Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AV1960

Datum uitspraak2006-02-01
Datum gepubliceerd2006-02-17
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Roermond
Zaaknummers04/850731-05
Statusgepubliceerd


Indicatie

Gelet op de aard van het bewezenverklaarde is het een ervaringsregel dat daardoor bij het slachtoffer immateriële schade van (enige) omvang kan worden veroorzaakt. Dit kan ook het geval zijn indien het slachtoffer een politieambtenaar in de uitoefening van zijn functie betreft. Echter voor een politieambtenaar geldt dat zijn/haar werk met zich meebrengt, geconfronteerd te worden met agressieve personen. Het behoort tot zijn opleiding daarmee om te gaan. De politieambtenaar zal dan ook alleen in bijzondere gevallen voor toewijzing van immateriële schadevergoeding in aanmerking komen. Naar het oordeel doet zich in de onderhavige zaak zich die situatie niet voor. Verbalisanten zijn door verdachte hoofdzakelijk verbaal bedreigd. Verdachte had weliswaar daarbij een samoeraizwaard in een van zijn handen, doch de afstand tussen hen en verdachte heeft in ieder geval ongeveer 15 tot 20 meter bedragen. Dat het gebeuren de politieambtenaren niet onberoerd heeft gelaten, staat naar het oordeel van de rechtbank buiten kijf, doch gelet op de aard en de omstandigheden waaronder de bedreiging heeft plaatsgevonden zoals hierboven aangegeven, acht de rechtbank dit vallen binnen de aanvaardbare gevolgen van de functie van politieambtenaar en zal de rechtbank de vordering afwijzen.


Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND Parketnummer : 04/850731-05 Parketnummer : 04/816897-05 Uitspraak d.d. : 1 februari 2006 TEGENSPRAAK VONNIS van de rechtbank Roermond, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen: naam : [naam] voornamen : [voornamen] geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats] adres : [adres] plaats : [woonplaats] thans gedetineerd in P.I. Zuid Oost, HvB Roermond, Keulsebaan 530, Roermond. 1. Het onderzoek van de zaken. Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 januari 2006. 2. De tenlasteleggingen. De verdachte staat terecht in de zaak met parketnummer 04/850731-05 ter zake dat: 1. hij op of omstreeks 06 september 2005 in de gemeente Swalmen [de R], brigadier van politie en/of [van S] brigadier van politie en/of [L], hoofdagent van politie en/of [van den B], hoofdagent van politie heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met een (samoerai)zwaard zwaaiende bewegingen gemaakt in de richting van voornoemde perso(o)n(en) en/of is hij, verdachte, met een (samoerai)zwaard op dreigende wijze in de richting van voornoemde perso(o)n(en) gelopen, in elk geval heeft hij, verdachte, een (samoerai)zwaard aan voornoemde perso(o)n(en) getoond en/of (daarbij) dezen dreigend de woorden toegevoegd: "Ik schiet jullie allemaal kapot. Ik maak het werk van Chris af. Ik zweer je: ze gaat eraan. Ik vermoord iedereen die boven komt." en/of "Ik heb 14 jaar kickboksen gedaan en trap jullie helemaal in elkaar. Ik maak jullie helemaal kapot.", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking; (artikel 285 Wetboek van Strafrecht) 2. hij op of omstreeks 10 augustus 2005 in de gemeente Swalmen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen twee kratten met lege flessen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [[winkeleigenaar], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte; (artikel 310 Wetboek van Strafrecht) 3. hij op of omstreeks 22 augustus 2005 in de gemeente Swalmen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening vanaf het achterterrein van een winkelbedrijf, gelegen aan de [adres winkel], heeft weggenomen vier kratten met lege flessen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [winkel] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door over een hekwerk, althans muur, te klimmen, in elk geval door middel van inklimming; (artikel 311 Wetboek van Strafrecht) 4. hij op of omstreeks 27 augustus 2005 in de gemeente Swalmen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een luchtverfrisser (merk CWS), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan café annex zalencomplex [naam], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte; (artikel 310 Wetboek van Strafrecht) 5. hij in of omstreeks de periode van 25 augustus 2005 tot en met 30 augustus 2005 in de gemeente Swalmen, althans in Nederland, een wapen van categorie I onder 7°, te weten een nabootsing van een pistool (Smith & Wesson, type SW 99), zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen (pistool), voorhanden heeft gehad; De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd; (artikel 13 Wet wapens en