Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AV3047

Datum uitspraak2006-02-16
Datum gepubliceerd2006-03-01
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers1063/2005 GDW
Statusgepubliceerd
SectorNotariskamer


Indicatie

De gerechtsdeurwaarder is er onvoldoende in geslaagd het BFT afdoende en tijdig te informeren met betrekking tot zijn bewaringspositie, alsmede om het BFT behoorlijk inzage te verschaffen in de door zijn taakuitoefening benodigde boekhoudkundige bescheiden. Dit valt de gerechtsdeurwaarder aan te rekenen.


Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER Bij vervroeging Beslissing van 16 februari 2006 in de zaak onder rekestnummer 1063/2005 GDW van: [gerechtsdeurwaarder], gerechtsdeurwaarder te [plaats], APPELLANT, gemachtigde: F.M. Wienen, t e g e n BUREAU FINANCIEEL TOEZICHT, GEïNTIMEERDE, gevestigd te Utrecht, gemachtigde: drs. A.E.R. Blok RA, 1. Het geding in hoger beroep 1.1. Ter griffie van het hof alhier is op 13 juli 2005 ingekomen een verzoekschrift - met bijlagen - waarbij appellant, verder te noemen de gerechtsdeurwaarder, tijdig hoger beroep instelt tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam, verder te noemen de kamer, van 7 juni 2005, verzonden op 16 juni 2005, waarbij de klacht van geïntimeerde, verder te noemen klager, gegrond is verklaard onder oplegging van de maatregel van schorsing voor de duur van een maand aan de gerechtsdeurwaarder. 1.2. Van klager is op 6 oktober 2005 een verweerschrift ter griffie van het hof ingekomen. 1.3. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 26 januari 2006, alwaar de gemachtigde van klager alsmede de gerechtsdeurwaarder vergezeld van zijn gemachtigde zijn verschenen. Allen hebben het woord gevoerd. 2. De stukken van het geding Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de behandeling van de zaak in eerste aanleg, alsmede van de hiervoor vermelde stukken. 3. De feiten Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat het hof ook van die feiten uitgaat. 4. Het standpunt van klager 4.1. Bij brief van 17 september 2003 heeft klager zijn bevindingen in de vorm van een klacht ter kennis van de kamer gebracht, waarin gesteld wordt dat er op 4 december 2002 nog steeds sprake was van een bewaringstekort ten bedrage van € 191.042. Per 31 augustus 2004 bedroeg het bewaringstekort € 189.000. Uit de brief van 11 april 2005 van klager blijkt dat het bewaringstekort per 31 maart 2005 € 141.000 bedroeg. De bewaarplicht bedroeg op dat moment € 153.300, terwijl het saldo op de kwaliteitsrekening € 12.300 was. 4.2. Voorts wordt de gerechtsdeurwaarder verweten dat zijn financiële administratie op belangrijke punten niet voldoet aan de eisen die gesteld worden in de Administratieverordening. Er bestaan aanzienlijke verschillen tussen de dossieradministratie en de financiële administratie, die wel intern geanalyseerd zijn, maar nog niet zijn afgewikkeld. Uit de brief van 22 november 2004 van klager blijkt dat in het onderhavige geval de verschillen grotendeels gecorrigeerd zijn door het maken van correctieboekingen. 4.3. Ook verwijt klager de gerechtsdeurwaarder dat het kantoorvermogen evenals de liquiditeitspositie – ondanks de lichte verbetering – nog steeds negatief is. Klager heeft verzocht om per kwartaal te worden geïnformeerd over het resultaat en de balanspositie. Ook heeft klager verzocht om de resultaatsprognose over 2003, 2004 en 2005. Deze gegevens heeft klager niet ontvangen. 