Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AV3913

Datum uitspraak2006-03-08
Datum gepubliceerd2006-03-08
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200504398/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 24 mei 2004 heeft appellant (hierna: het college) aan de gemeente Tilburg (hierna: vergunninghoudster) bouwvergunning verleend voor het plaatsen van een lichtreclame aan de voorgevel van het wijkgebouw aan de Kerkenbosplaats 1 te Tilburg.


Uitspraak

200504398/1. Datum uitspraak: 8 maart 2006 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: het college van burgemeester en wethouders van Tilburg, appellant, tegen de uitspraak in zaak no. 04/1280 van de rechtbank Breda van 25 april 2005 in het geding tussen: [wederpartijen], wonend te Tilburg, en appellant. 1.    Procesverloop Bij besluit van 24 mei 2004 heeft appellant (hierna: het college) aan de gemeente Tilburg (hierna: vergunninghoudster) bouwvergunning verleend voor het plaatsen van een lichtreclame aan de voorgevel van het wijkgebouw aan de Kerkenbosplaats 1 te Tilburg. Bij besluit van 24 november 2004 heeft het college het daartegen door [wederpartijen] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 25 april 2005, verzonden op die dag, heeft de rechtbank Breda (hierna: de rechtbank) het daartegen door [wederpartijen] ingestelde beroep gegrond verklaard, de beslissing op bezwaar vernietigd en het college opgedragen binnen tien weken na verzending en met inachtneming van de uitspraak een nieuw besluit te nemen. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft het college bij brief van 12 mei 2005, bij de Raad van State ingekomen op 18 mei 2005, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. Bij brief van 19 juli 2005 hebben [wederpartijen] van antwoord gediend. Bij besluit van 15 november 2005 heeft het college naar aanleiding van de uitspraak van de rechtbank het tegen het besluit van 24 mei 2004 door [wederpartijen] gemaakte bezwaar opnieuw ongegrond verklaard. Bij brief van 7 februari 2006 heeft de rechtbank het daartegen door [wederpartijen] ingestelde beroep doorgezonden naar de Afdeling. Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van [wederpartijen]. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 februari 2006, waar het college, vertegenwoordigd door mr. J.M.B. van Overdijk, ambtenaar van de gemeente, is verschenen. Voorts is als partij gehoord vergunninghoudster, vertegenwoordigd door J.M.B. van Overdijk voornoemd. 2.    Overwegingen 2.1.    Het bouwplan voorziet in het aanbrengen van een kunstwerk in de vorm van een als klok ingestelde blauwe neonverlichting met de tekst "www.ikwoonhier.nl", welke verlichting van 's-ochtends 07.00 uur tot 's-avonds 24.00 uur op het hele en het halve uur door middel van knipperen het aantal uren weergeeft. 2.2.    Ingevolge artikel 12, eerste lid, van de Woningwet mogen het uiterlijk en de plaatsing van een bouwwerk, zowel op zichzelf als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, niet in strijd zijn met de redelijke eisen van welstand, beoordeeld naar de criteria, bedoeld in artikel 12a, eerste lid, onderdeel a. 2.3.    Het college komt op tegen het oordeel van de rechtbank dat de lichteffecten van het bouwplan door de welstandscommissie ten onrechte niet zijn betrokken bij de toetsing van het bouwplan. Daartoe voert het aan dat hinderaspecten en lichteffecten niet binnen de grenzen van artikel 12 van de Woningwet vallen. 2.4.    Het welstandstoezicht in het kader van de Woningwet is niet beperkt tot toetsing van de bouwkundige elementen. De verlichting is een essentieel onderdeel van het onderhavige bouwwerk. Het college betoogt met recht dat eventuele hinder die van het knipperen uitgaat, gelet op artikel 44 van de Woningwet buiten het toetsingskader van de aanvraag om bouwvergunning valt. De verlichting kan evenwel ook een esthetische invloed hebben op de omgeving. Dat deze invloed in de op artikel 12a van de Woningwet gebaseerde welstandsnota van de gemeente Tilburg terzake doet, blijkt uit de algemene welstandscriteria in hoofdstuk 5 van die nota, waar het gaat om de relatie van het gebouw met het karakter van de reeds aanwezige bebouwing. In het bijzonder spreekt die relevantie uit paragraaf 13.11, waar voor