munitie) 6. hij op of omstreeks 16 november 2005 in de gemeente Swalmen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen drie videobanden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [winkel], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte; (artikel 310 Wetboek van Strafrecht) althans indien terzake het vorenstaande onder 6 geen veroordeling zou volgen: hij op of omstreeks 16 november 2005 in de gemeente Swalmen opzettelijk drie videobanden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [winkel], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk(e) goed(eren) verdachte uit de winkelvoorraad van voornoemde rechthebbende(n) had genomen onder gehoudenheid om, alvorens die winkel te verlaten voornoemd(e) goed(eren) te betalen, in elk geval ter betaling aan te bieden, en aldus dat/die goed(eren) anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend; (artikel 321 Wetboek van Strafrecht) in de zaak met parketnummer 04/816897-05 ter zake dat: hij op of omstreeks 14 april 2005 in de gemeente Swalmen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een (dames)fiets (merk Gazelle), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [eigenaar], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte; (artikel 310 Wetboek van Strafrecht) Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad. 3. De geldigheid van de dagvaarding. Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is. 4. De bevoegdheid van de rechtbank. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen. 5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie. Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen. 6. Schorsing der vervolging Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken. 7. Bewezenverklaring. De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 18 januari 2006 gevorderd dat de ten laste gelegde feiten, waaronder het primair ten laste gelegde van feit 6, zullen worden bewezen verklaard. Met betrekking tot het voorhanden hebben van een nabootsing van een pistool (in de zaak met parketnummer 04/850731-05 feit 5) heeft de raadsman naar voren gebracht dat in de tenlastelegging staat vermeld dat deze nabootsing sprekende gelijkenis vertoont met een vuurwapen, namelijk een pistool. De raadsman is van mening dat het pistool afgebeeld op de in het dossier aanwezige foto van de nabootsing (bladzijde 110 van het proces-verbaal PL2330/05-005114) en het pistool afgebeeld op de in het dossier aanwezige foto van een echt pistool (bladzijde 109 van dat proces-verbaal) wel op elkaar lijken, doch dat er geen sprake is van een sprekende gelijkenis. De rechtbank stelt uit eigen waarneming vast dat er tussen de afbeeldingen weliswaar enkele kleine afwijkingen zijn te constateren, doch dat zoals ook in beschrijvingsproces-verbaal (bladzijden 107 en 108 van genoemd proces-verbaal) wordt vastgesteld, de afgebeelde wapens qua vorm en afmeting wel een sprekende gelijkenis vertonen. De rechtbank verwerpt daarom de conclusie tot vrijspraak van verdachtes raadsman en acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het feit heeft gepleegd. Met betrekking tot de bedreiging van de politieambtenaren (in de zaak met parketnummer 04/850731-05 feit 1) heeft de raadsman aangevoerd dat ten tijde van de bedreiging de afstand tussen verdachte en de politieambtenaren ongeveer 15 tot 18 meter bedroeg en dat het daarbij om een zodanige afstand gaat dat de politieambtenaren niet bang hoefden te zijn dat verdachte zijn bedreigingen zou uitvoeren, althans dat deze afstand het dreigende karakter aan verdachtes handelen ontnam. De rechtbank overweegt daaromtrent dat bij een bedreiging de afstand tussen dreiger en bedreigde niet enkel en alleen van belang is; maatgevend is het dreigende karakter dat van de gedraging op zichzelf is uitgegaan en dat een bedreigde zich daardoor redelijkerwijs bedreigd kan voelen. In het onderhavige geval geven de verbalisanten aan dat zij zich bedreigd voelden. Op grond van hun relaas/verklaring en de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting acht de rechtbank dit feit bewezen. Ten aanzien van de diefstal van de videobanden (in de zaak met parketnummer 04/850731-05 feit 6) heeft de raadsman naar voren gebracht dat verdachte ontkent die videobanden te hebben weggenomen. Verdachte heeft de videobanden gepakt en kort daarna teruggelegd/gegooid in een schap waarin zich onder andere hondenvoer bevond. De rechtbank overweegt daaromtrent dat uit het onderzoek ter terechtzitting het navolgende naar voren is gekomen. Verdachte heeft ter terechtzitting onder meer verklaard dat hij in de winkel drie videobanden heeft gepakt. In het dossier is aanwezig de verklaring van aangifte