 heeft verweerster de aanvraag van eiseres om inschrijving in het register van de Wet inzake de geldtransactiekantoren (hierna: de Wgt) voor het verrichten van transacties als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder c, onderdeel 3, van de Wgt afgewezen. Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 17 januari 2005 bezwaar gemaakt. Bij besluit van 21 april 2005 heeft verweerster het bezwaar ongegrond verklaard. Tegen dit besluit (hierna: het bestreden besluit) heeft eiseres bij brief van 29 mei 2005 beroep ingesteld. Verweerster heeft bij brief van 17 november 2005 een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 december 2005. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde en A. Singh, vennoot van eiseres. Verweerster heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. 2. Overwegingen 2.1 Feiten welke als vaststaand worden aangenomen Op 28 mei 2004 heeft verweerster een aanvraagformulier van 28 april 2004 ten behoeve van de inschrij-ving van eiseres (een vennootschap onder firma) als geldtransactiekantoor ontvangen, vergezeld van een aantal bijlagen, waaronder een beleidsplan, een procedurehandboek en een beschrijving van de administratieve organisatie. Bij brief van 29 juni 2004 heeft verweerster eiseres er onder meer op gewezen dat in het beleidsplan niet is beschreven dat het kantoor een integere omgang met incidenten voorstaat, dat de beleids-uitgangspunten nader moeten worden uitgewerkt in procedures, regels en normen die binnen alle relevante geledingen van het kantoor bekendgemaakt worden en worden nageleefd en dat per beleidsuitgangs-punt een verwijzing naar de nadere uitwerking moet zijn opgenomen. Voorts is in de brief van 29 juni 2004 meegedeeld dat het overgelegde procedurehandboek en de beschrijving van de administratieve organisatie te summier zijn. Eiseres dient aan te geven welke procedures en instructies er zijn, hoe deze luiden, welke functionarissen hierin een taak hebben en welke vastleggingen er gemaakt worden. Eiseres dient verder onder meer aan te geven welke functies er zijn en een beschrijving van de taken per functie te geven. In de brief van 29 juni 2004 is voorts meegedeeld dat eiseres de bij die brief aan haar verstrekte checklist volledig dient in te vullen en met het aangepaste beleidsplan, het nieuwe procedurehandboek en de nieuwe beschrijving van de administratieve organisatie aan verweerster dient toe te zenden. In de checklist dienen verwijzingen te staan naar de plaatsen waar de bewuste artikelen nader zijn uitgewerkt. Eiseres is in de brief van 29 juni 2004 meegedeeld dat de gevraagde informatie binnen drie weken na dagtekening van die brief door verweerster moet zijn ontvangen, en dat het uitblijven van een tijdige en juiste reactie kan resulteren in een afwijzing van het verzoek om inschrijving in het register van de Wgt. Bij brief van 21 september 2004, door verweerster op 27 september 2004 ontvangen heeft eiseres nadere stukken ingediend. Bij brief van 26 november 2004 heeft verweerster eiseres gewezen op dezelfde gebreken als vermeld in de brief van 29 juni 2004. In de brief van 26 november 2004 heeft verweerster eiseres opnieuw een termijn van drie weken gesteld waarbinnen de gevraagde informatie door verweerster diende te zijn ontvangen. Tevens is eiseres er met nadruk op gewezen dat het uitblijven van een tijdige en juiste reactie kan resulteren in een afwijzing van het verzoek om inschrijving in het register van de Wgt. Het bestreden besluit is gebaseerd op de overweging dat, nu de door eiseres overgelegde stukken met betrekking tot de voorziene bedrijfsvoering niet voldoen aan de eisen van de Regeling bedrijfsvoering en administratieve organisatie Wet inzake de geldtransactiekantoren (Stcrt. 2002, 136)(hierna: de Regeling), de bedrijfsvoering of de administratieve organisatie van eiseres onvoldoende is om een integere bedrijfsvoering te bevorderen en te handhaven. 2.2 Wet- en regelgeving In artikel 2, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wgt is, voor zover hier van belang, bepaald dat Onze Minister zorgdraagt voor de inschrijving in het register van ieder geldtransactiekantoor dat daarom verzoekt, tenzij Onze Minister op grond van de bedrijfsvoering of de administratieve organisatie van oordeel is dat de bedrijfsvoering of de administratieve organisatie onvoldoende is om een integere bedrijfsvoering te bevorderen en te handhaven of om aan de op het geldtransactiekantoor rustende overige wettelijke verplichtingen te voldoen. Ingevolge artikel 2, derde lid, aanhef en onder f, van de Wgt bevat het verzoek om inschrijving de voorziene bedrijfsvoering, waaronder begrepen de maatregelen gericht op het bevorderen en handhaven van een integere bedrijfsvoering, en de voorziene administratieve organisatie van het