Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AV3452

Datum uitspraak2006-03-01
Datum gepubliceerd2006-03-06
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Alkmaar
Zaaknummers14.015064-04
Statusgepubliceerd


Indicatie

Geldboete voor diefstal en vrijheidsberoving.


Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR Parketnummer : 14.015064-04 Datum uitspraak: 1 maart 2006 OP TEGENSPRAAK VERKORT VONNIS van de Rechtbank Alkmaar, Meervoudige Kamer voor Strafzaken, in de zaak van het OPENBAAR MINISTERIE tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], wonende te [adres en woonplaats]. Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 februari 2006. De rechtbank heeft kennisgenomen van - de vordering van de officier van justitie, die ertoe strekt dat de rechtbank de verdachte onder bewezenverklaring van het tenlastegelegde zal veroordelen tot geldboete van € 1000, -, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 20 dagen. Ten aanzien van de benadeelde partij heeft de officier van justitie gerequireerd tot toewijzing van de vordering tot een bedrag van € 1500, - (hoofdelijk), toewijzing van de advocaatkosten tot een bedrag van € 384,- en niet ontvankelijk verklaring ten aanzien van hetgeen meer is gevorderd; - hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht. 1. TENLASTELEGGING Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat zij op of omstreeks 13 mei 2004 in de gemeente Alkmaar in/uit een pand aan het Luttik Oudorp tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meer computers en/of een of meer telefoontoestellen en/of een of meer ordners met dossiers en/of een laptop en/of een reistas met correspondentie en/of financiële gegevens en/of een fotokopieerapparaat en/of een faxapparaat, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen genoemde [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan haar mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of een of meer van haar mededader(s) * dat pand, nadat [slachtoffer] de toegangsdeur had geopend, zijn binnengedrongen, althans tegen de wil van [slachtoffer] zijn binnengegaan, en/of * die [slachtoffer] heeft (hebben) toegevoegd:"Zo ventje, jou moeten we net hebben. Jij gaat met deze meneer ([medeverdachte]) mee", althans woorden van dergelijke strekking, en/of * die [slachtoffer] heeft (hebben) gedwongen in een ruimte van dat pand te verblijven onder "bewaking" van verdachte en/of een of meer van haar mededader(s), en/of * die [slachtoffer] heeft (hebben) toegevoegd dat het niet goed met hem ([slachtoffer]) zou aflopen als hij zou vragen of hij naar huis mocht, althans woorden van dergelijke strekking, en/of * die [slachtoffer] heeft (hebben) toegevoegd:"Wij zullen je pakken. Je zit vanavond achter de tralies", althans woorden van dergelijke strekking. Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zullen deze worden verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging. 2. BEWEZENVERKLARING De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat zij op 13 mei 2004 in de gemeente Alkmaar in/uit een pand aan het Luttik Oudorp tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een computer en ordners met dossiers en een laptop en een reistas met correspondentie en financiële gegevens, toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen genoemde [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of een of meer van haar mededader(s) * dat pand, nadat [slachtoffer] de toegangsdeur had geopend, zijn binnengedrongen en * die [slachtoffer] heeft toegevoegd: "Zo ventje, jou moeten we net hebben. Jij gaat met deze meneer ([medeverdachte]) mee" en * die [slachtoffer] hebben gedwongen in een ruimte van dat pand te verblijven onder "bewaking" van een van haar mededaders en * die [slachtoffer] heeft toegevoegd dat het niet goed met hem ([slachtoffer]) zou aflopen als hij zou vragen of hij naar huis mocht en * die [slachtoffer] heeft toegevoegd: "Wij zullen je pakken. Je zit vanavond achter de tralies". Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. 3. BEWIJS De rechtbank grondt de beslissing dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. 4. VERWEREN EN NADERE MOTIVERING Ter terechtzitting heeft verdachte een drietal verweren gevoerd, inhoudende: 1. de door de medeverdachte [medeverdachte] bij de politie afgelegde verklaringen kunnen niet meewerken tot het bewijs; 2. er kan geen sprake zijn van diefstal, nu de weggenomen goederen toebehoren aan de medeverdachte [medeverdachte], dan wel aan het aan [medeverdachte] toebehorende bedrijf [bedrijf medeverdachte]; 3. er is geen geweld gebruikt ten aanzien van [slachtoffer] en hij is niet bedreigd. De rechtbank overweegt hierover het volgende. Ten aanzien van de verschillende verklaringen die de medeverdachte [medeverdachte] (nader te noemen: [medeverdachte]) heeft afgelegd. [medeverdachte] heeft tegenover de politie twee inhoudelijke verklaringen afgelegd, te weten op 25 mei 2004 en op 26 mei 2004 Bij beide gelegenheden heeft [medeverdachte] een bekennende verklaring afgelegd, ook na te zijn bezocht door zijn raadsman. Bij de stukken die verdachte heeft overgelegd, bevindt zich voorts een verklaring van [medeverdachte], waarin deze zijn eerdere, bij de politie afgelegde verklaringen intrekt, omdat deze onder druk en bedreiging van het rechercheteam zouden zijn afgelegd. [medeverdachte] heeft daartoe in genoemde verklaring aangevoerd: …”werd mij voorgehouden dat “als ik niet alles zou toegeven, ik wel eens erg lang zou kunnen zitten”. De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende. De door [medeverdachte] aangegeven reden voor het afleggen van zijn verklaringen tegenover de politie kan, zo dit al bij verhoor tegen [medeverdachte] gezegd zou zijn, niet als ongeoorloofde druk worden