Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AV3044

Datum uitspraak2006-02-23
Datum gepubliceerd2006-03-01
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers1083/2005 NOT
Statusgepubliceerd
SectorNotariskamer


Indicatie

Het hof stelt voorop dat - gelet op artikel 22 Wna – de notaris in het maatschappelijk leven een zodanige vertrouwensfunctie vervult, dat de aan zijn ambt verbonden geheimhoudingsplicht in beginsel zich ook uitstrekt tot het recht om zich te verschonen van het afleggen van een verklaring voor de (tucht)rechter. Of de notaris in geval van een tegen hem aangespannen tuchtprocedure de bevoegdheid heeft zijn geheimhoudingsplicht te doorbreken kan hier buiten beschouwing blijven. De kamer heeft echter aan het verschoningsrecht van de notaris het gevolg verbonden de inhoudelijke behandeling voort te zetten achter gesloten deuren, en buiten aanwezigheid van klaagster, teneinde de notaris in de gelegenheid te stellen een verklaring af te leggen. Daarmee heeft de kamer het recht van klaagster op een eerlijke procesvoering, waaronder begrepen het recht op hoor en wederhoor, miskend. De notaris had klaagster uitdrukkelijk op het prijsverschil moeten wijzen. De notaris had niet mogen volstaan met het enkel toesturen van de koopovereenkomst en de nota van afrekening.


Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER Beslissing van 23 februari 2006 in de zaak onder rekestnummer 1083/2005 NOT van: [klaagster], gevestigd te [plaats], APPELLANTE, gemachtigde: mr. E.L.A. van Emden t e g e n [de notaris], notaris te [plaats], GEÏNTIMEERDE, gemachtigde: mr. L.H. Rammeloo. 1. Het geding in hoger beroep 1.1. Van de zijde van appellante, verder te noemen klaagster, is bij een op 12 juli 2005 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift - met bijlagen - tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Amsterdam, verder te noemen de kamer, van 16 juni 2005, waarbij de klacht van klaagster tegen geïntimeerde, hierna te noemen de notaris, ongegrond is verklaard. 1.2. Van de zijde van de notaris is op 5 september 2005 een verweerschrift ter griffie van het hof ingediend. 1.3. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 12 januari 2006. Namens klaagster zijn haar gemachtigde en de heer drs. M. [X], hierna: [X], lid van de hoofddirectie van klaagster, verschenen. Voorts zijn de notaris en zijn gemachtigde verschenen. Allen hebben het woord gevoerd, de gemachtigden aan de hand van een pleitnotitie. 2. De stukken van het geding Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken. 3. De feiten Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in haar tussenbeslissing van 17 februari 2005 heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat het hof ook van die feiten uitgaat. 4. Beoordeling van de bestreden beslissing Het hof kan zich niet verenigen met de beslissing van de kamer, met uitzondering van de vaststelling van de feiten, en zal deze beslissing derhalve in zoverre vernietigen. 5. Het standpunt van klaagster 5.1. Klaagster verwijt de notaris dat hij toerekenbaar tekort is geschoten in zijn verplichtingen jegens klaagster. De notaris wist immers, althans behoorde te weten, dat klaagster hypothecaire geldleningen verstrekte waar tegenover mogelijk onvoldoende zekerheid stond, zonder dat klaagster van dit risico op de hoogte was. Het had op de weg van de notaris gelegen om, voordat hij de hypotheekakte zou verlijden, klaagster ten minste op de hoogte te stellen van de zeer substantiële verschillen tussen enerzijds de verkoopprijs van de eerste transactie en anderzijds de hoogte van de geldlening waarvoor de zekerheid moest worden gesteld. Klaagster meent dat de aan haar overgelegde koopovereenkomst en de (concept) nota van afrekening in deze niet gelijkgesteld kunnen worden met een behoorlijke waarschuwing. 5.2. Voorts stelt klaagster dat de omstandigheden in elk geval voor de notaris aanleiding hadden moeten zijn om overeenkomstig artikel 5 van de Verordening beroeps- en gedragsregels nader onderzoek te doen. Hiervan is klaagster niet, althans niet afdoende, gebleken. 