geldtransactiekantoor. In artikel 2 van het Overdrachtsbesluit Wet inzake de geldtransactiekantoren is bepaald dat met inachtneming van het bepaalde in artikel 18, eerste lid, van de Wgt de taken en bevoegdheden die Onze Minister op grond van de Wgt heeft, overgedragen worden aan verweerster. Artikel 5 van de Regeling luidt als volgt. “Het geldtransactiekantoor beschikt op alle lagen van de organisatie over procedures en maatregelen met betrekking tot de interne controle, die ten minste dienen te voorzien in de naleving van: a. bij of krachtens de wet, de Wet melding ongebruikelijke transacties, de Wet identificatie bij dienstverlening, de Sanctiewetgeving en de Wet Bescherming Persoonsgegevens gestelde regels; b. het beleidsplan; c. taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van zowel medewerkers en afdelingen, waarbij deze zodanig zijn verdeeld dat het risico van fouten en het oneigenlijk gebruik van activa of gegevens wordt beperkt.”. Artikel 6, eerste lid, van de Regeling luidt als volgt. “Het geldtransactiekantoor beschikt over organisatorische en administratieve procedures waarin de uitwerking en implementatie van het beleid inzake de integere omgang met incidenten is opgenomen.”. In artikel 13, aanhef en onder a, van de Regeling is bepaald dat het geldtransactiekantoor beschikt over procedures en maatregelen met betrekking tot de interne controle op basis waarvan met een redelijke zekerheid kan worden gesteld dat de activiteiten worden uitgevoerd in overeenstemming met de vastgestelde beleidsuitgangspunten en opgestelde procedures. 2.3 Standpunten van partijen Eiseres heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verweerster ten onrechte heeft geconcludeerd dat zij niet aan de eisen van de Regeling voldoet. Volgens eiseres heeft zij voldoende middelen geïnvesteerd in het geldtransactiekantoor om aan de eisen te voldoen. Subsidiair heeft eiseres gesteld dat zij onvoldoende in de gelegenheid is gesteld om aanvullende stukken in te dienen. De door verweerster gestelde termijn van drie weken was voor eiseres niet haalbaar, omdat gemachtigde van eiseres een drukke periode kende en de opdrachten aan een bepaalde tijd zijn gebonden. Het telefonische verzoek van eiseres om uitstel van de termijn met drie dagen heeft verweerster, naar de mening van eiseres, niet mogen weigeren. Namens eiseres is ter zitting het standpunt ingenomen dat sprake is van discriminatie, omdat eiseres aan alle eisen voor inschrijving heeft voldaan. Volgens eiseres is de inschrijving geweigerd, omdat de heer Singh, een van de vennoten, Indiër is. Met betrekking tot de ontvankelijkheid van het beroep heeft verweerster gesteld dat met het beroepschrift mogelijk is bedoeld dat behalve eiseres ook de vennoten de heer Singh en de heer Kooner voor zichzelf beroep hebben ingesteld. De beroepen van de vennoten zouden niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. Verweerster heeft zich op het standpunt gesteld dat de voorziene bedrijfsvoering en administratieve organisatie van eiseres nog veel gebreken en omissies vertoonden. Om te voldoen aan de eisen van de Wgt en de Regeling was grondige aanpassing van de ingediende stukken vereist. Met betrekking tot het subsidiaire standpunt van eiseres, heeft verweerster gesteld dat eiseres ruim voldoende tijd is vergund om de juiste en volledige gegevens te verschaffen. Tot verder onderzoek was verweerster niet alleen niet gehouden, maar dit was voor verweerster ook niet mogelijk, aangezien eiseres zelf haar bedrijfsvoering en administratieve organisatie adequaat vorm diende te geven. Verweerster heeft de beschuldiging van discriminatie weersproken en aangegeven dat de afkomst van de heer Singh geen rol bij de weigering van de inschrijving heeft gespeeld. 2.4 Beoordeling Met betrekking tot de vraag wie geacht moet worden in beroep te zijn gekomen overweegt de rechtbank dat in het beroepschrift is vermeld dat gemachtigde van eiseres, daartoe gemachtigd door de heer Singh, vennoot van eiseres, beroep aantekent tegen het bestreden besluit. Naar het oordeel van de rechtbank volgt hieruit dat is bedoeld namens eiseres beroep in te stellen. In het beroepschrift ziet de rechtbank geen aanleiding aan te nemen dat tevens zou zijn beoogd beroep in te stellen namens beide of één van de vennoten. Nu slechts sprake is van beroep ingesteld namens eiseres, behoeft de stelling van verweerster dat de beroepen van de vennoten niet-ontvankelijk zouden moeten worden verklaard geen bespreking. De rechtbank dient te beoordelen of verweerster terecht heeft geweigerd eiseres op grond van artikel 2, eerste lid, van de Wgt in het register in te schrijven als geldtransactiekantoor. In dat kader zal de vraag moeten worden beantwoord of verweerster in redelijkheid tot het oordeel is gekomen dat de