beschouwd, waardoor gesteld kan worden dat [medeverdachte] deze verklaringen niet in vrijheid heeft afgelegd. Nu ook overigens zodanige druk niet aannemelijk is geworden, acht de rechtbank de door [medeverdachte] bij de politie afgelegde verklaringen betrouwbaar en kunnen deze meewerken tot het bewijs. Ten aanzien van de goederen. Ter terechtzitting hebben verdachte en haar medeverdachten verklaard dat het hun slechts te doen was om de goederen die eigendom waren van het aan [medeverdachte] voornoemd toebehorende bedrijf [bedrijf medeverdachte] en om hetgeen zij nodig dachten te hebben in verband met een juridisch conflict met het slachtoffer [slachtoffer]. Achteraf, zo hebben verdachte en haar medeverdachten verklaard, bleken er privé-spullen (waaronder een lap-top) van [slachtoffer] tussen de meegenomen goederen te zitten, welke privé-goederen later aan [slachtoffer] zijn teruggegeven. De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende. Voor zover verdachte bedoeld heeft te stellen dat zij niet het oogmerk had tot het zich wederrechtelijke toe-eigenen van enig goed dat aan [slachtoffer] toebehoorde, daar verdachte slechts de bedoeling had haar (dan wel haar medeverdachte [medeverdachte]) toebehorende goederen mee te nemen, overweegt de rechtbank dat verdachte door haar handelen in het minst genomen het risico heeft gelopen dat zij en haar medeverdachten eigendommen van een ander mee zouden nemen. Dit risico heeft zich (gezien de bewezenverklaring) ook verwezenlijkt en de medeverdachte [medeverdachte 1] heeft dit –in ieder geval ten aanzien van de weggenomen lap-top- ter terechtzitting ook erkend. De rechtbank verwerpt het verweer. Ten aanzien van de bedreiging met geweld. Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte en haar mededaders genoemde [slachtoffer] hebben bedreigd door hem met intimiderend optreden en te beletten het pand te verlaten, zoals in de bewezenverklaring is omschreven. Daadwerkelijk geweld in fysieke zin is daarvoor niet nodig. De rechtbank verwerpt het verweer. 5. STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is. Het bewezen verklaarde levert op: Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, gepleegd door twee of meer verenigde personen 6. STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar. 7. MOTIVERING VAN DE STRAF. De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte. De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen: Verdachte was betrokken bij een conflict omtrent de verkoop van het advocatenkantoor van het slachtoffer. In het kader van dit conflict zijn verdachten en zijn mededaders, in totaal zes personen, naar het kantoor van het slachtoffer gegaan. Mededaders hebben door intimiderend optreden het slachtoffer gedwongen in het kantoor te blijven, terwijl intussen een groot aantal goederen uit het kantoor werden weggehaald. Deze goederen behoorden sedert de verkoop grotendeels toe aan het bedrijf waarvan een van de mededaders eigenaar was. Echter zijn tevens een aantal goederen meegenomen die aan het slachtoffer toebehoorden. Het risico dat dit laatste zou gebeuren ligt, voorzover verdachte en zijn mededaders daar niet op uit waren, al in hun handelwijze besloten. De rechtbank acht de precieze inhoud en achtergrond van het zakelijk conflict voor de beoordeling van de strafzaak niet van belang. Vast staat dat de grenzen van een reguliere zakelijke conflictbeslechting verre zijn overschreden. Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op: - het op naam van de verdachte staand uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister, gedateerd 16 juni 2005, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder tot straf is veroordeeld. De rechtbank is van oordeel dat een geldboete behoort te worden opgelegd. Bij de bepaling van de hoogte daarvan heeft de rechtbank rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte. 8. BENADEELDE PARTIJ De benadeelde partij [slachtoffer], [adres en woonplaats slachtoffer], heeft vóór de aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 392.400,- vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag, welke vordering hij heeft gewijzigd in de vordering van € 3000,- (immateriele schade) en € 952,- (advocaatkosten), wegens schade die de verdachte met haar mededaders aan de benadeelde partij heeft toegebracht. Ter terechtzitting heeft de benadeelde partij de vordering toegelicht en verklaard dat hij van verdachte en haar mededaders ieder een bedrag van € 3000,- vordert, in totaal € 18.000,-. Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij niet van zo eenvoudige aard is dat die vordering zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering. De benadeelde partij kan de vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen. 9. TOEGEPASTE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN De op te leggen straf is gegrond op artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht. 10. BESLISSING De rechtbank: Verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders tenlaste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij. Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert de hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE vermelde strafbare feit. Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar. Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een geldboete van € 1000,- (eenduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 20 dagen. Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer], [adres en woonplaats slachtoffer] niet ontvankelijk in de vordering. Dit vonnis is gewezen door mr. H. de Klerk, voorzitter, mr. M.E.J. van Lieshout-Segers en mr. A.J. Dondorp, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S van Lingen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 1 maart 2006.