Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AV4833

Datum uitspraak2006-03-03
Datum gepubliceerd2006-03-21
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers24-001991-05
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij onherroepelijk geworden arrest van dit hof [..] is verdachte vrijgesproken van - kort gezegd - de primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling, gepleegd op of omstreeks 18 mei 2004 te Hoogeveen, van de opsporingsambtenaar van de regiopolitie Drenthe [opsporingsambtenaar] gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, bestaande uit het geven van een kopstoot in het gezicht van die [opsporingsambtenaar]. Met betrekking tot de subsidiair ten laste gelegde mishandeling van die [opsporingsambtenaar], is de dagvaarding nietig verklaard. In de onderhavige zaak is aan verdachte ten laste gelegd - kort gezegd - mishandeling, gepleegd op of omstreeks 18 mei 2004 te Hoogeveen van de opsporingsambtenaar van de regiopolitie Drenthe [opsporingsambtenaar] gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, bestaande uit het geven van een kopstoot, waardoor die ambtenaar letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden. De (opnieuw) ten laste gelegde mishandeling betreft hetzelfde feitelijk gebeuren als de poging tot zware mishandeling ter zake waarvan verdachte was vrijgesproken. Mitsdien kan verdachte, gelet op artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht daarvoor niet andermaal worden vervolgd. Het hof zal daarom het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaren in de vervolging.


Uitspraak

Parketnummer: 24-001991-05 Arrest van 3 maart 2006 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank te Assen van 11 oktober 2005 in de strafzaak tegen: [verdachte], geboren op [1978] te [geboorteplaats], wonende te [woonplaats], [adres], verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. J.S. Muntinga, advocaat te Hoogeveen. Het vonnis waarvan beroep De politierechter in de rechtbank te Assen heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven. Gebruik van het rechtsmiddel De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen. Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. De beslissing op het hoger beroep Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen. Tenlastelegging Aan dit arrest is gehecht een fotokopie van de inleidende dagvaarding. De inhoud van de tenlastelegging wordt geacht hier te zijn overgenomen. Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging De raadsvrouw heeft ter zitting van het hof een preliminair verweer gevoerd, inhoudende dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging vanwege het in artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht neergelegde "ne bis in idem-beginsel", zoals in de aan het hof overgelegde pleitnotitie (met bijlagen) nader toegelicht. De advocaat-generaal heeft naar aanleiding van voormeld verweer gevorderd, dat het hof het verweer zal verwerpen en het openbaar ministerie ontvankelijk zal verklaren in de vervolging, omdat geen sprake is van "ne bis in idem", zoals in de aan het hof overgelegde conclusie nader toegelicht. Met betrekking tot voormeld preliminair verweer overweegt het hof als volgt. Bij onherroepelijk geworden arrest van dit hof van 21 juli 2005 onder parketnummer 24-000332-05 is verdachte vrijgesproken van - kort gezegd - de primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling, gepleegd op of omstreeks 18 mei 2004 te Hoogeveen, van de opsporingsambtenaar van de regiopolitie Drenthe [opsporingsambtenaar] gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, bestaande uit het geven van een kopstoot in het gezicht van die [opsporingsambtenaar]. Met betrekking tot de subsidiair ten laste gelegde mishandeling van die [opsporingsambtenaar], is de dagvaarding nietig verklaard. In de onderhavige zaak is aan verdachte ten laste gelegd - kort gezegd - mishandeling, gepleegd op of omstreeks 18 mei 2004 te Hoogeveen van de opsporingsambtenaar van de regiopolitie Drenthe [opsporingsambtenaar] gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, bestaande uit het geven van een kopstoot, waardoor die ambtenaar letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden. De (opnieuw) ten laste gelegde mishandeling betreft hetzelfde feitelijk gebeuren als de poging tot zware mishandeling ter zake waarvan verdachte was vrijgesproken. Mitsdien kan verdachte, gelet op artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht daarvoor niet andermaal worden vervolgd. Het hof zal daarom het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaren in de vervolging. De uitspraak HET HOF, RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP: vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende: verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging. Dit arrest is aldus gewezen door mr. Koolschijn, voorzitter, mr. Koers-van der Linden en mr. Stamhuis, in tegenwoordigheid van Boersma als griffier, zijnde mr. Stamhuis voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.