5.3. Tenslotte stelt klaagster dat de notaris, als alternatief voor het informeren van klaagster, zijn medewerking aan de litigieuze transactie had kunnen weigeren. Dit geldt te meer nu de notaris aan [X] heeft verklaard dat hij ook het aanzienlijke prijsverschil had geconstateerd, maar dat hij hiervoor een bevredigende verklaring had gekregen. De notaris wilde echter niet aan [X] duidelijk maken wat de strekking was van deze verklaring, omdat dit onder zijn ambtsgeheim zou vallen. 5.4. In hoger beroep beklaagt klaagster zich over de gang van zaken in eerste aanleg. De kamer heeft de notaris met gesloten deuren en buiten aanwezigheid van klaagster gehoord en haar beslissing op de voor klaagster onbekende en niet te verifiëren of te weerspreken verklaring van de notaris gestoeld. Voorts kleeft er aan de beslissing van de kamer, als gevolg van het voornoemde, een motiveringsgebrek. 6. Het standpunt van de notaris 6.1. De notaris stelt dat klaagster wel degelijk op de hoogte was van het verschil in koopprijs van de eerste transactie, de koopprijs bij de tweede transactie en de verstrekte geldlening. Klaagster is immers sinds de aanvraag van de hypothecaire lening in het bezit geweest van de door de notaris opgemaakte koopovereenkomst. In deze overeenkomst is een duidelijke bepaling opgenomen betreffende de uitkering door koper aan verkoper van reeds door verkoper betaalde overdrachtsbelasting, indien het een overdracht binnen 6 maanden betreft. Voorts heeft de notaris van klaagster op 24 juni 2002 een opdracht tot het vestigen van een hypotheek ontvangen. Op diezelfde dag is via de fax het ontwerp van de desbetreffende hypotheekakte alsmede een kopie van de nota van afrekening aan klaagster verzonden. Uit genoemde nota van afrekening blijken alle koopsommen. De notaris stelt dat hij zijns inziens klaagster voldoende heeft geïnformeerd, maar dat klaagster blijkbaar de in haar bezit zijnde stukken niet of niet voldoende heeft bestudeerd. 6.2. Wat betreft het door de notaris verrichte onderzoek stelt de notaris dat hij de verkochte onroerende zaak in hetzelfde postcodegebied heeft vergeleken met andere objecten om te bezien of de koopprijs reëel was. Dit heeft de notaris gedaan aan de hand van de website funda.nl. 6.3. Voorts stelt de notaris dat [X], nadat de akte van geldlening met hypotheekverlening verleden was, hem een aantal vragen heeft gesteld waarin het de notaris, op grond van zijn ambtsgeheim, niet vrijstond om een antwoord te geven. De notaris stelt dat verkoper hem wel een duidelijke en heldere verklaring heeft gegeven omtrent het verschil in koopprijs. Deze verklaring is door de notaris onderzocht en plausibel bevonden. 6.4. Wat betreft de stellingen van klaagster omtrent de gang van zaken in eerste aanleg wijst de notaris op artikel 22 van de Wet op het notarisambt, hierna Wna. Volgens dit artikel is het mogelijk dat de notaris achter gesloten deuren door de kamer wordt gehoord wanneer de kamer inlichtingen van een notaris wil die onder zijn geheimhoudingsverplichting vallen. De kamer kan vervolgens haar uitspraak mede baseren op wat de notaris achter gesloten deuren heeft verklaard. 7. De beoordeling 7.1. Wat betreft de gang van zaken in eerste aanleg oordeelt het hof als volgt. Het hof stelt voorop dat - gelet op artikel 22 Wna – de notaris in het maatschappelijk leven een zodanige vertrouwensfunctie vervult, dat de aan zijn ambt verbonden geheimhoudingsplicht in beginsel zich ook uitstrekt tot het recht om zich te verschonen van het afleggen van een verklaring voor de (tucht)rechter. Of de notaris in geval van een tegen hem aangespannen tuchtprocedure de bevoegdheid heeft zijn geheimhoudingsplicht te doorbreken kan hier buiten beschouwing blijven. De kamer heeft echter aan het verschoningsrecht van de notaris het gevolg verbonden de inhoudelijke behandeling voort te zetten achter gesloten deuren, en buiten aanwezigheid van klaagster, teneinde de notaris in de gelegenheid te stellen een verklaring af te leggen. Daarmee heeft de kamer het recht van klaagster op een eerlijke procesvoering, waaronder begrepen het recht op hoor en wederhoor, miskend. Reeds hierom zal het hof de beslissing van de kamer vernietigen. 