van [winkeleigenaar] d.d. 21 november 2005. [winkeleigenaar] verklaart dat op 16 november 2005 de hem bekende [voornaam] [naam] zich in de winkel bevond en nadat hij enkele goederen had afgerekend, de winkel verliet. Verder verklaart [winkeleigenaar] dat toen [voornaam] naar buiten ging een klant de winkel binnenkwam en dat deze klant hem mededeelde dat de jongen die net naar buiten liep, drie videobanden onder zijn jack vandaan haalde. Naar aanleiding van deze informatie is [winkeleigenaar] de video-opname die van winkelende mensen worden gemaakt, gaan bekijken. Op deze opname zag [winkeleigenaar] dat [voornaam] [naam] drie videobanden pakte en in zijn winkelmandje legde. Verder zag hij op deze opname dat [voornaam] [naam] nadien een aantal artikelen op de band bij de kassa legde en dat daarbij geen videobanden zaten. Tevens is in het dossier aanwezig het proces-verbaal opgemaakt door twee politieambtenaren betreffende het bekijken van de gemaakte video-opname. Zij relateren dat er in de winkel 14 camera's zijn die in staat zijn om een persoon in de winkel te volgen zonder dat deze zich aan het zicht van de camera's kan onttrekken, derhalve een aaneensluitend volgsysteem. Zij relateren voorts dat zij zien dat de hen bekende [voornaam] [naam] drie goederen bij de videobanden in het winkelmandje legde, dat hij daarna enkel een pot zout, een brood en een pak koekjes op de band bij de kassa plaatste en afrekende en daarna de winkel verliet. Als laatste relateren zij dat er tijdens de opname geen moment was waarop [voornaam] buiten het zicht van de camera's de drie videobanden had kunnen terugleggen in de winkel. De rechtbank acht gelet op het hiervoren gerelateerde, de verklaring van verdachte dat hij de drie videobanden in de winkel heeft teruggelegd, niet geloofwaardig en acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte die drie videobanden zonder betaling heeft meegenomen. Gelet op het feit dat verdachte de drie videobanden eerst in het winkelmandje bij zijn andere boodschappen legde, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de videobanden heeft verduisterd. De rechtbank zal daarom verdachte vrijspreken van de primair ten laste gelegde diefstal. De verdachte heeft ontkend de in de zaak met parketnummer 04/816897-05 genoemde fiets te hebben gestolen en dat hij degene is die door getuigen is gezien. Verdachte heeft zijn ontkenning toegelicht door aan te geven dat behalve hij ook een der buren en de vriend van zijn moeder bij wie hij, verdachte, woonachtig is, een kaal hoofd hebben. Verder heeft verdachte, nadat de verklaring van één der getuigen over het hondje waarmee hij, verdachte, wel eens wandelde, is voorgehouden tijdens de zitting op diverse momenten aangegeven dat dat hondje wit, zwart danwel zwart/wit van kleur is. De rechtbank overweegt dat de getuigen een gedetailleerde verklaring hebben afgelegd en dat de rechtbank niet inziet waarom zij in strijd met de waarheid zouden verklaren, of zich zouden vergissen in de persoon van de verdachte. De rechtbank acht, gezien deze gedetailleerde verklaringen en de wisselende verklaring van verdachte over de kleur van het hondje, de ontkennende verklaring van verdachte niet geloofwaardig. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de verklaring van aangever en de verklaringen van bedoelde getuigen, welke verklaringen de rechtbank als bewijsmiddel zal gebruiken, dit feit wettig en overtuigend bewezen is. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in de zaak met parketnummer 04/850731-05 het onder 1, onder 2, onder 3, onder 4, onder 5 en onder 6 subsidiair en het in de zaak met parketnummer 04/816897-05 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat: in de zaak met parketnummer 04/850731-05: 1. hij op 06 september 2005 in de gemeente Swalmen [de R], brigadier van politie en [van S] brigadier van politie en [L], hoofdagent van politie en [van den B], hoofdagent van politie heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met een (samoerai)zwaard zwaaiende bewegingen gemaakt in de richting van voornoemde personen en is hij, verdachte, met een (samoerai)zwaard op dreigende wijze in de richting van voornoemde personen gelopen en heeft verdachte dezen dreigend de woorden toegevoegd: "Ik schiet jullie allemaal kapot. Ik maak het werk van Chris af. Ik zweer je: ze gaat eraan. Ik vermoord iedereen die boven komt." en "Ik heb 14 jaar kickboksen gedaan en trap jullie helemaal in elkaar. Ik maak jullie helemaal kapot."; 2. hij op 10 augustus 2005 in de gemeente Swalmen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen twee kratten met lege flessen, toebehorende aan [winkel]; 3. hij op 22 augustus 2005 in de