Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AV3956

Datum uitspraak2006-03-02
Datum gepubliceerd2006-03-08
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersBK 898/04 Inkomstenbelasting
Statusgepubliceerd


Indicatie

In geschil is de ontvankelijkheid van het bezwaar.


Uitspraak

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK Kenmerk: 898/04 2 maart 2006 Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwar-den, tweede meervoudige belastingkamer, op het beroep van X te Z tegen de uitspraak van de inspecteur Belastingdienst/Noord/kantoor Leeuwarden (hierna: de inspecteur), gedaan op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de hem opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PH) voor het jaar 1998. 1. Ontstaan en loop van het geding 1.1 Aan belanghebbende werd voor het jaar 1998 met dagtekening 15 september 1999 een aanslag in de IB/PH opgelegd naar een belastbaar inkomen als bedoeld in de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (hierna te noemen: de Wet) van f 4.773,-. 1.2 Op 19 augustus 2004 is bij de inspecteur een (te laat) bezwaarschrift van belanghebbende ingekomen, gedateerd 18 augustus 2004. De inspecteur heeft bij de bestreden uitspraak van 15 september 2004 belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar (en de aanslag niet ambtshalve verminderd). 1.3 Belanghebbende is tegen deze uitspraak in beroep gekomen bij een beroepschrift (met bijlagen), dat op 11 oktober 2004 is ingekomen. 1.4 De inspecteur heeft een verweerschrift (met bijlagen) ingediend. 1.5 Vervolgens heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden ter zitting van 16 februari 2006, gehouden te Leeuwarden, alwaar aanwezig waren belanghebbende en namens de inspecteur drs. A. 1.6 Van alle genoemde (en hierna nog te noemen) stukken moet de inhoud als hier ingevoegd worden beschouwd. 2. De ontvankelijkheid van het bezwaar 2.1 Ingevolge artikel 23 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen juncto de artikelen 6:7 en 6:9 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan hij, die bezwaar heeft tegen een hem opgelegde aanslag, binnen zes weken na dagtekening van het aanslagbiljet een bezwaarschrift indienen bij de inspecteur. 2.2 Het bezwaarschrift is, gelet op het onder 1.1 en 1.2 vermelde, niet binnen zes weken na de dagtekening van de aanslag bij de inspecteur binnengekomen. 2.3 Belanghebbende heeft nog gesteld dat hij op 26 oktober 2003 al een bezwaarschrift heeft verzonden. De inspecteur heeft echter medegedeeld deze brief niet te hebben ontvangen. Belanghebbende -op wie ten deze de bewijslast rust- heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit wel zo is. 2.4 Het hof is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat belanghebbende terecht door de inspecteur niet-ontvankelijk is verklaard in zijn bezwaar. 2.5 Er zijn geen omstandigheden gesteld of aannemelijk geworden op grond waarvan van een verschoonbare termijnoverschrijding als bedoeld in artikel 6:11 van de Awb kan worden gesproken. Belanghebbende heeft weliswaar gesteld dat hij er te laat achter kwam dat zijn gemachtigde de post zelfstandigenaftrek niet invulde op de aangifte, maar deze omstandigheid -wat daar overigens van zij- komt voor risico van belanghebbende. 2.6 Het beroep moet gelet op het voorgaande ongegrond worden verklaard. 3. Proceskosten Het hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. 4. De beslissing Het gerechtshof verklaart het beroep ongegrond. Aldus vastgesteld op 2 maart 2006 door mr. J. Huiskes, raadsheer en voorzitter, mr. F.J.W. Drion, raadsheer, en mr. H. Bakker, raadsheer-plaatsvervanger, en op die dag in het openbaar uitgesproken door voornoemde voorzitter in tegenwoordigheid van de griffier mr. J. Vijver en ondertekend door voornoemde voorzitter. De griffier was verhinderd deze uitspraak mede te ondertekenen. Op 8 maart 2006 afschrift aangetekend verzonden aan beide partijen.