7.2. Ten aanzien van het verwijt van klaagster dat de notaris haar had moeten wijzen op het aanzienlijke prijsverschil tussen de eerste en de tweede transactie overweegt het hof als volgt. De notaris heeft erkend dat hij het prijsverschil opmerkelijk vond en daarom inlichtingen heeft gevraagd bij de verkoper. De verklaring die de notaris van verkoper verkreeg werd door de notaris duidelijk en helder bevonden en door hem plausibel geacht. Op grond van zijn ambtsgeheim meende de notaris dat het hem niet vrijstond hierover informatie te verschaffen aan klaagster. Het hof is echter van oordeel dat het ambtsgeheim van de notaris er niet aan de in de weg stond om de op zich voor de koper als hypotheekgever en klaagster als hypotheeknemer kenbare gegevens, blijkend uit de koopovereenkomst alsmede de nota van afrekening, bij klaagster uitdrukkelijker onder de aandacht te brengen. Het hof is van oordeel dat de notaris, gezien zijn rol in het maatschappelijk verkeer en gezien zijn plicht om met de belangen van beide partijen rekening te houden, waaronder tevens begrepen het juist informeren van de hypotheeknemer om te voorkomen dat deze voor verrassingen komt te staan, gehouden was klaagster uitdrukkelijk op het prijsverschil te wijzen. De notaris had niet mogen volstaan met het enkel toesturen van de koopovereenkomst en de (concept)nota van afrekening aan klaagster. Het hof is van oordeel dat dit onderdeel van de klacht gegrond is en gezien de aard en de ernst van deze handelwijze van de notaris de maatregel van waarschuwing geboden is. 7.3. In tegenstelling tot hetgeen klaagster heeft gesteld is het hof niet gebleken dat de notaris onvoldoende onderzoek zou hebben gedaan nadat hij het opmerkelijke prijsverschil had geconstateerd. De notaris heeft immers verkoper om een verklaring gevraagd en deze verklaring beoordeeld en besproken in het maatschapsoverleg. Voorts heeft de notaris onderzoek gedaan met behulp van de website funda.nl. Het hof komt dan ook tot het oordeel dat dit onderdeel van de klacht ongegrond is, en in het verlengde hiervan is ook de klacht van klaagster dat de notaris zijn ministerie had moeten weigeren ongegrond. 7.4. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven. 8. De mededeling van de opgelegde maatregel 8.1. Tot voor kort placht dit hof bij oplegging in hoger beroep van de maatregelen waarschuwing en berisping in de uitspraak te bepalen dat de desbetreffende notaris of kandidaat-notaris door de griffier zal worden opgeroepen om te verschijnen op een nader bepaalde terechtzitting teneinde aanwezig te zijn bij de alsdan door de voorzitter uit te spreken maatregel. 8.2. Een en ander was gegrond op het ingevolge artikel 107, derde lid, Wna in hoger beroep van overeenkomstige toepassing zijnde voorschrift van artikel 103, vijfde lid, Wna inhoudende dat in een vergadering van de kamer van toezicht de voorzitter de waarschuwing of berisping uitspreekt in aanwezigheid van de notaris of kandidaat-notaris, die daarvoor bij aangetekende brief wordt opgeroepen. Van het uitspreken dient volgens het hiervoor bedoelde voorschrift een proces-verbaal te worden opgemaakt waarvan bij aangetekende brief een afschrift aan de notaris of kandidaat-notaris moet worden gezonden. Indien deze niet verschijnt deelt de secretaris de inhoud van de waarschuwing of berisping bij aangetekende brief met bericht van ontvangst aan hem mee. 8.3. Tegen een beslissing van de kamer van toezicht kan ingevolge artikel 107 Wna hoger beroep worden ingesteld bij dit hof. Het gevolg hiervan is dat de beslissing van de kamer ten tijde van de uitspraak nog niet onherroepelijk is en dus op dat moment nog niet vaststaat dat een bij die beslissing opgelegde waarschuwing of berisping gehandhaafd blijft. Het voorschrift van artikel 103, vijfde lid, Wna kan dan ook als zinvol worden aangemerkt voor de beslissing en de tenuitvoerlegging daarvan in eerste aanleg door de kamer van toezicht. 