gemeente Swalmen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening vanaf het achterterrein van een winkelbedrijf, gelegen aan de [adres winkrel], heeft weggenomen vier kratten met lege flessen, toebehorende aan [winkel], waarbij verdachte de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door over een hekwerk te klimmen; 4. hij op 27 augustus 2005 in de gemeente Swalmen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een luchtverfrisser (merk CWS), toebehorende aan café annex zalencomplex [naam]; 5. hij in de periode van 25 augustus 2005 tot en met 30 augustus 2005 in de gemeente Swalmen een wapen van categorie I onder 7°, te weten een nabootsing van een pistool (Smith & Wesson, type SW 99), zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen (pistool), voorhanden heeft gehad; 6. hij op 16 november 2005 in de gemeente Swalmen opzettelijk drie videobanden, toebehorende aan [winkel], en welke goederen verdachte uit de winkelvoorraad van voornoemde rechthebbende had genomen onder gehoudenheid om, alvorens die winkel te verlaten voornoemde goederen te betalen, en aldus die goederen anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend; in de zaak met parketnummer 04/816897-05: hij op 14 april 2005 in de gemeente Swalmen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een (dames)fiets (merk Gazelle), toebehorende aan [eigenaar]. Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. 8. Het bewijs. De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen. De hieronder vermelde bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben. 8.1. De bewijsmiddelen. Voor zover het vonnis is uitgewerkt, staan de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen vermeld in de alsdan aan het vonnis gehechte aanvulling als bedoeld in de artikelen 365a en 365b van het Wetboek van Strafvordering. 9. Kwalificatie van het bewezenverklaarde. Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op de navolgende misdrijven: in de zaak met parketnummer 04/850731-05 ten aanzien van feit 1: bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd. ten aanzien van feit 2: diefstal. ten aanzien van feit 3: diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van inklimming. ten aanzien van feit 4: diefstal. ten aanzien van feit 5: handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie. ten aanzien van feit 6: verduistering. in de zaak met parketnummer 04/816897-05: diefstal. Strafbaarstellingen: in de zaak met parketnummer 04/850731-05: Het misdrijf sub 1 bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht. De misdrijven sub 2 en 4 bij artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht. Het misdrijf sub 3 bij de artikelen 311 junco 310 van het Wetboek van Strafrecht. Het misdrijf sub 5 bij artikel 55 van de Wet wapens en munitie. Het misdrijf sub 6 bij artikel 321 van het Wetboek van Strafrecht. in de zaak met parketnummer 04/816897-05: Bij artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht. 10. De strafbaarheid van verdachte. Over verdachte is door drs. J.H.A.M. Kobussen, psycholoog, op 31 oktober 2005 gerapporteerd. Rapporteur is tot de conclusie gekomen dat er bij verdachte ten tijde van de ten laste gelegde feiten sprake van volledige toerekeningsvatbaarheid was. De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu overigens niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft. 11. De straffen en/of maatregelen. De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 18 januari 2006 met betrekking tot de op te leggen straf gevorderd dat verdachte ter zake van alle ten laste gelegde feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de tijd van 15 maanden, met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en als bijzondere voorwaarde toezicht van de reclassering. De verdachte en de raadsman hebben ten aanzien van de gevorderde straf aangevoerd dat deze veel te hoog is. 11.1 De algemene overwegingen van de rechtbank. Op grond van de aard van het bewezenverklaarde, alsmede op grond van de omstandigheden waaronder dit is gepleegd en de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte na te melden straf en maatregel behoren te worden opgelegd. 