4.4. Ten slotte wordt de gerechtsdeurwaarder verweten dat hij op één van zijn bankrekeningen derdengelden ontvangt zonder dat deze bankrekening gekwalificeerd kan worden als een kwaliteitsrekening conform artikel 19 van de Gerechtsdeurwaarderswet, verder te noemen Gdw. Ook is geconstateerd dat de gerechtsdeurwaarder laat of geen tussentijdse afdrachten doet, terwijl er ogenschijnlijk voldoende saldo is. 5. Het standpunt van de gerechtsdeurwaarder 5.1. De gerechtsdeurwaarder betwist de stellingen van klager ten dele en verweert zich als volgt. 5.2. Op 2 juni 2005 heeft de overdracht van het kantoorpand van de gerechtsdeurwaarder plaats gevonden. Vanaf dat moment huurt de gerechtsdeurwaarder het pand. Door de verkoop van dit pand heeft de gerechtsdeurwaarder zijn bewaringstekort kunnen inlossen, zodat er nu geen negatief bewaringstekort meer is. Per 30 juni 2005 is er sprake van een overschot op de bewaarplicht. 5.3. Voorts heeft de gerechtsdeurwaarder betoogd dat de financiële administratie volledig is gecorrigeerd en sinds september 2004 voldoet aan de vereisten van de Administratieverordening. 5.4. Ook heeft de gerechtsdeurwaarder naar voren gebracht dat de rekening waarop derdengelden worden gestort sinds 20 februari 2003 voldoet aan de vereisten voor een kwaliteitsrekening. De gerechtsdeurwaarder heeft erkend dat in een aantal dossiers laat of helemaal geen afdrachten hebben plaats gevonden. 5.5. Ten slotte heeft de gerechtsdeurwaarder zich beklaagd over de behandeling in eerste aanleg. In het bijzonder klaagt hij er over dat hij niet in de gelegenheid is gesteld te reageren op de stelling van klager dat er sprake is van een blijvend risico met betrekking tot het bewaringstekort. Ook heeft de gerechtsdeurwaarder aangevoerd dat de bestreden beslissing mede is gegeven door N.M.J. Tijhuis, plaatsvervangend lid van de kamer, maar ook collega gerechtsdeurwaarder binnen het arrondissement van de gerechtsdeurwaarder, waardoor er sprake kan zijn van belangenverstrengeling. 6. De beoordeling 6.1.1. De gerechtsdeurwaarder heeft bezwaar gemaakt tegen de gang van zaken in eerste aanleg. Het bezwaar dat hij onvoldoende in de gelegenheid is gesteld om zich te verweren tegen de stelling van klager met betrekking tot het vermeend blijvend risico ten aan zien van het bewaringstekort, behoeft geen nadere bespreking, omdat deze door hem gestelde tekortkoming ten gevolge van de behandeling in hoger beroep is hersteld. 6.1.2. De klacht dat in eerste aanleg de in hetzelfde arrondissement gevestigde collega gerechtsdeurwaarder Tijhuis als plaatsvervangend lid deel heeft uitgemaakt van de kamer die de tuchtzaak tegen de gerechtsdeurwaarder heeft behandeld en daarover heeft beslist, kan evenmin tot vernietiging van de bestreden beslissing leiden wegens het navolgende. Artikel 37, eerste lid, Gdw schrijft voor dat aan de behandeling en de beslissing van tuchtzaken tegen gerechtsdeurwaarders ten minste een op grond van artikel 35, derde lid, Gdw als lid of plaatsvervangend lid van de kamer voor gerechtsdeurwaarders benoemde gerechtsdeurwaarder deelneemt. Ingevolge artikel 3 Gdw zijn gerechtsdeurwaarders bevoegd tot het verrichten van ambtshandelingen in geheel Nederland. Het feit dat een collega gerechtsdeurwaarder deel heeft uitgemaakt van de kamer die in eerste aanleg de klacht tegen de gerechtsdeurwaarder heeft behandeld is dan ook in overeenstemming met de van toepassing zijnde wettelijke bepalingen en op zich onvoldoende om te komen tot de conclusie dat er sprake is van een met een goede procesorde niet te verenigen belangenverstrengeling. De gerechtsdeurwaarder heeft verder geen concrete feiten en omstandigheden aangevoerd die de conclusie kunnen dragen dat er wat betreft de deelname van Tijhuis aan de behandeling en beslissing van de klacht sprake is of kan zijn geweest van belangenverstrengeling. 6.2. Het onderzoek in hoger beroep heeft naar het oordeel van het hof niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de kamer, waarmee het hof zich verenigt. 