8.4. Ingevolge artikel 98, tweede lid, Wna is tegen de beslissing in hoger beroep van dit hof geen hogere voorziening toegelaten. Het gevolg hiervan is dat een beslissing van het hof ten tijde van de uitspraak onherroepelijk is en de daarbij opgelegde waarschuwing of berisping dus vaststaat. Verder is van belang dat het hof een vergadering als bedoeld in artikel 103, vijfde lid, Wna niet kent. Het uitspreken van de waarschuwing of berisping vindt dan ook plaats ter terechtzitting van het hof. Het uitspreken voordien van de beslissing van het hof - waaronder het mededelen van een eventueel oplegde maatregel – vindt ingevolge het samenstel van bepalingen van de artikelen 107, derde lid, en 104, eerste lid, Wna eveneens ter terechtzitting plaats terwijl een afschrift van deze beslissing bij aangetekende brief aan de betrokken notaris of kandidaat-notaris wordt gezonden. Toepassing van het voorschrift van artikel 103, vijfde lid, Wna voor de beslissing en tenuitvoerlegging daarvan in hoger beroep door het hof, kan daarom niet als zinvol worden aangemerkt. 8.5. Op grond van het al hetgeen hiervoor is overwogen is het hof van oordeel dat er aanleiding bestaat om een notaris of kandidaat-notaris aan wie bij beslissing in hoger beroep een waarschuwing of berisping is opgelegd, niet meer op te roepen om te verschijnen op een nader bepaalde terechtzitting. Het hof is van oordeel dat een maatregel als hiervoor bedoeld als medegedeeld geldt op het tijdstip waarop de beslissing waarbij deze is opgelegd, wordt uitgesproken. Oproeping om te verschijnen op een nader bepaalde terechtzitting kan dus achterwege blijven. Wel zal het hof in de gevallen waarin een notaris of kandidaat-notaris niet bij de behandeling ter terechtzitting is verschenen, bepalen dat een afschrift van de beslissing bij aangetekende brief met bericht van ontvangst aan deze zal worden verzonden. 8.6. Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing. 9. De beslissing Het hof: - vernietigt de bestreden beslissing met uitzondering van de vaststelling van de feiten en opnieuw rechtdoende; - verklaart het onderdeel van de klacht genoemd in sectie 5.1. gegrond en legt de notaris hiervoor de maatregel van waarschuwing op: - verklaart de klacht voor het overige ongegrond. Deze beslissing is gegeven door mrs. N.A.M. Schipper, A.L.G.A. Stille en P.J.N. van Os en uitgesproken ter openbare terechtzitting van donderdag 23 februari 2006. KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN TE AMSTERDAM Beslissing van 17 februari 2005 op de klacht nummer K 24/04 van: [klaagster], gevestigd te [plaats], raadsman mr. E.L.A. van Emden, tegen: [de notaris], notaris te [plaats]. Het verloop van de procedure De kamer is uitgegaan van de volgende stukken: - klachtbrief met bijlagen van 5 juli 2004; - antwoordbrief met bijlagen van 29 juli 2004; - repliek van 6 augustus 2004; - dupliek van 15 september 2004; De klacht is behandeld ter openbare zitting van 16 december 2004, waar klaagster, vergezeld van haar raadsman, alsmede de notaris zijn verschenen. Beide partijen hebben het woord gevoerd en hun standpunten nader toegelicht. Uitspraak is bepaald op 17 februari 2005. De feiten Uitgegaan wordt van de volgende feiten. a. [R] heeft het pand aan [adres] verkocht aan [MBP]. (hierna MBP) De koopprijs bedroeg € 188.320,=. Op 21 juni 2002 heeft het transport ten overstaan van de notaris plaatsgevonden. b. MBP heeft het pand op 22 april 2002 tegen een verkoopprijs van € 403.865,= doorverkocht aan [P]. Het transport heeft op 28 juni 2002 ten overstaan van de notaris plaatsgevonden. c. Artikel 2 lid 2 van de koopovereenkomst tussen MBP en [P] luidt: “Ingeval de overdrachtsbelasting voor rekening van koper is en voor de berekening