Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AV4730

Datum uitspraak2005-05-18
Datum gepubliceerd2006-03-14
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers97882 / HA ZA 04-775
Statusgepubliceerd


Indicatie

Artikel 6:197, tweede lid, aanhef en onder a BW.


Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD Sector civiel recht Enkelvoudige handelskamer Zaaknr/rolnr: 97882 / HA ZA 04-775 Uitspraak: 18 mei 2005 V O N N I S in de zaak, aanhangig tussen: de naamloze vennootschap N.V. INTERPOLIS SCHADE, gevestigd te Tilburg, eiseres, advocaat mr. H. Post te Helmond, procureur mr. F.W. van Vloten, en [gedaagde], wonende te [plaats], gemeente [gemeente], gedaagde, procureur mr. R.H. Broeksema. PROCESGANG In deze zaak is op 22 september 2004 een tussenvonnis gewezen. De rechtbank verwijst naar hetgeen in dat vonnis omtrent de procesgang staat vermeld. Ter rolle van 27 oktober 2004 heeft [gedaagde] aangegeven dat wordt afgezien van de vrijwaringsprocedure. Vervolgens zijn de volgende processtukken gewisseld: - een conclusie van repliek van de zijde van Interpolis; - een conclusie van dupliek van de zijde van [gedaagde]. Ten slotte is op verzoek van partijen vonnis bepaald. CONCLUSIES VAN PARTIJEN De vordering van Interpolis strekt ertoe dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] zal veroordelen: - tot betaling van EUR 7.368,05, vermeerderd met de wettelijke rente van 4,00% per jaar over EUR 6.460,13, vanaf 17 mei 2004 tot aan de dag der algehele voldoening; - in de kosten van dit geding, vermeerderd met de wettelijke rente over de proceskosten, vanaf veertien dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis. Tegen deze vordering heeft [gedaagde] verweer gevoerd met conclusie dat de rechtbank Interpolis niet-ontvankelijk zal verklaren in haar vordering, althans deze vordering zal afwijzen, althans deze zal matigen tot een door de rechtbank in goede justitie vast te stellen bedrag, met veroordeling van Interpolis in de kosten van deze procedure. MOTIVERING Vaststaande feiten 1. Tussen partijen staat als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, dan wel op grond van de onbetwiste inhoud van overgelegde producties, het navolgende vast. 2. Op 15 november 2000 is ten gevolge van brandstichting schade ontstaan aan een bij Interpolis verzekerde auto. Bij de brandstichting waren vier personen, waaronder [gedaagde], betrokken. 3. Interpolis heeft de eigenaar van voornoemde auto op 29 november 2000 schadeloos gesteld door betaling van EUR 6.460,13. 4. [gedaagde] is bij vonnis van 23 maart 2001 strafrechtelijk veroordeeld voor de brandstichting. Interpolis heeft zich niet als benadeelde partij in het strafproces gevoegd. 5. Bij brief van 10 december 2002 heeft Interpolis [gedaagde] aansprakelijk gesteld voor de schade. Vervolgens heeft Interpolis [gedaagde] schriftelijk aangemaand en in gebreke gesteld. Daarna heeft Interpolis de vordering ter incasso in handen van haar gemachtigde gesteld. Een en ander heeft niet geleid tot betaling van de gestelde schade. Standpunten van partijen 6. Het standpunt van Interpolis komt - zakelijk weergegeven - op het volgende neer. Interpolis is ingevolge artikel 284 van het Wetboek van Koophandel gesubrogeerd in de rechten van de eigenaar van de in brand gestoken auto. Aangezien alle bij de brandstichting betrokken personen hoofdelijk aansprakelijk zijn, kan Interpolis volstaan met het aanspreken van een van hen - [gedaagde] - voor de gehele schade. [gedaagde] kan op zijn beurt verhaal nemen op de anderen. [gedaagde] heeft bij de brandstichting een grotere rol gespeeld dan hij nu doet voorkomen. Zijn civielrechtelijke aansprakelijkheid kan gebaseerd worden op zijn strafrechtelijke veroordeling. Maar ook indien de rol van [gedaagde] bij de brandstichting marginaal was, is hij vanwege zijn gedragingen in groepsverband hoofdelijk aansprakelijk. De persoonlijkheid van [gedaagde] doet aan het voorgaande niets af. Voor matiging van de vordering bestaat geen aanleiding. De vordering is als volgt opgebouwd: dagwaarde auto EUR 5.552,57 accessoires EUR 907,56 wettelijke rente tot 17 mei 2004 EUR 115,74 buitengerechtelijke kosten incl. niet verrekenbare BTW EUR 788,97 leges EUR 3,21 totaal EUR 7.368,05. 