6.3. Het hof voegt hier echter aan toe dat, gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting, er thans sprake is van een positieve bewaringspositie. Weliswaar is er geen sprake van een overschot dat kan gelden als een buffer bij mogelijke tegenslag. Echter, nu de voortgang inzake de bewaring maandelijks gecontroleerd wordt en er dus tijdig ingegrepen kan worden is naar het oordeel van het hof de vrees voor herhaling aanzienlijk verminderd. Ter terechtzitting heeft de gerechtsdeurwaarder naar voren gebracht dat sinds de bewaringspositie positief is, er eerder wordt afgedragen en dat er tussentijdse afdrachten plaatsvinden en dat hierop wordt toegezien door de gemachtigde, zijnde de boekhouder van de gerechtsdeurwaarder. Bovendien heeft de gerechtsdeurwaarder aangegeven het zich bijzonder aan te trekken dat hij de derdengelden niet tijdig heeft afgedragen en dat hij zich bewust is geworden dat een herhaling daarvan uitgesloten dient te zijn. Met betrekking tot het onttrekken van privé-opnames geldt ook dat de gerechtsdeurwaarder zich bewust is van zijn financiële positie. Nu de gerechtsdeurwaarder ter terechtzitting heeft laten blijken het onjuiste van zijn handelen in te zien en de positie van de kwaliteitsrekening te respecteren, is dit redengevend voor het hof om de door de kamer opgelegde maatregel van schorsing te vernietigen. Hierbij is voor het hof doorslaggevend dat de gerechtsdeurwaarder tijdens een schorsing voor de duur van een maand zijn praktijk niet kan uitoefenen, hoewel hetgeen zich heeft voorgedaan alleszins de maatregel van schorsing rechtvaardigt. De gerechtsdeurwaarder dient zich er dan ook van bewust te zijn dat bij een mogelijke herhaling de maatregel van schorsing zal worden overwogen. Het hof heeft bij het opleggen van een maatregel in het onderhavige geval behoefte aan de mogelijkheid van oplegging van een voorwaardelijke schorsing. Hiervoor bestaat echter geen wettelijke grondslag. Dit leidt er toe dat aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping met aanzegging zal worden opgelegd. 6.4. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven. 6.5. Dit leidt tot de volgende beslissing. 7. De beslissing Het hof: - vernietigt de bestreden beslissing van de kamer voor wat betreft de maatregel van schorsing, en in zoverre opnieuw rechtdoende: - legt de gerechtsdeurwaarder op de maatregel van berisping met aanzegging dat, indien andermaal door hem een van de in artikel 34, eerste lid Gdw bedoelde handelingen of verzuimen wordt gepleegd, een geldboete, een schorsing of ontzetting uit het ambt zal worden overwogen; - bevestigt de beslissing van de kamer voor het overige. Deze beslissing is gegeven door mrs. N.A.M. Schipper, P.J.N. van Os en L.J. Saarloos in het openbaar uitgesproken op donderdag 16 februari 2006 Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam Beschikking van 7 juni 2005 als bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met zaaknummer 371.2003 van: BUREAU FINANCIEEL TOEZICHT, gevestigd te Utrecht, klaagster, tegen: [ ], gerechtsdeurwaarder te [ ], beklaagde. Verloop van de procedure Bij brief van 17 december 2003 heeft het BFT op grond van artikel 32 lid 2 van de Gerechtsdeurwaarderswet een aantal bevindingen in de vorm van een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder. Bij brief van 24 december 2003 is de gerechtsdeurwaarder om een reactie verzocht op de klacht. De klacht is behandeld ter openbare zitting van 25 mei 2004, alwaar de gemachtigde van het BFT en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Hiervan is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. Bij brief van 3 juni 2004 heeft het BFT de gerechtsdeurwaarder een brief met aandachtspunten