van deze belasting een beroep kan worden gedaan op vermindering van de grondslagwaarde omdat verkoper of zijn rechtsvoorganger(s) het verkochte heeft (hebben) verkregen, belast met overdrachtsbelasting of met niet-aftrekbare omzetbelasting, binnen zes maanden vóór het ondertekenen van de akte van levering zal koper aan verkoper uitkeren het verschil tussen het bedrag dat aan overdrachtsbelasting zou zijn verschuldigd zonder bovenbedoelde vermindering en het werkelijk aan overdrachtsbelasting verschuldigde bedrag. Het aldus eventueel door koper aan verkoper verschuldigde dient te worden uitgekeerd per de datum van het ondertekenen van de akte van levering, met inachtneming van het in artikel 3 bepaalde.” d. Artikel 21 van deze koopovereenkomst luidt: “De onderhavige verkoop geschiedt onder de ontbindende en opschortende voorwaarde van levering van het verkochte door de huidige eigenaar van het verkochte aan de in deze overeenkomst genoemde verkoper, welke verkoop en levering eveneens op 14 juni 2002 dient plaats te vinden.” e. Op de nota van afrekening met betrekking tot deze verkoop staat onder meer vermeld: (...) “overdrachtsbelasting 6% van € 215.550,00 € 12.933,00 (...) door u te voldoen wegens reeds door verkoper betaalde overdrachtsbelasting € 11.298,00” (...) f. Het pand was getaxeerd op ongeveer € 500.000,=. g. Op 28 juni 2002 heeft de notaris tevens een hypotheekakte gepasseerd waarbij [P] als hypotheekgever optrad en klaagster als hypotheeknemer. Het bedrag van de onderliggende geldlening bedroeg € 475.000,= De klacht De notaris heeft meegewerkt aan het passeren van een hypotheekakte terwijl hij wist dat klaagster daarbij een hypotheekrecht verkreeg op een pand dat zeer waarschijnlijk onvoldoende zekerheid bood voor de door klaagster verstrekte geldlening, zonder dat klaagster van het risico hiervan op de hoogte was. De notaris had, als instrumenterend notaris bij beide transporten, moeten onderzoeken of er een redelijke verklaring was voor het verschil in koopprijs. Bij gebrek aan wetenschap betwist klaagster de stelling van de notaris dat hij een afdoende en heldere verklaring voor het aanzienlijke verschil in koopprijs heeft gekregen. Door nader onderzoek achterwege te laten heeft de notaris zijn zorgplicht, die zich tevens uitstrekt tot klaagster, geschonden. Tevens heeft de notaris zijn waarschuwingsplicht jegens klaagster geschonden door haar niet expliciet te wijzen op het verschil in koopprijs bij de eerste transactie en de hoogte van de geldlening. Toezending van de koopovereenkomst en de nota van afrekening kan niet gelden als afdoende waarschuwing. Het verweer De notaris stelt dat hij de bank voldoende heeft geïnformeerd omtrent het verschil in koopprijs bij de eerste transactie en het bedrag van de geldlening door het toezenden van de koopovereenkomst en de nota van afrekening aan klaagster. Uit de koopovereenkomst blijkt immers dat het een doorlevering betreft en uit de nota van afrekening kunnen de koopsommen worden afgeleid. Dat klaagster de stukken kennelijk onvoldoende heeft bestudeerd doet daaraan niet af. Overigens is in casu geen sprake van het uit eigen ondeskundigheid of onder invloed van de wederpartij aangaan van een rechtshandeling waarvan klaagster de risico’s niet overziet. Gelet op de op hem rustende zorgplicht heeft de notaris onderzocht of het prijsverschil op redelijke gronden berust. De verkoper heeft de notaris met betrekking tot het prijsverschil een duidelijke en heldere verklaring gegeven. De notaris heeft deze verklaring voorzover mogelijk onderzocht en plausibel bevonden. De geheimhoudingsplicht van de notaris belet hem deze verklaring bekend te maken. De beoordeling 3.1 De kamer is van oordeel dat de notaris in beginsel terecht een beroep op zijn geheimhoudingsplicht doet. Als gevolg van het beroep op de geheimhoudingsplicht heeft de kamer echter onvoldoende inzicht in de aan de notaris gegeven verklaring voor het verschil in koopsom om de verweten gedraging van de notaris te kunnen beoordelen. De inhoudelijke behandeling zal daarom worden voorgezet met gesloten deuren, buiten aanwezigheid van klaagster, teneinde de notaris in de gelegenheid te stellen een verklaring af te leggen. 