7. Het standpunt van [gedaagde] komt - zakelijk weergegeven - op het volgende neer. De betrokkenheid van [gedaagde] bij de brandstichting dient te worden bezien in het licht van zijn persoonlijkheid op dat moment. [gedaagde] heeft feitelijk geen deel uitgemaakt van de groep die de brand heeft gesticht. Hij heeft slechts een marginale rol gespeeld en zijn strafrechtelijke veroordeling is geen reden om bij voorbaat civielrechtelijke aansprakelijkheid aan te nemen. [gedaagde] is gelet op het voorgaande, dan wel op grond van de redelijkheid en billijkheid niet hoofdelijk aansprakelijk. De hoogte van de gevorderde schade wordt betwist. Subsidiair dient het gevorderde bedrag te worden gematigd. Ten slotte wordt betwist dat buitengerechtelijke kosten zijn gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen. Beoordeling van het geschil 8. Partijen twisten thans over de vraag of [gedaagde] hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die op 15 november 2000 ten gevolge van brandstichting is ontstaan aan de bij Interpolis verzekerde auto. De rechtbank overweegt daarover het volgende. 9. Interpolis baseert haar vordering blijkens het door haar gestelde op onrechtmatige daad in groepsverband als bedoeld in artikel 6:166, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek. In dit artikel wordt bepaald dat indien één van tot een groep behorende personen onrechtmatig schade toebrengt en de kans op het aldus toebrengen van schade deze personen had behoren te weerhouden van hun gedragingen in groepsverband, zij hoofdelijk aansprakelijk zijn indien deze gedragingen hun kunnen worden toegerekend. 10. In artikel 6:197, tweede lid, onder a van het Burgerlijk Wetboek wordt bepaald dat de rechten uit artikel 166 niet vatbaar zijn voor subrogatie krachtens artikel 284 van het Wetboek van Koophandel, behoudens voor zover de uitkering door de verzekeraar de aansprakelijkheid van de verzekerde betreft en een ander krachtens dit artikel mede aansprakelijk was. 11. Voornoemd artikel 166 is in 1992 in het (Nieuw) Burgerlijk Wetboek opgenomen en vormde - tezamen met een aantal andere artikelen - een uitbreiding van de bestaande aansprakelijkheidsgronden. Teneinde alleen de benadeelde van deze uitbreiding te laten profiteren en niet tevens diens verzekeraar, is tegelijkertijd artikel 197 in werking getreden. Artikel 197 bevat dwingend recht, blijkens het bepaalde in het derde lid. 12. Nu noch Interpolis, noch [gedaagde] in de procedure het bepaalde in artikel 6:197, tweede lid, onder a, van het Burgerlijk Wetboek in hun stellingen hebben betrokken, zal de rechtbank hen daartoe achtereenvolgens alsnog in de gelegenheid stellen. 13. Voor het overige zal iedere beslissing worden aangehouden. BESLISSING De rechtbank stelt Interpolis in de gelegenheid zich bij akte uit te laten zoals aangegeven in rechtsoverweging 12. De zaak zal daartoe worden verwezen naar de rolzitting van woensdag 15 juni 2005, ambtshalve peremptoir. Aansluitend zal [gedaagde] een zelfde termijn worden gelaten voor antwoordakte van zijn zijde, ambtshalve peremptoir. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan. Dit vonnis is gewezen door mr. M.H.S. Lebens - de Mug en in het openbaar uitgesproken op woensdag 18 mei 2005 in tegenwoordigheid van de griffier.