toegezonden aan welke punten de gerechtsdeurwaarder zou moeten voldoen. Op 20 september 2004 heeft het BFT een vervolgonderzoek ingesteld bij de gerechtsdeurwaarder. Bij brief van 22 november 2004 heeft het BFT de bevindingen van het vervolgonderzoek aan de Kamer voorgelegd. Hierna is de behandeling van de klacht voortgezet op 1 maart 2005. Tijdens de behandeling heeft de gerechtsdeurwaarder een brief met bijlage overgelegd. Hiervan is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. Bij brief van 11 april 2004 heeft het BFT de Kamer haar bevindingen uit een op 8 april 2005 bij de gerechtsdeurwaarders ingesteld vervolgonderzoek medegedeeld. Vervolgens is de behandeling voortgezet op 12 april 2005. Tijdens de behandeling heeft de gerechtsdeurwaarder een brief met bijlage overgelegd. Hiervan is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. Bij brief met bijlage van 25 april 2005 heeft de gerechtsdeurwaarder de Kamer op de hoogte gebracht van de door hem ondernomen stappen. Vervolgens is de behandeling van de zaak voortgezet op 26 april 2005. Hiervan is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt Na sluiting van de behandeling ter zitting heeft de gerechtsdeurwaarder bij brief met bijlagen van 3 juni 2005 aanvullende informatie verstrekt. De uitspraak is bepaald op 7 juni 2005. Gronden van de beslissing 1. De Feiten Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden: a) Het BFT heeft op grond van artikel 30 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet een onderzoek ingesteld bij de gerechtsdeurwaarder. b) Bij brief van 17 februari 2003 heeft het BFT haar bevindingen van het onderzoek in de vorm van een klacht onder de aandacht van de Kamer gebracht. c) De klacht is behandeld ter zitting van 9 september 2003 waarna de Kamer bij beslissing van 28 oktober 2003 de door het BFT ingediende klacht gegrond heeft verklaard en de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping opgelegd. d) Bij brief van 17 december 2003 heeft het BFT opnieuw een aantal bevindingen in de vorm van een klacht onder de aandacht van de Kamer gebracht. e) Naar aanleiding van de behandeling van de klacht van 17 december 2003 op 25 mei 2004 heeft het BFT de gerechtsdeurwaarder bij brief van 3 juni 2004 onder meer geschreven dat de gerechtsdeurwaarder voor 1 juli 2004 de navolgende gegevens aan het BFT diende over te leggen: "de berekening van de bewaringspositie en de liquiditeitspositie per medio juni van dit jaar inclusief de bijbehorende specificaties; de bewaringspositie mag geen tekort vertonen. Een eventueel verwacht tekort dient te zijn aangezuiverd; alle verschillen tussen subadministratie en administratie dienen te zijn geanalyseerd en opgelost. Dit houdt in dat alle automatiseringsproblemen moeten zijn opgelost binnen deze periode; de administratie dient een actueel beeld te geven. Dit betekent dat alle kosten en opbrengsten in de administratie dienen te zijn verwerkt. Dus inclusief salarissen en afschrijvingen; een specificatie van het onderhanden werk; het resultatenoverzicht over de periode januari tot en met mei 2004." f) Uit de brief van het BFT van 22 november 2004 blijkt dat de accountant van de gerechtsdeurwaarder bij brief van 30 juni 2004 op de brief van het BFT van 3 juni 2004 heeft gereageerd. g) Bij brief van 3 juni 2005 heeft de gerechtsdeurwaarder zakelijk weergegeven onder meer medegedeeld dat de overdracht van zijn kantoorpand op 1 juni 2005 heeft plaatsgevonden en dat de nettoopbrangst ad € 1211.920,71 op zijn derden-rekening is bijgeschreven. Op die rekening stond een bedrag ad € 11.301,28, zodat op de derdengeldrekening in totaal een bedrag ad € 143.808,59 staat nog niet bijgeschreven maar wat wel op korte termijn zal gaan gebeuren, een bedrag ad € 13.750. Op korte termijn is dus een bedrag aan liquide middelen ad € 157.558,59 beschikbaar. Het BFT had een bewaarplicht ad € 161.165 vastgesteld zodat resteert een tekort ad € 3.606,41 hetgeen binnenkort zal en aangezuiverd. De gerechtsdeurwaarder verzoekt de Kamer in de beslissing met deze gegevens rekening te houden en tevens indien een schorsing wordt uitgesproken, deze voorwaardelijk op te leggen. 