11.2 De bijzondere overwegingen van de rechtbank. De rechtbank heeft bij de strafoplegging meer in het bijzonder enerzijds rekening gehouden met: - de ernst van het bewezenverklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, alsmede met het belang van een juiste normhandhaving; - de inbreuk op de geestelijke integriteit van de politieambtenaren die door de bewezen verklaarde bedreiging is veroorzaakt en de mate waarin zij daardoor zijn beroerd; - de omstandigheid dat het een feit van algemene bekendheid is dat er bij slachtoffers van een delict als bedreigingen, langere tijd gevoelens van onbehagen en onzekerheid (kunnen) blijven bestaan, waardoor zij in hun deelname aan het maatschappelijk verkeer kunnen worden belemmerd en dat zulks ook voor politieambtenaren kan gelden; - het ergerlijk karakter van de bewezen verklaarde diefstallen en de administratieve en vaak financiële gevolgen die diefstallen hebben voor de benadeelden; - de omstandigheid dat de verdachte blijkens het uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister d.d. 29 december 2006 vóór december 2003 vele malen is veroordeeld ter zake van diefstallen en ook terzake van bedreiging; en anderzijds met: - de omstandigheid dat ook enkele relatief kleine diefstallen zijn bewezen verklaard; - persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals die zijn vermeld in het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport d.d. 13 januari 2006 en het daarin vermelde advies, en zoals die overigens zijn gebleken tijdens het onderzoek ter terechtzitting. De rechtbank zal een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd en hoger dan door de verdediging is bepleit, nu de rechtbank, gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals hierboven aangegeven de hierna te melden straf meer passend acht. De rechtbank is van oordeel dat met het oog op een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lagere straf dan de hierna vermelde vrijheidsstraf met een onvoorwaardelijk deel. Met het opleggen van een deels voorwaardelijke vrijheidsstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht, en anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten. 11.3 De vorderingen van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel. [de R], [van den B], [L] en [van S] allen politieambtenaar, p/a Andersonweg 50, 6041 JE Roermond, hebben een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van het hiervoor in de zaak met parketnummer 04/850731-05 onder 1 ten laste gelegde bedreiging geleden immateriële schade. Zij hebben elk de schade op een bedrag van EUR 300,00 gesteld, en willen die schade vergoed krijgen. De benadeelde partijen hebben hun vordering schriftelijk uitgebreid toegelicht. Ten laste van verdachte is het hiervoor in de zaak met parketnummer 04/850731-05 onder 1 ten laste gelegde feit bewezen. Het is een strafbaar feit en verdachte zal ter zake van dat feit worden veroordeeld. Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank als volgt. Gelet op de aard van het bewezenverklaarde is het een ervaringsregel dat daardoor bij het slachtoffer immateriële schade van (enige) omvang kan worden veroorzaakt. Dit kan ook het geval zijn indien het slachtoffer een politieambtenaar in de uitoefening van zijn functie betreft. Echter voor een politieambtenaar geldt dat zijn/haar werk met zich meebrengt, geconfronteerd te worden met agressieve personen. Het behoort tot zijn opleiding daarmee om te gaan. De politieambtenaar zal dan ook alleen in bijzondere gevallen voor toewijzing van immateriële schadevergoeding in aanmerking komen. Naar het oordeel doet zich in de onderhavige zaak zich die situatie niet voor. Verbalisanten zijn door verdachte hoofdzakelijk verbaal bedreigd. Verdachte had weliswaar daarbij een samoeraizwaard in een van zijn handen, doch de afstand tussen hen en verdachte heeft in ieder geval ongeveer 15 tot 20 meter bedragen. Dat het gebeuren de politieambtenaren niet onberoerd heeft gelaten, staat naar het oordeel van de rechtbank buiten kijf, doch gelet op de aard en de omstandigheden waaronder de bedreiging heeft plaatsgevonden zoals hierboven aangegeven, acht de rechtbank dit vallen binnen de aanvaardbare gevolgen van de functie van politieambtenaar en zal de rechtbank de vordering afwijzen. Aangezien de vorderingen van de benadeelde partijen zullen worden afgewezen, zal de verdachte niet worden veroordeeld in de kosten die door de benadeelde partijen zijn gemaakt. Niet gebleken is dat verdachte (extra) kosten heeft gemaakt ten aanzien van de civiele vorderingen. De rechtbank zal deze kosten vaststellen op nihil. De rechtbank zal de benadeelde partijen veroordelen in de kosten van het geding door de verdachte ten behoeve van zijn verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot op nihil. De benadeelde partij [eigenaar] [eigenaar], [adres], heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van het hiervoor in de zaak met parketnummer 04/816897-05 ten laste gelegde feit geleden materiële schade. [eigenaar] voornoemd heeft de materiële schade op een bedrag van EUR 200,00 gesteld en wil die schade vergoed krijgen. Ten laste van verdachte is het hiervoor in de zaak met parketnummer 04/816987-05 ten laste gelegde feit bewezen. Het is een strafbaar feit en verdachte zal ter zake van dat feit worden veroordeeld. Met betrekking tot de toewijsbaarheid van de hoogte van het schadebedrag overweegt de rechtbank dat de vordering is opgebouwd uit de navolgende posten "fiets ad EUR165,00" en "reiskosten ad EUR 35,00" Naar het oordeel van de rechtbank zijn de posten, die door verdachte onvoldoende zijn weersproken, voor toewijzing vatbaar, zodat de rechtbank het schadebedrag zal vaststellen op een totaalbedrag van EUR 200,00. Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade. De rechtbank zal over de vordering van de benadeelde partij, overeenkomstig het hiervoren overwogene, beslissen zoals hierna is vermeld, alsmede over de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt, thans begroot op nihil. De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van EUR 200,00 bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 4 dagen, te betalen ten behoeve van [eigenaar], [adres], zoals hierna in het dictum genoemd. 12. Toepasselijke wetsartikelen Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen: Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36f, 57, 91, 285, 310, 311, 321. Wet wapens en munitie art. 13, 55. BESLISSING De rechtbank: verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de zaak met parketnummer 04/850731-05 het onder 6 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij. verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de zaak met parketnummer 04/850731-05 het onder 1, onder 2, onder 3, onder 4, onder 5 en onder 6 subsidiair en het in de zaak met parketnummer 04/816897-05 ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan; verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij; verstaat dat het aldus bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en verklaart verdachte ter zake strafbaar; veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van twaalf maanden; beveelt dat van deze gevangenisstraf vijf maanden niet zullen worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt bepaald op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd; stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende die proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die hem zullen worden gegeven door of namens de GGZ Groep Noord- en Midden-Limburg, Justitiële Verslavingszorg Limburg, zolang deze instelling dat noodzakelijk acht, met opdracht aan die instelling aan de verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze bijzondere voorwaarde; beveelt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan verdachte opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. Beslissingen op de vorderingen van de benadeelde partijen De benadeelde partij [de R]: wijst de vordering af; veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van het geding door de verdachte ten behoeve van zijn verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot op nihil. De benadeelde partij [van den B]: wijst de vordering af; veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van het geding door de verdachte ten behoeve van zijn verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot op nihil. De benadeelde partij [L]: wijst de vordering af; veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van het geding door de verdachte ten behoeve van zijn verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot op nihil. De benadeelde partij [van S]: wijst de vordering af; veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van het geding door de verdachte ten behoeve van zijn verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot op nihil. De benadeelde partij [eigenaar]: Wijst de vordering van de benadeelde partij groot EUR 200,00 toe; veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling aan benadeelde partij [eigenaar], [adres], te betalen een bedrag van EUR 200,00; legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van EUR 200,00 subsidiair 4 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [eigenaar], wonende te [adres], met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft; bepaalt dat indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van EUR 200,00 ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen; veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil. Vonnis gewezen door mrs. E.J.M. Boogaard-Derix, L.J.A. Crompvoets en N.J.M. Ruyters, rechters, van wie mr. N.J.M. Ruyters voorzitter, in tegenwoordigheid van J.A.H. Bicker als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 1 februari 2006. Mr. E.J.M. Boogaard-Derix is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.