administratieve organisatie of bedrijfsvoering van eiseres onvoldoende is om een integere bedrijfsvoering te bevorderen en te handhaven of om aan de op het geldtransactiekantoor rustende overige wettelijke verplichtingen te voldoen. Blijkens de Memorie van Toelichting behorende bij de Wgt is het hoofddoel van de wet het bescher-men van de integriteit van het financiële stelsel, het tegengaan van het witwassen van misdaadgelden en het tegengaan van het financieren van terroristische misdrijven. Daarnaast dient de Wgt ook het belang van consumentenbescherming. Het waarborgen van voornoemde belangen is slechts goed mogelijk bij een adequaat functioneren van de administratieve organisatie. De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van het oordeel van verweerster dat het beleidsplan, het procedurehandboek en de beschrijving van de administratieve organisatie, zoals deze stukken laatstelijk op 27 september 2004 door verweerster zijn ontvangen, op de door verweerster genoemde punten te summier, dan wel anderszins onvoldoende zijn uitgewerkt. De eisen waar deze geschriften aan moeten voldoen, volgen uit de bepalingen van artikelen 5, artikel 6 en artikel 13 van de Regeling. Eiseres heeft niet aangegeven uit welke stukken blijkt dat zij aan de eisen zou hebben voldaan, terwijl de rechtbank zulks evenmin op andere wijze is gebleken, zodat het primaire standpunt van eiseres moet worden verworpen. Ten aanzien van het subsidiaire standpunt van eiseres overweegt de rechtbank dat eiseres er bij de hiervoor aangehaalde brieven van 29 juni 2004 en 26 november 2004 op is gewezen dat de door haar overgelegde stukken niet voldeden aan de daaraan bij of krachtens de Wgt gestelde eisen. Daarbij heeft verweerster expliciet vermeld welke informatie alsnog moest worden ingediend en dat het uitblijven van een tijdige en juiste reactie kan resulteren in een afwijzing van het verzoek om inschrijving. De rechtbank stelt vast dat eiseres gedurende meer dan vijfeneenhalve maand, namelijk van 30 juni 2004, zijnde de dag na verzending van de brief van 29 juni 2004, tot 17 december 2004, zijnde het einde van de bij de brief van 26 november gestelde termijn, in de gelegenheid is geweest de hiervoor bedoelde informatie alsnog in te dienen. Derhalve moet de stelling van eiseres dat de termijn van drie weken niet haalbaar was, worden verworpen. Gelet op de periode van vijfeneenhalve maand waarin eiseres in de gelegenheid is geweest de gevraagde informatie in te dienen, is het niet aannemelijk dat inwilliging van het verzoek om verlenging van de termijn met drie dagen, tot een ander inhoudelijk besluit zou hebben geleid, nog daargelaten dat niet is gebleken dat dit - volgens eiseres telefonisch gedane - verzoek feitelijk is gedaan. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat gesteld noch gebleken is dat eiseres gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid de gevraagde informatie gedurende de bezwaarprocedure alsnog in te dienen. Derhalve wordt ook het subsidiaire standpunt van eiseres verworpen. Omtrent de stelling van eiseres dat zij door weigering van de inschrijving wordt gediscrimineerd, overweegt de rechtbank dat eiseres geen concreet geval heeft genoemd waarin een aanvrager - dan wel een bij de aanvraag betrokken persoon - die van andere dan Indiase afkomst is, gunstiger zou zijn behandeld dan eiseres. De rechtbank heeft voorts geen enkele aanwijzing gevonden voor het oordeel dat verweerder aanvragers met een andere afkomst gunstiger heeft behandeld dan eiseres. De rechtbank concludeert uit het voorgaande dat verweerster in redelijkheid tot het oordeel is gekomen dat de administratieve organisatie of bedrijfsvoering van eiseres onvoldoende is om een integere bedrijfsvoering te bevorderen en te handhaven of om aan de op het geldtransactiekantoor rustende overige wettelijke verplichtingen te voldoen. Verweerder heeft derhalve de inschrijving in het register van de Wgt terecht geweigerd. Het beroep zal ongegrond worden verklaard. Voor een veroordeling in de proceskosten ziet de rechtbank geen aanleiding. 3. Beslissing De rechtbank, recht doende: verklaart het beroep ongegrond. Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Kruisdijk als voorzitter en mr. D.C.J. Peeck en mr. J.A.F. Peters als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van mr. W.B. Vos als griffier, uitgesproken in het openbaar op 3 februari 2006. De griffier: De voorzitter: Afschrift verzonden op: Een belanghebbende - onder wie in elk geval eiseres wordt begrepen - en verweerster kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, Postbus 20021, 2500 EA 's-Gravenhage. De termijn voor het indienen van het beroepschrift bedraagt zes weken en vangt aan met ingang van de dag na die waarop het afschrift van deze uitspraak is verzonden.