2. De klacht 2.1 De bevindingen van het BFT als vermeld in de brief van 17 december 2003 kunnen als volgt worden samengevat. 1. het bewaringstekort dat op 4 december 2002 € 191.042 bedroeg is nog niet aangevuld. Het is het BFT niet bekend hoeveel de bewaringspositie inmiddels bedraagt aangezien het BFT de berekening van de bewaringspositie over het eerste kwartaal van 2003 nog niet heeft ontvangen; 2. de financiële administratie voldoet op belangrijke punten niet aan de vereisten van de Administratieverordening. De aanzienlijke verschillen die bestaan tussen de dossieradministratie en de financiële administratie zijn wel geanalyseerd echter de afwikkeling van deze verschillen heeft nog niet plaatsgevonden; 3. de financiële positie van het kantoor is ultimo 2002 licht verbeterd ten opzichte van de situatie ultimo 2001. Het kantoorvermogen was echter nog steeds negatief evenals de liquiditeitspositie. Of deze situatie zich in 2003 verbeterd heeft, is bij het BFT niet bekend. Evenals met betrekking tot de onder punt 1. genoemde bewaringspositie heeft het BFT de gerechtsdeurwaarder verzocht per kwartaal informatie te verstrekken over het resultaat en de balanspositie. Daarnaast heeft het BFT verzocht om een resultaatsprognose voor de jaren 2003 tot en met 2005. Deze gegevens heeft het BFT nog niet mogen ontvangen. 4. voor één van de door de gerechtsdeurwaarder aangehouden bankrekeningen waarop derdengelden worden ontvangen is het niet duidelijk dat het gaat om een kwaliteitsrekening als bedoeld in artikel 19 van de Gerechtsdeurwaarderswet. Het BFT heeft er bij de gerechtsdeurwaarder op aangedrongen een kopie van de zonodig gewijzigde overeenkomst met de kredietinstelling te verstrekken. Dit is nog niet geschiedt; Het BFT acht het zorgwekkend dat vorenstaande bevindingen die de aanleiding vormden voor de klacht van 17 februari 2003 nog niet zijn afgewikkeld. De bevindingen van het BFT als vermeld in de brief van 22 november 2004 kunnen als volgt worden samengevat. 1. Het bewaringstekort zoals dat uit de administratie blijkt, bedraagt per 31 augustus 2004 € 189.000. De financieringsaanvraag die was ingediend bij de Rabobank is niet toegekend. Inmiddels is een financieringsaanvraag bij de ING ingediend voor een bedrag van € 110.000. Verder wil de gerechtsdeurwaarder gebruik maken van een "slapende"kredietfaciliteit" van € 20.000 bij de Postbank en is naar zijn zeggen zijn zoon bereid om € 30.000 te financieren. Ook na voormelde maatregelen, indien die gerealiseerd kunnen worden, blijft de bewaringspositie echter negatief. 2. Uit een deel waarneming uit de zakenadministratie blijkt dat de gerechtsdeurwaarder in een aantal dossier laat of zelfs helemaal geen tussentijdse afdrachten doet, hoewel het dossiersaldo daar ogenschijnlijk wel aanleiding toe geeft. 3. De verschillen, die bestonden tussen de subadministratie en het grootboek, zijn na analyse, grotendeels gecorrigeerd door het maken van correctieboekingen. 4. Door de accountant wordt de financiële administratie thans maandelijks afgesloten. Omdat de faciliteiten in het geautomatiseerde systeem van de deurwaarder daartoe onvoldoende mogelijkheden bieden neem de accountant bedragen over uit de administratie van de deurwaarder. De financiële administratie zoals die bijgehouden wordt door de accountant blijkt per 31 augustus 2004 niet aan te sluiten met de administratie zoals die uit het geautomatiseerde systeem van de deurwaarder blijkt. Een verdere analyse van de verschillen is niet eenvoudig te maken. 