3.2 Gelet op het bovenstaande wordt beslist als volgt. Beslissing De kamer van toezicht: - bepaalt dat de inhoudelijke behandeling zal worden voortgezet op 14 april 2005 te 13.30 uur, achter gesloten deuren, buiten aanwezigheid van klaagster en haar raadsman. Deze beslissing is gegeven door mrs. M.Y.C. Poelmann, voorzitter, M. Bijkerk, A.J.W.M. van Hengstum, E.R.S.M. Marres en P.J. van Veen, leden, in tegenwoordigheid van mr. E. van Bennekom, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 17 februari 2005. mr. E. van Bennekom, mr. M.Y.C. Poelmann, secretaris. voorzitter. Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam (postbus 1312, 1000 BH Amsterdam) binnen 30 dagen na de dag van verzending van de aangetekend verzonden kennisgeving. KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN TE AMSTERDAM Beslissing van 16 juni 2005 op de klacht nummer K 24/04 van: [klaagster], gevestigd te [plaats], raadsman mr. E.L.A. van Emden, tegen: [de notaris], notaris te [plaats]. Verder verloop van de procedure De kamer is uitgegaan van de volgende stukken: - de beslissing van deze kamer van 17 februari 2005 en de daarin genoemde stukken. Bij beslissing van de kamer van 17 februari 2005 – die als hier ingelast en overgenomen wordt beschouwd en in fotokopie aan deze beslissing wordt gehecht – is bepaald dat de behandeling zou worden voortgezet achter gesloten deuren en buiten aanwezigheid van klaagster en haar raadsman, teneinde de notaris in de gelegenheid te stellen een verklaring af te leggen. De voortzetting van de behandeling heeft plaatsgevonden op 14 april 2005. Uitspraak is bepaald op 16 juni 2005. De beoordeling De notaris heeft verklaard dat hij het prijsverschil ook zelf opmerkelijk vond en dat hij om die reden daarover inlichtingen heeft gevraagd bij de verkoper. Achter gesloten deuren heeft de notaris uiteen gezet welke informatie hij daaromtrent van de verkoper heeft ontvangen. De kamer kan, na kennisneming van de verklaring van de notaris, het beroep van de notaris op het beroepsgeheim billijken. De door de verkoper verstrekte informatie gaf de notaris geen aanleiding om er van uit te gaan dat de hoogte van de prijs bij de tweede transactie irreëel was. Bovendien heeft de notaris aan de hand van de hem verstrekte gegevens op de website www.Funda.nl onderzocht of de prijs van het pand reëel was. De informatie die hij op de website aantrof heeft de notaris geen aanleiding gegeven om te denken dat de hem door de verkoper verstrekte verklaring onjuist was. Ook had hij geen reden om er van uit te gaan dat partijen niet correct ten opzichte van de bank zouden handelen. De kamer ziet geen aanleiding om aan de juistheid van de verklaring die de notaris ten overstaan van de kamer heeft afgelegd te twijfelen en ziet daarin een rechtvaardiging voor het beleid van de notaris om de bank niet expliciet te waarschuwen. De vraag of het pand voldoende zekerheid bood voor de te verstrekken geldlening was voor de notaris niet te beoordelen. Hij kende immers de koper niet en was niet op de hoogte van diens relatie met de bank. Onder deze omstandigheden mocht de notaris meewerken aan het passeren van de hypotheekakte. De klacht wordt dan ook ongegrond verklaard. Beslissing De kamer van toezicht: - verklaart de klacht ongegrond. Deze beslissing is gegeven door mrs. M.Y.C. Poelmann, voorzitter, M. Bijkerk, A.J.W.M. van Hengstum, E.R.S.M. Marres en P.J. van Veen, leden, in tegenwoordigheid van mr. E. van Bennekom, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 16 juni 2005. mr. E. van Bennekom, mr. M.Y.C. Poelmann, secretaris. voorzitter. Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam (postbus 1312, 1000 BH Amsterdam) binnen 30 dagen na de dag van verzending van de aangetekend verzonden kennisgeving.