lichtconstructies en -effecten als maatstaf van welstand is vermeld dat deze de architectuur moeten ondersteunen en niet de situatie mag ontstaan dat het gebouw als het ware de ondersteuningsconstructie voor de lichtinstallatie gaat vormen. Blijkens het advies van 17 november 2004 heeft de welstandscommissie slechts de vorm, afmeting en positionering van de lichtreclame getoetst aan de architectuur van het gebouw. De Afdeling is daarom met de rechtbank van oordeel dat deze commissie zich ten onrechte geen compleet beeld heeft gevormd van de verlichting, zodat het welstandsadvies een wezenlijk gebrek vertoont. Het college had dit advies dan ook niet aan zijn welstandsoordeel ten grondslag mogen leggen. Het betoog faalt derhalve. 2.5.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.6.    Het college heeft bij besluit van 15 november 2005 opnieuw op het bezwaarschrift van [wederpartij] beslist. Gelet op de artikelen 6:18 en 6:19, in samenhang met artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht, is dit besluit aan het oordeel van de Afdeling onderworpen. 2.7.    Blijkens het besluit heeft het college de welstandscommissie verzocht het bouwwerk - met name in verband met zijn omgeving - opnieuw te beoordelen. De welstandscommissie heeft het bouwwerk in haar vergadering van 31 augustus 2005 opnieuw positief beoordeeld. Zij heeft daartoe - aanvullend op het welstandsadvies van 17 november 2004 - het volgende overwogen:     "De commissie heeft zich gebogen over de vraag of de belettering op de gevel in de omgeving van het pand past. Het gebouw is gesitueerd aan een groot verkeersplein. Alle tegenoverliggende panden hebben een grote afstand tot het wijkcentrum. De belettering en verlichting passen qua afmetingen, vorm en uitstraling uitstekend in deze situatie en vormen naar het inzicht van de commissie geen enkele dissonante afwijking in dit centrumgebied".     Met dit advies is tegemoet gekomen aan de aangevallen uitspraak. Het college heeft zich in het besluit van 15 november 2005 voorts terecht op het standpunt gesteld dat in het betoog van [wederpartijen] dat het bouwplan niet past in de omgeving geen aanleiding is te vinden om het welstandsadvies naast zich neer te leggen, nu dit betoog niet is onderbouwd met een advies van een ander deskundig orgaan. Het college mocht derhalve tot de conclusie komen dat voornoemde welstandadviezen tezamen voldoen aan de criteria zoals opgenomen in de welstandsnota en de adviezen deswege inhoudelijk consistent zijn.     Nu zich ten aanzien van het bouwplan geen weigeringsgrond meer voordeed, was het college, gelet op artikel 44 van de Woningwet gehouden de bouwvergunning bij besluit van 15 november 2005 te handhaven. Anders dan [wederpartijen] betogen, stond het het college niet vrij om met het oog op hun belangen een aanpassing van dit plan te vorderen. Daarbij moet worden bedacht dat het eisen van een aanpassing in wezen zou neerkomen op het weigeren van een bouwvergunning voor het oorspronkelijke plan. Hetgeen [wederpartijen] overigens in beroep hebben aangevoerd, te weten het belang van de gemeente bij het gebruik van de verlichting in de avond- en nachturen, alsmede de financiële gevolgen van de gevoerde procedure, valt buiten het toetsingskader van de Woningwet. 2.8.    Het beroep van [wederpartijen] tegen het besluit van 15 november 2005 is derhalve ongegrond. 2.9.    Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld. 3.    Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I.    bevestigt de aangevallen uitspraak; II.    veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Tilburg tot vergoeding van bij [wederpartijen] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 322,00 (zegge: driehonderdtweeëntwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Tilburg aan [wederpartij] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald; III.    verklaart het beroep tegen de beslissing op bezwaar van 15 november 2005 ongegrond. Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, Voorzitter, en mr. P.A. Offers en mr. W.D.M. van Diepenbeek, Leden, in tegenwoordigheid van mr. R.P.F. Boermans, ambtenaar van Staat. w.g. Vlasblom    w.g. Boermans Voorzitter    ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 8 maart 2006 429.