5. Er is per 31 augustus 2004 geen berekening van de liquiditeitspositie beschikbaar. 6. Uit de tussentijdse cijfers oer eind augustus 2004, zoals die door de accountant zijn gegenereerd en waarop door het BFT geen accountantscontrole is toegepast blijkt een resultaat voor belasting van € 20.715. Daarmee is het tussentijds resultaat in lijn met het resultaat over 2003. Samenvattend kan in het licht van de aangehouden behandeling van 25 mei 2004 worden geconcludeerd dat de gerechtsdeurwaarder slechts ten dele heeft voldaan aan het gestelde in de brief van het BFT van 3 juni 2004. De bevindingen van het BFT als vermeld in de brief van 11 april 2005 zijn samengevat dat uit de administratie per 31 maart 2005 een bewaringstekort blijkt van € 141.000. De bewaarplicht bedroeg op die datum € 153.500, het saldo op de kwaliteitsrekeningen was € 12.300. 3. Beoordeling van de klacht. 3.1 Uitgangspunt bij de beoordeling van deze klacht is dat een gerechtsdeurwaarder overeenkomstig het bepaalde in artikel 17 van de Gerechtsdeurwaarderswet verplicht is om ten aanzien van zijn werkzaamheden als zodanig en ten aanzien van zijn kantoorvermogen een administratie te voeren, waaruit te allen tijde op eenvoudige wijze zijn rechten en verplichtingen kunnen worden gekend. De wijze waarop de administratie moet worden ingericht is nader geregeld in de Administratieverordening gerechtsdeurwaarders. 3.2 Daarnaast dient tot uitgangspunt het bepaalde in artikel 19 van de Gerechtsdeurwaarderswet waarbij de gerechtsdeurwaarder wordt verplicht één of meer kwaliteitsrekeningen aan te houden die uitsluitend bestemd zijn voor gelden die hij in verband met zijn werkzaamheden als zodanig ten behoeve van derden onder zich neemt. Dit artikel strekt ertoe derden, voor wie de gerechtsdeurwaarder in verband met zijn werkzaamheden tijdelijk gelden onder zich neemt, te beschermen tegen déconfitures, fraude daaronder begrepen. Teneinde de bewaringspositie te bewaken dient de gerechtsdeurwaarder ingevolge het bepaalde in artikel 3 van de administratieverordening en de toelichting daarop intern een tussentijds overzicht op te stellen waaruit onder meer de bewaringspositie blijkt. Deze overzichten moeten ook worden verschaft in het kader van een door het BFT ingesteld onderzoek. Voorts dient een gerechtsdeurwaarder op grond van het bepaalde in artikel 7 van de administratieverordening onder meer zorg te dragen voor een tijdige afdracht van gelden aan de rechthebbenden. 3.3 Uit de stukken en het verhandelde op de zittingen is gebleken dat de klacht van het BFT zich in het bijzonder toespitst op de negatieve bewaringspositie van de gerechtsdeurwaarder. Ter zitting van 1 maart 2005 heeft de gemachtigde van het BFT medegedeeld dat de in de brief van 3 juni 2004 opgesomde punten inmiddels min of meer zijn opgelost. De Kamer is van oordeel dat dit op het punt van de bewaringspositie thans nog niet het geval is en de bewaringspositieve derhalve niet aan de wettelijke vereisten voldoet. De klacht is terecht voorgesteld en zal gegrond worden verklaard. 3.4 Ten aanzien van de klacht dat de financiële administratie op belangrijke punten niet aan de vereisten van de administratieverordening voldoet is gebleken dat de het automatiseringssysteem van de gerechtsdeurwaarder inmiddels aansluit op het systeem van zijn accountant. De Kamer is van oordeel dat dit klachtonderdeel weliswaar gegrond is, maar dat de gerechtsdeurwaarder daaraan inmiddels voldoende is tegemoetgekomen Hetzelfde geldt tot de klacht met betrekking tot een door de gerechtsdeurwaarder aangehouden bankrekening, niet zijnde een derdenrekening. 3.5 De klacht dat de gerechtsdeurwaarder in een aantal dossiers laat of zelfs helemaal geen tussentijdse afdrachten heeft gedaan is niet weersproken. Deze handelwijze is in strijd met de administratieverordening waarin onder meer wordt bepaald die ontvangen bedragen tijdig dienen te worden afgedragen, zodat ook dit klachtonderdeel gegrond is. 3.6 Dit alles overziend is de Kamer van oordeel dat de gerechtsdeurwaarder er onvoldoende in geslaagd is het BFT afdoende en tijdig te informeren met betrekking tot zijn bewaringspositie, alsmede om het BFT behoorlijk inzage te verschaffen in de door zijn taakuitoefening benodigde boekhoudkundige bescheiden. Dit valt de gerechtsdeurwaarder aan te rekenen. De Kamer neemt bij de beantwoording van de vraag welke maatregel in het gegeven geval passend is in aanmerking dat de gerechtsdeurwaarder ruimschoots in de gelegenheid is gesteld zijn zaken op orde te brengen. De gerechtsdeurwaarder was door de hem eerder opgelegde maatregel gewaarschuwd dat er serieus aandacht moest worden geschonken aan de op zijn kantoor voorkomende problemen. Desondanks heeft de gerechtsdeurwaarder in een tijdsspanne van twee jaar, zijn bewaringspositie niet op orde gebracht. De Kamer acht dit uiterst laakbaar, in het bijzonder vanwege het grote belang dat toekomt aan het in overeenstemming brengen van zijn bewaringspositie met de wettelijke eisen. 3.7 Het voorgaande leidt ertoe dat de klachten naar het oordeel van de Kamer gegrond dienen te worden verklaard. De gerechtsdeurwaarder heeft door te handelen op een wijze als hiervoor aangegeven in strijd gehandeld met het bepaalde in de artikelen 17 en 19 van de Gerechtsdeurwaarderswet en de artikelen 3 en 7 van de Administratieverordening en daardoor een tuchtrechtelijke norm overschreden. Door het niet naleven van deze voorschriften heeft de gerechtsdeurwaarder een tijdig en adequaat toezicht op de financiële praktijk van zijn kantoor door het BFT ernstig bemoeilijkt. Op grond hiervan komt na te melden, aan de gerechtsdeurwaarder op te leggen, maatregel de Kamer passend voor. De Kamer heeft bij de beoordeling betrokken dat een aantal zaken inmiddels wel op orde zijn gebracht en tevens bij de beoordeling betrokken de door de gerechtsdeurwaarder bij brief van 3 juni 2005 verschafte aanvullende informatie. De Kamer is zich ervan bewust dat het BFT over de aanvullende informatie niet is gehoord. Naar het oordeel van de Kamer is dit echter geen belemmering om een beslissing te geven nu op grond van het navolgende aan deze informatie geen gevolgen worden verbonden. Gelet op het bewaringstekort tijdens de looptijd van de klacht en gelet het feit dat door het BFT onweersproken is gesteld dat het risico van een bewaringstekort blijft bestaan, omdat bij de eerste de beste tegenslag geen reserve aanwezig is, ziet de Kamer geen reden de op te leggen maatregel naar aanleiding van de brief van 3 juni 2005 te matigen. 4. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt. BESLISSING De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders: ? verklaart de klachten gegrond; ? legt aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van schorsing op voor de duur van een maand, welke maatregel van kracht wordt op een na onherroepelijk worden van de beslissing per aangetekende brief aan de gerechtsdeurwaarder door de Kamer medegedeelde datum. Aldus gegeven door mr. R.G. Kemmers, plaatsvervangend voorzitter, mr. H.C. Hoogeveen en N.J.M. Tijhuis, (plaatsvervangend) leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 juni 2005 in tegenwoordigheid van de secretaris. Coll.: Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.